30 208
Regels omtrent meeteenheden en omtrent het in de handel brengen en het gebruik van meetinstrumenten (Metrologiewet)

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 11 november 2005

Graag spreek ik mijn erkentelijkheid uit voor de voorspoedige behandeling van het wetsvoorstel door de vaste Commissie voor Economische Zaken. Met genoegen heb ik kennis genomen van het feit dat de meeste fracties het wetsvoorstel voldoende voorbereid achten voor de openbare behandeling. Slechts van de zijde van de CDA-fractie is op één punt verzocht om een nadere toelichting.

De leden van het CDA vroegen of voor de gebieden die niet onder mijn competentie vallen er geen vergelijkbare regels moeten gelden als voor de gebieden die wel onder mijn competentie vallen. Zoals in de memorie van toelichting al is aangegeven, biedt de metrologie de basis voor betrouwbare metingen. Hierbij ligt het accent op de fase dat deze instrumenten gebruikt worden om goederen te wegen of te meten. De richtlijn meetinstrumenten heeft betrekking op tien categorieën meetinstru- menten. Met uitzondering van de uitlaatgastesters zijn deze op dit moment allemaal in de ijkwetgeving geregeld. Ten aanzien van deze meetinstrumenten is door het onderzoeksbureau Lysias geïnventariseerd voor welke toepassingsgebieden deze instrumenten gebruikt worden. De conclusie is dat naast eerlijke handel, het heffen van belastingen en consumentenbescherming er nagenoeg geen andere toepassingsgebieden zijn waar deze specifieke meetinstrumenten worden gebruikt. Deze toepassingsgebieden worden in de nieuwe regelgeving opgenomen zodat de door de IJkwet gewaarborgde belangen ook in de nieuwe Metrologiewet verankerd zijn. Voorts wordt op dit moment door alle ministeries geïnventariseerd of met betrekking tot deze tien categorieën meetinstrumenten in de op hun terrein vallende regelgeving metrologische eisen worden gesteld. De richtlijn meetinstrumenten laat immers geen afwijkende nationale metrologische eisen meer toe. Indien in andere regelgeving regels worden gesteld met betrekking tot een van de tien bedoelde meetinstrumenten zal in overeenstemming met de betrokken minister in de lagere regelgeving het desbetreffende toepassingsgebied worden toegevoegd aan de meettaak, zodat ook deze belangen gewaarborgd blijven.

Deze leden vroegen of bijvoorbeeld de metingen in het kader van de bescherming van het milieu en andere toepassingsgebieden niet dezelfde betrouwbaarheid zouden moeten bieden als de metingen in het kader van de consumentenbescherming of eerlijke handel. Betrouwbare meetresultaten in het kader van bijvoorbeeld milieubescherming vallen alleen binnen de werkingssfeer van de richtlijn als ze worden uitgevoerd met een meetinstrument dat behoort tot één van de tien hiervoor geduide meetinstrumenten. De meetresultaten waar de leden van de CDA-fractie in hun voorbeeld op doelden (geluidsniveaus en bodem- en luchtkwaliteit) worden met behulp van andere meetinstrumenten of methodieken bepaald. Dat laat onverlet dat ook de betrouwbaarheid van dit soort metingen van belang is. De metingen op de verschillende terreinen zijn allereerst een zorg van de bewindspersoon die verantwoordelijk is voor het desbetreffende beleidsterrein. Bij voorgeschreven metingen zal ook altijd afgewogen moeten worden langs welke weg de betrouwbaarheid van de meting bereikt kan worden. Met betrekking tot het geluid kan als voorbeeld genoemd worden de NEN-norm 5077 «Geluidwering in gebouwen -Bepalingsmethode voor de grootheden voor luchtisolatie, contactgeluidisolatie, geluidwering van scheidingsconstructie en geluidniveaus veroorzaakt door installaties». Het Bouwbesluit 2003 verwijst naar deze norm waarin zowel de nauwkeurigheid van de meting zelf als de nauwkeurigheid van de geluidsmeters zijn vastgelegd. Bij bodem- en luchtkwaliteit ligt de zaak iets gecompliceerder. Het gaat daar vaak niet om een bepaald meetinstrument maar meer om een geschikte analysemethode. Het monster moet voordat het geanalyseerd kan worden veelal eerst een voorbewerking ondergaan. Deze is afhankelijk van het feit of er al dan niet vluchtige componenten bepaald moeten worden. Vervolgens zijn er diverse analysemethoden om de verontreiniging te meten. Zowel de voorbewerking als de verschillende analysemethoden zijn vastgelegd in relevante NEN-normen.

Bovenstaande vragen van de leden van de CDA-fractie met betrekking tot de betrouwbaarheid van metingen in andere toepassingsgebieden leidden uiteindelijk tot hun vraag of de vrijwilligheid van artikel 5, eerste lid, van het wetsvoorstel wel volledig in lijn is met de richtlijn meetinstrumenten. Hierover merk ik op dat het doel van de richtlijn meetinstrumenten is het realiseren van een interne markt voor de tien categorieën meetinstru- menten die in de richtlijn genoemd zijn. Daartoe wordt een aantal van de bestaande bijzondere (technisch verouderde) richtlijnen op het gebied van de metrologie vervangen door één nieuwe aanpak richtlijn. De richtlijn laat het echter expliciet aan de lidstaten over om het gebruik van wettelijk gecontroleerde meetinstrumenten bij bepaalde toepassingen al dan niet voor te schrijven. De beslissing van de lidstaat om voor een bepaald meetinstrument geen regels te stellen mag niet tot handelsbelemme- ringen leiden en moet gemotiveerd zijn. Zoals gezegd, beperkt de richtlijn zich tot het vrije verkeer van goederen, zij het dat de bevoegdheid van de lidstaten om al dan niet voor metrologische controle te kiezen aan bepaalde voorwaarden is gebonden. In dat kader ben ik van mening dat de invulling van de richtlijn die in artikel 5, eerste lid, van het wetsvoorstel is opgenomen, in lijn is met de bedoeling van de richtlijn.

De Minister van Economische Zaken,

L. J. Brinkhorst

Naar boven