30 234 Toekomstig sportbeleid

Nr. 113 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 oktober 2014

In het AO van 2 juli 2014 (Kamerstuk 30 234, nr. 101) heb ik toegezegd de Tweede Kamer eind 2014 op de hoogte te stellen van de stand van zaken rondom de ontwikkeling van een nieuw gehandicaptensportbeleid. Aan deze toezegging geef ik met deze brief gehoor.

Inleiding

Het kabinet acht sport en bewegen voor mensen met een handicap van groot belang. Het is niet alleen leuk om te doen, het heeft ook een positieve invloed op de gezondheid, het is goed voor het zelfvertrouwen en sociale contacten. Sport en bewegen daagt uit om grenzen te verleggen en het stimuleert mensen met een handicap om actief deel te nemen aan de samenleving. Het kabinet heeft zich in het Regeerakkoord als doel gesteld dat iedereen makkelijk dichtbij huis moet kunnen sporten. Dat geldt ook voor mensen met een beperking.

Helaas blijft de sportparticipatie van mensen met een beperking nog steeds achter in vergelijking met mensen zonder handicap. Op 2 oktober 2013 heb ik u de monitor «Onbeperkt Sportief» aangeboden, een monitor naar de sportparticipatie van mensen met een beperking (Mulier Instituut, 2013). Naar aanleiding van deze monitor ben ik in gesprek gegaan met diverse betrokken partijen. Doel was om meer inzicht te krijgen in de knelpunten die mensen met een beperking ervaren om te gaan sporten en bewegen. Hierbij is ook intensief met de doelgroep zelf gesproken.

Dit alles heeft input opgeleverd voor een nieuw gehandicaptensportbeleid, dat ik in deze brief op hoofdlijnen nader toelicht. Het gehandicaptensportbeleid bevindt zich op dit moment in de ontwikkelfase. De concrete uitvoeringsplannen werk ik samen met betrokken partijen de komende periode nader uit.

Relevante ontwikkelingen rondom de gehandicaptensport

Organisatorische Integratie

Gehandicaptensport heeft de afgelopen periode een enorme ontwikkeling doorgemaakt. In de achterliggende jaren is geïnvesteerd in de bestuurlijke infrastructuur, waarbij VWS samen met de sportbonden en sportverenigingen heeft ingezet op organisatorische integratie binnen het reguliere sportaanbod. Alle sportbonden, die daarvoor in aanmerking komen, hebben een overeenkomst getekend waarin ze verklaren dat sporters met een handicap lid kunnen worden van en dus kunnen sporten bij de reguliere sportvereniging. Uitgangspunt hierbij is inclusief beleid, waarbij gelijke behandeling, ondersteuning en voorzieningen sleutelbegrippen zijn. Dat geldt overigens ook voor topsporters met een beperking. Paralympische topsporters hebben dezelfde voorzieningen en faciliteiten als topsporters zonder beperking, zoals bijvoorbeeld het stipendium. Hoewel de organisatorische integratie bestuurlijk is afgerond, ervaren mensen met een beperking in de praktijk nog steeds praktische belemmeringen bij het vinden van passend sportaanbod. Daarnaast sporten en bewegen mensen met een beperking juist ook vaak buiten de georganiseerde sport, bijvoorbeeld zwemmen en wandelclubjes in de buurt.

Landelijk Gehandicaptensportbeleid

Het kabinet heeft naar aanleiding van de beleidsbrieven «de Kracht van Sport» (2007) en «Sport en Bewegen in Olympisch perspectief» (2011) de afgelopen jaren actief ingezet op het vergroten van de sportparticipatie en integratie van mensen met een beperking binnen de sectoren onderwijs, zorg, revalidatie en de georganiseerde sport. Door meerjarige programma’s zoals «Zo kan het ook», «Special Heroes» en «Revalidatie, Sport en Bewegen» zijn meer mensen met een grote diversiteit aan handicaps gaan bewegen en sporten binnen woonzorginstellingen, het speciaal onderwijs en revalidatie-instellingen. Met deze programma’s is aangesloten bij de specifieke vindplaatsen van mensen met een beperking. Bovendien heeft VWS actief ingezet op het programma «Uitdagend Sportaanbod» (2008–2012). Bij dit programma zijn bijvoorbeeld 587 verenigingen zodanig versterkt dat zij passend sportaanbod voor gehandicapten kunnen aanbieden en in 23 sporten zijn nieuwe wedstrijdstructuren opgezet voor gehandicapten. Aangezien binnen de gehandicaptensport breedtesport en topsport dicht bij elkaar liggen, kan geconstateerd worden dat dit programma een grote bijdrage heeft geleverd aan het grote aantal behaalde medailles tijdens de Paralympische Spelen in Londen. Daarnaast is in 2012 het programma «Sport en Bewegen in de Buurt» gestart. Sporten voor mensen met een beperking is hier ook een onderdeel van.

Decentralisaties

Een andere ontwikkeling die van invloed is op gehandicaptensport, zijn de brede decentralisaties die op dit moment plaatsvinden. Net als de jeugdzorg ondergaan de huidige regelingen AWBZ en Wmo een transitie. De gemeenten worden per 2015 verantwoordelijk voor ondersteuning en begeleiding van hun burgers, waaronder gehandicapten. De extramurale verpleging en intramurale GGZ gaan naar de Zorgverzekeringswet. Het kabinet wil de AWBZ omvormen tot een landelijke voorziening voor de intramurale ouderen- en gehandicaptenzorg. Het is van belang dat sport- en beweegaanbieders komende jaren goede verbindingen maken met het sociaal domein en passend lokaal en regionaal aanbod kunnen aanbieden. Vanwege de diversiteit aan handicaps is gehandicaptensport versnipperd en met name regionaal georganiseerd. Dit vraagt om een actieve samenwerking tussen buurgemeenten om gehandicaptensport gezamenlijk te versterken.

Doelgroep gehandicapten

De monitor «Onbeperkt Sportief» geeft aan dat volgens de definitie van het CBS ruim 1,6 miljoen Nederlanders in de leeftijd van 12 tot en met 79 jaar een matige of ernstige handicap hebben. Dit betreft zowel mensen met een motorische handicap als mensen met een visuele en/of auditieve handicap. Daarnaast hebben naar schatting 130.000 mensen een verstandelijke handicap (IQ <70, AWBZ cijfers). Dit bij elkaar opgeteld hebben ruim 1,7 miljoen mensen een matige of ernstige handicap. De grote groep chronisch zieken van 5,3 miljoen (Toekomstverkenning, RIVM, 2014) wordt niet bij deze doelgroep gerekend, voor zover niet in combinatie met een handicap.

Uitkomsten Monitor Onbeperkt Sportief

De voornaamste uitkomsten uit de monitor «Onbeperkt Sportief» betreffen onder andere dat de sportdeelname achterblijft in vergelijking tot mensen zonder beperking (29% versus 59%) en dat sporters met een handicap minder vaak lid zijn van een sportvereniging. Met de ingezette landelijke programma’s van VWS is afgelopen jaren succesvol aangesloten bij de specifieke vindplaatsen van mensen met een beperking, zoals het speciaal onderwijs, zorg en revalidatie. Echter, de groep lichamelijke gehandicapten is het grootst en meest divers van aard en is vaak niet via een specifieke vindplaats te bereiken. De vraag naar gehandicaptensport blijkt versnipperd door de grote diversiteit van zowel de handicaps als de sportieve wensen van de doelgroep. Daarnaast is het aanbod beperkter dan in de reguliere sport. Om die reden is gehandicaptensport vaak regionaal georiënteerd en kan meer samengewerkt worden om versnippering van de vraag te voorkomen. De auteurs van de monitor adviseren daarom het sport- en beweegaanbod lokaal en regionaal in kaart te brengen en goed voor de doelgroep toegankelijk te maken. Zo wordt inzichtelijk wat het landelijk dekkend aanbod is en is te analyseren waar het aanbod achterblijft in relatie tot de potentiële vraag.

Probleemstelling

Wat zowel uit de monitor «Onbeperkt Sportief» als uit alle gesprekken met betrokken partijen uit het maatschappelijk veld blijkt, is het voornaamste aandachtspunt binnen de gehandicaptensport de mismatch tussen de vraag naar en het beschikbare sport- en beweegaanbod voor mensen met een beperking.

Inzet rijksoverheid

Hoewel het realiseren van passend sport- en beweegaanbod een lokale en regionale verantwoordelijkheid is, wil het kabinet verbinding tussen gemeenten en andere lokale partijen stimuleren en ondersteunen. Door in te zetten op het versterken van een regionale netwerkstructuur en het inzichtelijk maken van het lokale en regionale sport- en beweegaanbod, kan de komende jaren verschil gemaakt worden ten gunste van gehandicaptensport. Zeker in aansluiting op de decentralisaties, waarbij sport als kansrijk middel kan dienen. Hierbij wordt uiteraard aangesloten bij de diverse netwerken die reeds bestaan, zoals binnen de reguliere sport, het programma Sport en Bewegen in de Buurt, de zorg en de sociale netwerken die opgezet worden in het kader van de decentralisaties. Het is hierbij essentieel dat lokale en regionale partijen verbindingen maken om sport en bewegen in te bedden in de lokale structuur.

Programmaonderdelen gehandicaptensportbeleid 2015–2018

Het nieuwe gehandicaptensportbeleid is in ontwikkeling, waarbij globaal genomen vier programmaonderdelen centraal staan. De vier programmaonderdelen hebben een sterke onderlinge samenhang en kunnen niet geheel los van elkaar worden gezien. De concrete uitvoeringsplannen worden de komende periode nader uitgewerkt met betrokken partijen.

1. Opzetten van een regionale netwerkstructuur:

Door het opzetten van een regionale netwerkstructuur kan er een duidelijk match ontstaan tussen de vraag naar sport- en beweegaanbod en het beschikbare aanbod. Op dit moment zijn er in Nederland reeds diverse lokale en regionale samenwerkingsverbanden op het gebied van aangepast sporten. Deze samenwerkingsverbanden doen nagenoeg hetzelfde, maar weten van elkaar niet altijd dat ze bestaan en waar ze precies mee bezig zijn. Waar nodig kunnen deze netwerken versterkt en witte vlekken ingevuld worden. Hierbij zal per regio aangesloten worden bij de bestaande netwerken binnen aanpalende sectoren, zoals de zorg, revalidatie, onderwijs, welzijn, sport, sociale netwerken van de diverse decentralisaties etc.

2. Monitoring en Kennisdeling: vindbaarheid en zichtbaarheid

Om het aanbod goed op de vraag te laten aansluiten, is aanvullende monitoring en kennisdeling nodig. Door de beschikbare kennis meer te delen, wordt versnippering en het feit dat steeds opnieuw het wiel wordt uitgevonden, voorkomen. Er zijn meer feiten en cijfers nodig van de doelgroep. Daarnaast kan lokaal en regionaal het sport- en beweegaanbod meer in kaart gebracht worden. Ook kan deze informatie voor het publiek toegankelijker worden. Zo wordt inzichtelijk wat het landelijk dekkend aanbod is en is te analyseren waar het aanbod achterblijft in relatie tot de potentiële vraag. Tot slot is kennisdeling en bundeling van die kennis een aandachtspunt om versnippering te voorkomen.

3. Meer aandacht voor gehandicapten binnen het programma Sport en Bewegen in de Buurt (SBB)

Het programma Sport en Bewegen in de Buurt loopt van 2012 tot en met 2016 en biedt lokaal kansen om meer mensen te laten sporten en bewegen. Doel is een bijdrage te leveren aan een gezonde en actieve leefstijl door lokaal meer verbindingen tot stand te brengen tussen de sportsector en andere sectoren zoals onderwijs, zorg, welzijn, buitenschoolse opvang en het bedrijfsleven. Hoewel het programma SBB in principe voor iedereen is, ook voor mensen met een beperking, wordt geconstateerd dat het programma onvoldoende toegankelijk is voor mensen met een beperking. Om die reden zal specifieker worden ingezet op mensen met een beperking binnen dit programma via de Sportimpuls-regeling en de inzet van buurtsportcoaches voor de doelgroep gehandicapten.

4. Versterken sportverenigingen en andere sport- en beweegaanbieders:

Hoewel de organisatorische integratie is afgerond en gehandicaptensport formeel in het reguliere sportaanbod opgenomen is, vergt het meer tijd om aangepast sportaanbod volledig binnen organisaties in de praktijk in te bedden en een goede structuur op te zetten. Mensen met een handicap ervaren nog veel praktische knelpunten indien ze zich bij een sportclub melden. Bovendien sporten en bewegen mensen met een beperking ook vaak buiten de sportvereniging. Kwaliteitsverbetering van sportaanbod is een aandachtspunt, met name op het gebied van deskundig kader. Dit geldt zowel voor sportverenigingen als ook voor sport- en beweegaanbieders buiten de georganiseerde sport. Daarnaast kunnen partijen elkaar versterken en zorgen dat mensen met een handicap keuzemogelijkheden in de buurt hebben. De ontwikkeling van de open club-gedachte waarbij meerdere sporten worden aangeboden, is hier een goed voorbeeld van. Met het oog op de decentralisaties is het essentieel dat sport- en beweegaanbieders komende jaren zodanig worden versterkt dat zij passend lokaal en regionaal aanbod kunnen aanbieden en verbindingen maken met domeinen als zorg, welzijn, wmo en onderwijs. Het is van belang dat sportverenigingen en andere sport- en beweegaanbieders volwaardige partners worden in de sociale netwerken binnen het sociaal domein.

Conclusie

Het kabinet wil graag een nieuw gehandicaptensportbeleid ontwikkelen om verder in te zetten op integratie en participatie van mensen met een beperking binnen de samenleving. De lokale verantwoordelijkheid voor het sport- en beweegbeleid en de verbindingen die lokale en regionale partijen onderling kunnen maken, vormen hierbij een uitdaging. Uit de gesprekken met het maatschappelijk veld is gebleken dat er veel enthousiasme is om een nieuw gehandicaptensportbeleid vorm te geven. De komende maanden wil ik benutten om samen met de uitvoeringspartners te werken aan het uitwerken van (de inrichting van) het programma. De belangrijkste accenten en aandachtspunten hierbij heb ik vermeld in deze hoofdlijnenbrief. Zodra het nieuwe gehandicaptensportbeleid meer concrete vormen heeft aangenomen en van start zal gaan, zal ik u opnieuw informeren.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven