30 208
Regels omtrent meeteenheden en omtrent het in de handel brengen en het gebruik van meetinstrumenten (Metrologiewet)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 6 oktober 2005

De vaste commissie voor Economische Zaken1, belast met het voorbereidend onderzoek naar bovengenoemd wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennis genomen van het voorstel van wet voor meetinstrumenten, kortweg de Metrologiewet genoemd. Deze leden merken op dat deze nieuwe wet alle elementen van de oude IJkwet heeft overgenomen, aangepast aan de eisen van de Europese richtlijn.

De nieuwe wet heeft weinig gevolgen voor de sector. Er is een uitzondering: als gevolg van de Europese richtlijn kunnen bedrijven voor het certificeren van hun meetinstrumenten ook naar andere Europees erkende instellingen gaan. Ze zijn niet meer verplicht dat bij het Nederlandse NMI te doen.

Volgens de leden van de CDA-fractie betreft het een correcte implementatie van de Europese richtlijn meetinstrumenten. Deze leden hebben slechts een vraag:

In artikel 5 lid 1 van het wetsvoorstel staat: «Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen uit hoofde van openbaar belang, volksgezondheid, openbare veiligheid, openbare orde, milieubescherming en consumentenbescherming of ten behoeve van eerlijke handel, van heffing van belastingen of van andere heffingen, regels worden gesteld omtrent meetinstrumenten met een meettaak ten behoeve van een specifieke toepassing»

Geconstateerd wordt dat een aantal van deze toepassingen niet valt onder de competentie van de minister van Economische zaken en het wordt aan de bevoegde ministers overgelaten nadere regels te stellen. De leden van de CDA-fractie stellen zich de vraag of niet, net zoals voor consumentenbescherming en voor eerlijke handel, het van belang is dat de resultaten van metingen voor de bescherming van het milieu (bijv. geluidsniveaus, bodem- en luchtkwaliteit, etc) en voor andere toepassingsgebieden betrouwbaar zijn, overeenkomstig de essentie van de richtlijn meetinstrumenten. Moeten dan ook niet voor die andere toepassingsgebieden vergelijkbare regels gelden als voor die gebieden die wel binnen de competentie van de minister van Economische Zaken vallen? Met andere woorden: is de vrijwilligheid die in artikel 5.1 wordt geboden wel in volledig in lijn met de bedoeling van richtlijn meetinstrumenten?

De voorzitter van de commissie,

Hofstra

De griffier van de commissie,

Tielens-Tripels


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Crone (PvdA), Bakker (D66), Hofstra (VVD), Voorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), Ondervoorzitter, Atsma (CDA), Timmermans (PvdA), Vendrik (GL), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Slob (CU), Van den Brink (LPF), Kortenhorst (CDA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Van Velzen (SP), Varela (LPF), Algra (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), De Krom (VVD), Heemskerk (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA) en Jungbluth (GL).

Plv. leden: Tichelaar (PvdA), Dittrich (D66), Örgü (VVD), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Hijum (CDA), Koenders (PvdA), Duyvendak (GL), Joldersma (CDA), Van Egerschot (VVD), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Verburg (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Vacature (SP), Vacature (algemeen), Van As (LPF), De Haan (CDA), Blok (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Van Heteren (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Waalkens (PvdA), Szabó (VVD), Van Dijk (CDA) en Van Gent (GL).

Naar boven