30 211
Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met het vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij en de sportvisakte alsmede enkele andere wijzigingen van deze wet

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 21 juli 2005 en het nader rapport d.d. 18 augustus 2005, aangeboden aan de Koningin door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 13 juni 2005, no. 05.002194, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende het vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij en de sportvisakte alsmede enkele andere wijzigingen van de Visserijwet 1963, met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel voorziet in het vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij (verder: OVB). De taken en bevoegdheden worden deels overgedragen aan de minister en deels overgelaten aan de maatschappelijke organisaties van de binnenvisserij. De Raad de State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een aantal opmerkingen. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 13 juni 2005, no. 05.002194, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 21 juli 2005, no. W11.05.0217/V bied ik U hierbij aan.

De Raad van State maakt een aantal opmerkingen die in het navolgende worden besproken.

1. Het convenant

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de OVB en de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties (verder: NVVS) hebben in een convenant afgesproken dat een nieuwe rechtspersoon wordt opgericht: de Vereniging Sportvisserij Nederland (verder: VSN). De memorie van toelichting op het wetsvoorstel verwijst veelvuldig naar het convenant. Ten behoeve van de kenbaarheid van dit document voor belanghebbenden en gelet op de overgang van de OVB naar de VSN en de consequenties hiervan, beveelt de Raad aan het convenant op te nemen als bijlage bij de memorie van toelichting op het wetsvoorstel.

1. Naar aanleiding van de eerste opmerking van de Raad van State is het convenant van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij (verder: OVB) en de Nederlandse Vereniging van Sportvissersfederaties, ter informatie als bijlage toegevoegd bij de memorie van toelichting op het wetsvoorstel. Sinds de ondertekening van dit convenant op 15 juni 2004 hebben de OVB en de NVVS nadere afspraken gemaakt over de oprichting van de nieuwe organisatie. Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om hieraan een passage te wijden in de memorie (onder 3.2).

2. Overgang personeel

Artikel II van het wetsvoorstel regelt de overgang van het personeel van de OVB naar de VSN. Daarbij wordt echter niet voorzien in een regeling waarin is bepaald dat de rechtspositie van het personeel na de overgang ten minste gelijkwaardig is aan die welke gold bij de OVB. Uit de memorie van toelichting is evenmin af te leiden dat hiervan na de overgang sprake is. Volgens de memorie van toelichting wordt de overgang van het personeel nader uitgewerkt door het bestuur van de OVB, met inachtneming van de uitgangspunten van het convenant.1 De overgang verdient echter, gelet op de ingrijpende aard ervan, regeling bij wet.

De Raad adviseert artikel II in deze zin aan te vullen.

2. Naar aanleiding van het advies van de Raad van State is de overgangsregeling voor het personeel van de OVB uitgebreid in het wetsvoorstel. In artikel II is toegevoegd dat de rechtspositie van de personen die in dienst treden van de nieuwe rechtspersoon in totaliteit ten minste gelijkwaardig is aan die welke voor elk van hen gold bij de OVB. Deze bepaling wordt door het OVB bestuur, als werkgever, in overleg met de vakbonden nader uitgewerkt.

3. De goedkeuring van de Kamer voor de Binnenvisserij

Het wetsvoorstel voorziet in vervanging van het vereiste van een (publiekrechtelijke) vergunning voor sportvissers (de zogenaamde kleine visakte) in het huidige artikel 21 van de Visserijwet 1963 door een (privaatrechtelijke) schriftelijke toestemming van de rechthebbende op het visrecht. Behalve voor het vissen met een of meer hengels of een of meer peuren (de voorgestelde nieuwe uitzondering in artikel 22, zesde lid, onder a van de wet) is goedkeuring door de Kamer voor de Binnenvisserij (verder: de Kamer) vereist ingevolge artikel 22, eerste lid, van de wet. De goedkeuring is volgens de memorie van toelichting van publiekrechtelijke aard.2 De uitzonderlijke figuur van publiekrechtelijke goedkeuring van een privaatrechtelijk verleende toestemming behoeft rechtvaardiging. Niet zonder meer is evident dat de bescherming van de visserijbelangen de goedkeuring vordert van andere vormen van toestemming dan de zogenaamde grote (publiekrechtelijke) visaktes, mede in aanmerking genomen de doelstelling van het wetsvoorstel om de regelgeving te vereenvoudigen.

De Raad adviseert het vereiste van de goedkeuring door de Kamer nader te beperken.

3. Het advies van de Raad om het vereiste van goedkeuring door de Kamer van de Binnenvisserij van de privaatrechtelijke toestemmingen nader te beperken, zal ik meenemen in de nadere besluitvorming over de positie van de Kamer. Met onderhavig wetsvoorstel wordt de rol van Kamer beperkt, door het vervallen van het vereiste van goedkeuring voor privaatrechtelijke toestemmingen voor het vissen met hengels en peuren. Verdere beperking zou inhouden het laten vervallen van het vereiste van goedkeuring voor privaatrechtelijke toestemmingen voor het vissen met grote vistuigen. Daarmee zou de taak van de Kamer geheel verdwijnen. De positie van de Kamer voor de Binnenvisserij is momenteel onderwerp van zorgvuldig onderzoek. Voorstellen voor verdergaande vereenvoudiging op dit punt zal ik binnenkort doen toekomen aan de Tweede Kamer.

4. Redactionele kanttekeningen

Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

4. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn overgenomen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. van Dijk

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W11.05.0217/V met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– Artikel I, onderdeel B, na «21, tweede lid,» invoegen: onder a en b,

– Artikel I, onderdeel D, voorziet in een nieuw onderdeel c, van artikel 21, tweede lid. Daarin wordt de term «visrechthebbende» gebezigd. Deze term wordt gedefinieerd, noch gebezigd in de Visserijwet 1963. De term «visrechthebbende» vervangen door een begripsomschrijving.

– Artikel I, onderdeel E, na «artikelen 22» invoegen: eerste, tweede, derde, vierde en vijfde lid,

– Artikel I, onderdeel L, van het wetsvoorstel: «In artikel 56, eerste lid,» vervangen door: In artikel 56, tweede lid

– Artikel 17, eerste lid, en artikel 21, tweede lid, onderdeel d, van de Visserijwet 1963 verwijzen naar artikel 10, negende lid, van de Visserijwet 1963. De regeling van artikel 10, negende lid, is in het voorliggende wetsvoorstel opgenomen in artikel 10, achtste lid. De artikelen 17, eerste lid, en 21, tweede lid, onderdeel d, wijzigen zodat wordt verwezen naar artikel 10, achtste lid.

– In Hoofdstuk V van de Visserijwet 1963 het opschrift van Afdeling II vervangen door: Het orgaan


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Memorie van toelichting, paragraaf 7 Artikelsgewijze toelichting.

XNoot
2

Memorie van toelichting, paragraaf 3.3 Noodzakelijke randvoorwaarden.

Naar boven