30 211
Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met het vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij en de sportvisakte alsmede enkele andere wijzigingen van deze wet

nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID VAN DER VLIES C.S.

Ontvangen 15 juni 2006

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel I, onderdeel C, wordt het derde lid van artikel 10 vervangen door:

3. Geen akte wordt verleend aan diegene, die:

a. de binnenvisserij niet op bedrijfsmatige wijze uitoefent;

b. ingevolge artikel 57 de bevoegdheid om krachtens een akte te vissen is ontzegd, zolang de ontzegging duurt.

Voor de toepassing van dit lid worden bij ministeriële regeling nadere regels gesteld.

Toelichting

Met de voorgestelde wijziging wordt bewerkstelligd dat het gebruik van beroepsvistuigen wordt voorbehouden aan visrechthebbenden die op een beroepsmatige wijze de binnenvisserij uitoefenen. Hiermee komt dit amendement tegemoet aan de door de regering uitgesproken wens in 2004 (25 268, nr. 17, p. 2). Beperking van de beroepsvistuigen is nodig omdat grote vistuigen meer en diepgaander kunnen ingrijpen in de visstand en het visstandbeheer. Er moeten nadere regels worden gesteld wat verstaan moet worden onder «een bedrijfsmatige wijze». Dit kan bijvoorbeeld worden uitgedrukt in oppervlakte viswater en/of inkomsten.

Bij koninklijk besluit waar de inwerkingtreding van de artikelen wordt geregeld, wordt voor dit onderdeel een overgangstermijn in acht genomen.

Van der Vlies

Lenards

Kruijsen

Van den Brink

Slob

Naar boven