Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 februari 2019
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft mij op 21 december
jl. gevraagd om een reactie op het bericht van het Mulier Instituut dat stelde dat
bewegen en sport op een deel van het vmbo achter zou blijven bij de landelijke norm.
De commissie vraagt een reactie op deze brief met daarbij met name aandacht voor het
volgens haar achterblijvende lesaanbod bewegingsonderwijs in het vmbo. Met deze brief
ga ik in op dit verzoek.
In opdracht van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het Mulier
Instituut een 1-meting uitgevoerd naar lichamelijke opvoeding en sport in het voortgezet
onderwijs. Doel hiervan was om ontwikkelingen en trends van een aantal elementen van
lichamelijke opvoeding en sport, zoals het aantal lesuren, de kwaliteit van het lesaanbod,
het gebruik van (type) accommodatie en aanwezigheid aanvullend sportaanbod, te volgen
door de jaren heen.
Over de kwaliteit van het vak lichamelijke opvoeding zijn schoolleiders van middelbare
scholen over het algemeen zeer tevreden. Het Mulier Instituut concludeert dat in alle
onderwijsstromen van het voortgezet onderwijs de nodige aandacht is voor lessen lichamelijke
opvoeding. Wat betreft lichamelijk opvoeding is er sinds 2005 geen landelijke norm
meer voor een absoluut aantal uren, maar is het aantal uren lichamelijke opvoeding
dat voor 1 augustus 2005 door de school werd gegeven het uitgangspunt. Dit blijkt
uit de toelichting bij het inrichtingsbesluit (Wet op het Voortgezet Onderwijs, artikel
6b). Het gemiddeld totaal aantal klokuren voor lessen lichamelijke opvoeding verschilt
voor vrijwel alle schoolniveaus niet significant van de minimumtabel die als richtinggevend
wordt gezien voor een gewenste hoeveelheid lestijd. Maar het totaal aantal klokuren
voor de theoretische en gemengde leerweg in het vmbo is significant lager dan de minimumtabel.
Uit het onderzoeksrapport blijkt niet wat de reden is dat er in de theoretische en
gemengde leerweg (tl/gl) sprake lijkt te zijn van gemiddeld íets minder onderwijstijd
dan beoogd, en waarom dit specifiek speelt in deze twee leerwegen en niet in basisberoepsgerichte
en kaderberoepsgerichte leerwegen (bbl/kbl).
Het stemt mij tevreden dat de kwaliteit en kwantiteit van het vak lichamelijke opvoeding
in het voortgezet onderwijs grotendeels op orde zijn.
De Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO) heeft het Mulier Instituut
gevraagd om nog eens wat dieper in het onderzoek te duiken naar mogelijke oorzaken
van het licht achterblijven van de uren lichamelijke opvoeding op vmbo tl/gl, zoals
bijvoorbeeld de inzet van flexroosters met keuzeonderdelen. Verder heeft de KVLO aan
de Inspectie van het Onderwijs gevraagd of zij zich herkent in de uitkomsten bij tl/gl
en de ontwikkelingen op het gebied van lichamelijke opvoeding in de brugklassen en
wat de inspectie denkt dat de oorzaak is. De uitkomsten en mogelijke oplossingen hiervan
zal de KVLO delen met mijn departement.
De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media,
A. Slob