nr. 4
NADER RAPPORT1
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 24 augustus 2005, aangeboden
aan de Koningin door de minister van Economische Zaken.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 7 april
2005, nr. 05.001274, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 7 juli 2005, nr. W10.05.0112/II, bied ik U hierbij
aan.
Het voorstel geeft de Raad van State geen aanleiding tot het maken van
inhoudelijke opmerkingen.
Aan de redactionele opmerkingen van de Raad van State is op twee uitzonderingen
na gevolg gegeven. De opmerking ten aanzien van artikel 22 (in de aan de Raad
voorgelegde tekst genummerd als artikel 23) is niet gevolgd, omdat uit de
samenhang van artikel 1, onderdeel i, en artikel 22 al volgt dat het verbod
op het in gebruik nemen van een meetinstrument de eerste gebruiker geldt.
Voorts is de opmerking inzake artikel 47 (in de aan de Raad voorgelegde tekst
genummerd als artikel 48) niet gevolgd omdat daardoor de schijn zou kunnen
worden gewekt dat in die periode de erkenning niet meer ingetrokken kan worden.
Mede als gevolg van de redactionele opmerkingen van de Raad van State
zijn in het wetsvoorstel en in de memorie van toelichting nog enkele, voornamelijk
technische, wijzigingen van ondergeschikte aard opgenomen, zoals het vervallen
van het naast artikel 9 (in de aan de Raad van State voorgelegde tekst: artikel
9, eerste lid) overbodige artikel 8, tweede lid, en artikel 9, tweede lid.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Minister van Economische Zaken,
L. J. Brinkhorst