30 200
Wijziging van belastingwetten en enige andere wetten in verband met noodzakelijk technisch herstel (Technische herstelwet 2005)

nr. 5
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 28 juli 2005 en het nader rapport d.d. 16 augustus 2005, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Financiën. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2005, no. 05.002660, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Staatssecretaris van Financiën, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van belastingwetten en enige andere wetten in verband met noodzakelijk technisch herstel (Technische herstelwet 2005), met memorie van toelichting.

Het voorstel heeft betrekking op aanpassingen van technische aard in verschillende fiscale wetten. De Raad van State onderschrijft de strekking van het voorstel, maar plaatst enkele kanttekeningen bij met name de gebruikelijk-loonregeling. De Raad is van oordeel dat in verband daarmee enige aanpassing van het voorstel wenselijk is.

Blijkens de mededeling van de Directeur van uw kabinet van 18 juli 2005, no. 05.00.2660, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovengenoemde voorstel van wet rechtstreeks aan de Staatssecretaris van Financiën te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 28 juli 2005, no. W06.05.0340/IV, bied ik u hierbij aan.

Naar aanleiding van het advies van de Raad merk ik het volgende op.

1. Het gebruikelijke loon voor de toepassing van de zogenoemde gebruikelijk-loonregeling was gesteld op het bedrag waarover maximaal de premie voor de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) kon worden geheven. Na het vervallen van de WAZ wordt aangesloten bij de berekening die ook ten grondslag had kunnen liggen aan de maximale WAZ-grondslag. Het voorstel om met deze berekeningswijze te breken en in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 (Wet LB 1964) het bedrag van het gebruikelijke loon op te nemen, maakt de regeling eenvoudiger en meer doorzichtig. Teneinde veelvuldige wijziging van de Wet LB 1964 om het voorgestelde vaste bedrag van € 40 000 aan te passen te voorkomen adviseert de Raad het bedrag jaarlijks wettelijk te indexeren. Daarbij kan worden aangesloten bij artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Wet IB 2001) of kan een specifieke indexeringsbepaling in de Wet LB 1964 worden opgenomen. Aangezien bij indexering ronde bedragen terstond weer verdwijnen, adviseert de Raad niet uit te gaan van het ronde bedrag van € 40 000 maar van het bedrag van € 38 119, dat thans geldt.

De Raad adviseert artikel 12a van de Wet LB 1964 in deze zin aan te passen en daarbij een passende indexering op te nemen.

1. Het advies van de Raad tot jaarlijkse wettelijke indexatie is opgevolgd. Daartoe is aan artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964 een tweede lid toegevoegd. Omdat ik van belang acht dat in de wettekst een rond, gemakkelijk herkenbaar bedrag wordt opgenomen, is het voorstel van de Raad om daarin € 38 119 op te nemen niet overgenomen. Wel is het aanvankelijk voorgestelde bedrag van € 40 000 vervangen door € 39 000. Aangezien het door de Raad genoemde bedrag van € 38 119 vanaf 1998 niet is geïndexeerd, acht ik deze verhoging naar € 39 000 (wat neerkomt op een verhoging van 2,3%) wenselijk. Bovendien zal de thans voorgestelde indexeringsbepaling pas voor het eerst toepassing vinden per 1 januari 2007. In verband met de herkenbaarheid van het bedrag is het voornemen om bij indexatie jaarlijks af te ronden op een veelvoud van € 1000. Dit impliceert dat het bedrag niet noodzakelijk elk jaar verandert.

2. In artikel 3.1, tweede lid, van de Wet IB 2001 is ten onrechte een onderdeel vervallen en is een onderdeel foutief geletterd, doordat deze bepaling door twee per 1 januari 2005 in werking getreden wetten1 is gewijzigd, waarbij in de laatste in het Staatsblad geplaatste wet (de Wet Kinderopvang) geen rekening is gehouden met de eerdere wijziging in de andere wet. Artikel VI van het voorstel heeft tot doel deze fouten te herstellen. Aangezien beide wetten inmiddels in werking zijn getreden en de onjuiste wijzigingen hebben plaatsgevonden, dient herstel van de Wet IB 2001 plaats te vinden.

De Raad adviseert artikel 3.1, tweede lid, van de Wet IB 2001 rechtstreeks te wijzigen overeenkomstig het voorstel.

2. Het advies van de Raad om artikel 3.1 van de Wet IB 2001 rechtstreeks te wijzigen overeenkomstig het voorstel is opgevolgd.

3. Het op 1 januari 1996 in werking getreden artikel 34 van de Wet afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen betreft de intrekking van de Wet bevordering arbeidsinpassing. Deze bepaling is thans uitgewerkt. Indien het artikel bij het voorstel wordt ingetrokken, behoeft de voorgestelde vernummering van het op 1 januari 2005 in werking getreden artikel 34 van de Wet afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen niet plaats te vinden.

De Raad adviseert het voorstel in dit licht opnieuw te bezien.

3. Het advies van de Raad om de vernummering van artikel 34 van de Wet afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekeringen niet te laten plaatsvinden is opgevolgd.

4. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

4. De redactionele kanttekening van de Raad is niet overgenomen omdat de eerste volzin van artikel 9, zesde lid, van de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 al is gewijzigd in het Belastingplan 2005. Deze wijziging is per 1 juli 2005 in werking getreden. Voor de duidelijkheid is aan de voorgestelde wettekst toegevoegd dat het een wijziging betreft van artikel 9, zesde lid, tweede volzin, van de genoemde wet.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De waarnemend Vice-President van de Raad van State,

P. van Dijk

Ik moge u verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W06.05.0340/IV met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

– Art. VIII, onderdeel A, vervangen door:

A. In artikel 9, zesde lid, wordt «een gebruikte personenauto of een gebruikt motorrijwiel» vervangen door «een gebruikte personenauto, een gebruikt motorrijwiel of een gebruikte bestelauto» en «de personenauto of het motorrijwiel» telkens door: de personenauto, het motorrijwiel of de bestelauto.


XNoot
1

De wet van 18 december 2003 tot wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001, ter zake van het bevorderen van de financiering van de eigen woning met eigen middelen (materiële implementatie initiatiefwetsvoorstel Hillen) (Stb. 533), gevolgd door de wet van 9 juli 2004 tot regeling met betrekking tot tegemoetkomingen in de kosten van kinderopvang en waarborging van de kwaliteit van kinderopvang (Wet Kinderopvang) (Stb. 455).

Naar boven