30 218
Wijziging van de Wet ruimtelijke ordening inzake de grondexploitatie

nr. 12
AMENDEMENT VAN DE LEDEN VERDAAS EN KNOPS

Ontvangen 21 juni 2006

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Na artikel I, onderdeel B, wordt een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

BA

Aan afdeling 3.6 wordt na paragraaf 3.5.3 een nieuwe paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 3.5.4 Grondgebruik en grondverwerving

Artikel 3.27a

1. De in artikel 18, eerste lid, van de onteigeningswet bedoelde dagvaarding kan geschieden, nadat een bestemmings- of inpassingsplan, waarbij toepassing is gegeven aan artikel 3.4, dan wel een projectbesluit, gelijktijdig met een exploitatieplan is vastgesteld.

2. Onverminderd artikel 59, eerste lid, van de onteigeningswet kan het vonnis van de rechtbank niet eerder in de openbare registers worden ingeschreven dan nadat het bestemmingsplan, het inpassingsplan of het projectbesluit onherroepelijk is geworden.

3. In aanvulling op de artikelen 54 en 59 van de onteigeningswet is ten behoeve van de in het tweede lid bedoelde inschrijving een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dan wel een verklaring van de secretaris van de Raad van State nodig, waaruit blijkt dat het bestemmingsplan, het inpassingsplan of het projectbesluit onherroepelijk is geworden.

II

Na artikel I wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

IA

In artikel 85 van de onteigeningswet wordt «artikel 13, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening» vervangen door: artikel 3.4 van de Wet ruimtelijke ordening.

Toelichting

Met de wijziging in onderdeel A wordt in artikel 3.27a, in afwijking van de onteigeningswet een versnelling in de onteigeningsprocedure mogelijk gemaakt. De onteigeningswet schrijft voor dat een dagvaarding kan worden uitgebracht nadat het besluit tot onteigening onherroepelijk is geworden. Ingevolge het eerste lid kan de dagvaarding reeds worden uitgebracht op het tijdstip waarop een op uitvoering in de naaste toekomst gericht bestemmings- of inpassingsplan tezamen met een exploitatieplan wordt vastgesteld. Als deze samenloop zich voordoet is er in de regel sprake van een ontbreken van overeenstemming over de exploitatie van het plan. Een exploitatieplan is immers verplicht als er niet tevoren met alle betrokken partijen een exploitatieovereenkomst tot stand is gekomen of het kostenverhaal anderszins is verzekerd. Een versnelling van de onteigeningsprocedure zonder uiteraard de rechten van de onteigende aan te tasten, kan de uitvoering van dat in de naaste toekomst te verwezenlijken plan ten goede komen.

In artikel 3.27a, tweede lid, wordt in aansluiting hierop vastgelegd dat het onteigeningsvonnis niet eerder kan worden ingeschreven dan nadat het bestemmingsplan of projectbesluit ter uitvoering waarvan wordt onteigend, onherroepelijk is geworden. Dit moet dan volgens het derde lid blijken uit een desbetreffende verklaring van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State of van de secretaris van de Raad. Het tweede en derde lid waarborgen derhalve dat er geen onteigening kan plaatsvinden voordat de onteigeningstitel onherroepelijk is geworden.

De wijziging van artikel 85 van de onteigeningswet in onderdeel B betreft een technische aanpassing van dat artikel aan de Wet ruimtelijke ordening, meer in het bijzonder vanwege het nieuwe artikel 3.27a.

Verdaas

Knops

Naar boven