30 211
Wijziging van de Visserijwet 1963 in verband met het vervallen van de Organisatie ter verbetering van de binnenvisserij en de sportvisakte alsmede enkele andere wijzigingen van deze wet

29 675
Zee- en kustvisserij

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 27 oktober 2006

Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer (TK) van de wijziging van de Visserijwet 1963 inzake o.a. het vervallen van de Organisatie voor de verbetering van de binnenvisserij (OVB) en de sportvisakte op 15 juni 2006 heb ik toegezegd dat ik uw Kamer vóór 1 november a.s. een concept doe toekomen van de regeling waarmee het gebruik van zogenoemde beroepsvistuigen of grote vistuigen wordt gereguleerd (TK 2005–2006, 30 211, nr. 91, p. 5591–5607). Met deze brief stuur ik u conform mijn toezegging dit concept toe.1

In de conceptregeling is – kort gezegd – een verbod neergelegd om op de binnenwateren te vissen met grote vistuigen. Degene die aan het in de conceptregeling neergelegde areaals- en inkomenscriterium voldoet en dit door middel van een accountantsverklaring kan aantonen is vrijgesteld van dit verbod.

Het verbod heeft in dit stadium geen betrekking op de hengel en de peur. De peur is een traditioneel sportvisserijvistuig bedoeld voor de visserij op aal, dat nog door een beperkte groep sportvissers wordt toegepast. Omdat met de peur op aal wordt gevist, zal een beperking van de peurvisserij tezamen met de overige vormen van aalvisserij aan de orde komen in het kader van de uitvoering van de nog in voorbereiding zijnde Verordening van de Europese Raad met betrekking tot het herstel van de aal.

Voor de nadere motivering, de inhoud en opzet van de conceptregeling verwijs ik naar de uitvoerige toelichting bij deze regeling, die u eveneens bijgevoegd aantreft.

De opgestelde conceptregeling is ter reactie voorgelegd aan en besproken met het Productschap Vis, de Combinatie van Beroepsvissers, Sportvisserij Nederland en de Unie van waterschappen, de Land- en tuinbouworganisatie Nederland en de Federatie Particulier Grondbezit. Dit heeft nog geleid tot enkele aanpassingen in de tekst van de conceptregeling en de toelichting daarop.

Ten aanzien van het eveneens toegezegde handhavingsdocument voor de visserijregelgeving merk ik op dat nog afstemming plaatsvindt met het Openbaar Ministerie en het Ministerie van Justitie, die medeverantwoordelijk zijn voor het document. Overigens is op de contouren van dit document uitgebreid ingegaan in de brief van 29 mei 2006 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2005–2006, 29 675, nr. 16). In de handhavingspraktijk wordt reeds gehandeld overeenkomstig deze contouren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven