30 199
Wijziging van de Les- en cursusgeldwet, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met afschaffen lesgeld in het voortgezet onderwijs alsmede voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 7 oktober 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel I, onderdeel A, vervalt de zinsnede: «dan wel aan de paragrafen 2.2 en 2.3 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten».

B

Artikel II wordt als volgt gewijzigd:

1. Vóór onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

A0

In artikel 2.4, wordt na «op grond van de WVO» ingevoegd: , de WEB.

2. Onderdeel A komt als volgt te luiden:

A

In artikel 2.19, derde lid, wordt na de eerste volzin ingevoegd: Indien de verlenging de maanden augustus, september, oktober of november betreft, heeft de leerling die op grond van hoofdstuk 4 nog geen tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage is toegekend en een opleiding als bedoeld in de artikelen 2.5, 2.6, eerste lid, 2.8 of 2.10, of een opleiding waarvoor aanspraak op studiefinanciering bestaat, gaat volgen, over die maanden naast een tegemoetkoming in de zin van hoofdstuk 4 ook aanspraak op een bedrag aan tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage, ter grootte van eentwaalfde van het bedrag, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet, per maand. Voor de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming in die maanden wordt uitgegaan van het toetsingsinkomen, zoals dat gold op 31 juli van het voorafgaande schooljaar.

C

Artikel III komt te luiden:

ARTIKEL III

De Wet studiefinanciering 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 3.18 komt te luiden:

Artikel 3.18. Overzicht normbedragen

De bedragen in onderstaande overzichten luiden per maand en zijn uitgedrukt in euro's naar de maatstaf van 1 januari 2005:

Overzicht 1. Maandbedragen

 Hoger onderwijsBeroepsonderwijs
Levensonderhoud  
a. thuiswonend€ 380,95€ 380,95
b. uitwonend€ 556,72€ 556,72
Boeken en leermiddelen€  51,81€  45,32

Overzicht 2. Financieringsbronnen

 Hoger onderwijsBeroepsonderwijs
Basisbeurs (excl. toeslagen)  
a. thuiswonend€  88,20€  69,55
b. uitwonend€ 245,58€ 226,92
Maximale aanvullende beurs / lening (of veronderstelde ouderlijke bijdrage)  
a. thuiswonend€ 198,87€ 283,24
b. uitwonend€ 217,26€ 301,64
Basislening€ 268,69€ 151,48
Toeslag partner€ 514,07€ 514,07
Toeslag één-oudergezin€ 411,37€ 411,37

B

Na de eerste volzin van artikel 8.2, eerste lid, wordt een volzin toegevoegd, luidende:

De eerste volzin is tevens van toepassing op een deelnemer die in de periode na 1 juli voorafgaand aan het betreffende studiejaar de leeftijd van 18 jaren bereikt.

D

In artikel IV wordt na «1 augustus 2005» toegevoegd: met uitzondering van artikel III, onderdeel A, dat in werking treedt met ingang van 1 januari 2006.

Toelichting

Onderdeel A en B (punt 1)

Abusievelijk is de zinsnede «dan wel aan de paragrafen 2.2 en 2.3 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten» in de definitie van «dagschool» blijven staan. De verwijziging naar de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) is niet langer nodig, nu voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het bekostigd voltijds beroepsonderwijs niet langer lesgeld hoeft te worden betaald en er voor deze deelnemers geen tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage op grond van hoofdstuk 3 van de WTOS meer bestaat.

Aan artikel 2.4 van de WTOS wordt de Wet educatie en beroepsonderwijs (WEB) toegevoegd, om ook de scholieren voortgezet onderwijs aan een agrarisch opleidingscentrum als bedoeld in 1.3.3. van de WEB, voor een tegemoetkoming in de schoolkosten in aanmerking te laten komen. Deze groep scholieren volgt wel voortgezet onderwijs, maar aan een instelling die op grond van de WEB bekostigd wordt.

Onderdeel B (punt 2)

Indien de tegemoetkoming de maanden augustus, september, oktober of november betreft, moet voor de berekening van de hoogte van die tegemoetkoming worden uitgegaan van het lesgeldbedrag (en overigens ook het schoolkostenbedrag) voor het «nieuwe» schooljaar. De overbrugging is immers bedoeld studenten of scholieren tegemoet te komen in de kosten die zij maken bij aanvang van dat nieuwe schooljaar. Omdat overbrugging alleen wordt toegekend als voorafgaand aan de overbrugging aanspraak op tegemoetkoming bestond, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de tegemoetkoming voor een individu het toetsingsinkomen, zoals dat in dat voorafgaande schooljaar gold, gebruikt. Er wordt dus geen nieuwe inkomenstoets gedaan. Bij de opstelling van het wetsvoorstel en de memorie van toelichting was abusievelijk uitgegaan van het omgekeerde: tegemoetkoming naar prijspeil van het voorafgaande jaar en inkomenstoets van het toekenningsjaar.

Onderdeel C en D

Met deze wijziging wordt uitvoering gegeven aan de motie van dhr. Dittrich (TK, 2005–2006, 30 300 nr. 25). Doel van deze motie is studenten met alleen een basisbeurs te compenseren voor de invoering van het nieuwe zorgstelsel. Studenten met een aanvullende beurs werden hier reeds voor gecompenseerd via de aanvullende beurs. Deze compensatie is opgenomen in het wetsvoorstel Invoerings- en aanpassingswet zorgverzekeringswet (Eerste Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 30 124, A1). In de motie wordt voorgesteld de basisbeurs te verhogen met € 150. In de motie wordt aangegeven dat de kosten hiervan € 47 mln. bedragen.

Gezien het beschikbare budget van € 47 mln. is het noodzakelijk tegelijkertijd de aanvullende beurs, ten opzichte van de aanvullende beurs in het wetsvoorstel invoerings- en aanpassingswet zorgverzekeringswet, met hetzelfde bedrag te verlagen. Omdat studenten met aanvullende beurs ook profiteren van het verhogen van de basisbeurs is het netto effect voor hen nul. Op deze manier worden de studenten die nog niet waren gecompenseerd via de aanvullende beurs alsnog gecompenseerd via de verhoging van de basisbeurs, waarmee het doel van motie wordt bereikt. Tevens wordt gezorgd dat studenten die reeds via de aanvullende beurs werden gecompenseerd nu niet voor een tweede keer worden gecompenseerd, zodat de kosten beperkt blijven tot het bedrag van € 47 mln., zoals dat werd genoemd in de motie.

Deze toelichting onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven