30 199
Wijziging van de Les- en cursusgeldwet, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met afschaffen lesgeld in het voortgezet onderwijs alsmede voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 16 september 2005

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel genoegzaam voorbereid.

I Algemeen

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende voorstel van wet. Deze leden streven naar zo laag mogelijke kosten voor ouders of verzorgers voor onderwijs in de leerplichtige leeftijd. Hierin past het afschaffen van het les- en cursusgeld voor 16- en 17-jarigen uitstekend. Bovendien worden hierdoor ouders met kinderen die een middeninkomen genieten ontzien. De leden zijn hier blij mee omdat deze groep de laatste jaren relatief sterk heeft ingeleverd.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel om het lesgeld in het voortgezet onderwijs af te schaffen alsmede voor 16 en 17-jarige deelnemers in het beroepsonderwijs. De leden willen weten of deze maatregel voor alle leerlingen in het voortgezet onderwijs geldt, dus ook voor leerlingen boven de 18 jaar?

De leden van de VVD-fractie hebben met veel belangstelling kennisgenomen van de voorgenoemde wijziging van bovengenoemde wetten. Het afschaffen van het les- en cursusgeld juichen deze leden zeer toe. Het secundair (en deels tertiair) onderwijs dient kosteloos toegankelijk te zijn voor iedere jongere tot 18 jaar. Het voorstel biedt gezinnen met kinderen meer financiële ruimte en komt tegemoet aan de gevoelde verzwaring van de lasten in de afgelopen jaren bij veel burgers. Deze leden hebben nog enkele vragen bij het voorstel.

De leden van de SP-fractie hebben met vreugde kennisgenomen van de voorstellen voor wetswijzigingen in verband met het afschaffen van het lesgeld, waarmee op korte termijn uitvoering wordt gegeven aan een door de Kamer met algemene stemmen aangenomen motie (Kamerstuk 30 199, nr. 3).

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met grote instemming kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel, hetgeen beoogt het lesgeld in het voortgezet onderwijs en voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs af te schaffen. Daarmee gaat een door deze fractie reeds jarenlang gekoesterde wens in vervulling. Op dit moment hebben deze leden echter nog wel de behoefte tot het stellen van enkele vragen.

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling en instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.

Doelstelling

De leden van de SP-fractie vinden het goed dat Nederland beter zal voldoen aan het Internationaal Verdrag op het gebied van Economische, Sociale en Culturele rechten ((IVESC). Nederland heeft lang uit de pas gelopen met de rest van de Europese Unie, waar in geen enkele ander land lesgeld werd geheven voor het voortgezet onderwijs. De terugdringing van de administratieve lasten bij burgers, onderwijsinstellingen en overheid verheugt de leden ook. In dit geval wordt, anders dan bij andere wetswijzigingen waarbij bureaucratie werd overgeheveld van overheid naar instellingen, een terugdringing van administratieve lasten op alle fronten bewerkstelligd.

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat de regering stelt dat het afschaffen van het lesgeld in lijn is met artikel 13 van het IVESC. In de schriftelijke beantwoording van vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie bij de Onderwijsbegroting 2002 over de uitleg van artikel 13 IVESC, stelde de toenmalig minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de heer Hermans, dat «kosteloos onderwijs (een niet al te gelukkige vertaling van free education) niet altijd betekent dat er geen enkele bijdrage van ouders wort verwacht.» Vervolgens citeren de leden: «Free education betekent in mijn opvatting dat het onderwijs toegankelijk moet zijn, dat wil zeggen dat er geen financiële belemmeringen mogen zijn voor ouders om hun kinderen naar school te laten gaan. De WTOS (Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten) voorziet erin dat de groepen die de grootste problemen hebben met de kosten tegemoet worden gekomen. Ik voel me in deze argumentatie ondersteund door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Dat staat toe dat ouders (of leerlingen) voor specifieke vormen betalen, mits de betreffende staat maatregelen neemt om een financiële compensatie toe te kennen. Dit betekent dat ik hierin geen noodzaak zie om het lesgeld af te schaffen.» (Handelingen 2001–2002, nr.29, pag. 2077–2089). De leden van deze fractie vragen of hun conclusie juist is dat de regering nu afstand heeft genomen van deze interpretatie? Mede in verband hiermee vragen de leden of deze gewijzigde interpretatie ook gevolgen heeft voor de kosten voor schoolboeken.

Lesgeld

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering naar aanleiding van rapportage van de Raad van State schrijft dat het wetsvoorstel zo is aangepast dat groepen van personen die níet profiteren van het afschaffen van het lesgeld, er niet door gelijktijdig vervallen van de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage op achteruit gaan. Begrijpen de leden het goed dat door de onderhavige wetswijziging niemand netto meer kosten voor het onderwijs zal moeten betalen? Een 16- à 17-jarige op het hoger beroepsonderwijs (HBO) of wetenschappelijk onderwijs (WO) heeft wel de onderwijskosten van het HBO en WO. Hij of zij krijgt niet de voordelen van het afschaffen van het les- en cursusgeld. Deze groep voelt zich benadeeld ten opzichte van de 16- en 17-jarigen in het voortgezet onderwijs (VO) en middelbaar beroepsonderwijs (MBO). Kan de regering uitleggen of deze groep inderdaad in een nadelige positie verkeert ten opzichte van 16- en 17-jarigen in het VO en MBO?

Tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage

De leden van de CDA-fractie merken op dat 16- en 17-jarigen in het VO en MBO geen kaart voor openbaar vervoer krijgen, terwijl juist op het platteland voor MBO-leerlingen in deze leeftijdsgroep onontkoombaar hoge reiskosten moeten worden gemaakt. Onderkent de regering deze problematiek en ziet de regering in de toekomst mogelijkheden om voor deze groep iets te doen? Kan worden aangegeven hoe groot deze groep is? Voor een leerling in het Voortgezet Algemeen Volwassenen Onderwijs van 18 jaar geldt dat er wel lesgeld betaald moet worden. Maakt het in dit verband uit of deze leerling ingeschreven staat op een VO-school of een MBO-school, zo willen deze leden weten.

De leden van de PvdA-fractie citeren enkele zinnen uit het wetsvoorstel: «Leerlingen die op 1 augustus 16 jaar of ouder zijn, moesten zich in het voortgezet onderwijs en de Beroepsopleidende leerweg (BOL) inschrijven met behulp van de onderwijskaart. De ondertekening van de onderwijskaart is primair bedoel om ouders of leerlingen ervoor te laten tekenen dat zij het lesgeld zullen betalen. Secundair is het bedoeld als instrument in de inschrijvingscontrole. Dit zal voortaan gebeuren met behulp van het onderwijsnummer.» De leden willen weten in hoeveel gevallen moet er een alternatieve controle worden gedaan, omdat dit met het onderwijsnummer nog niet mogelijk is? Wat zijn hiervan de budgettaire gevolgen en gevolgen voor de administratieve lasten? Graag vernemen de leden van deze fractie een reactie.

De leden van de VVD-fractie wijzen er op dat in de memorie van toelichting wordt gesteld dat vanaf oktober alle leerlingen in het hoger onderwijs studiefinanciering ontvangen. Betekent dit dat ook jongeren van 17 jaar die gaan studeren in het hoger onderwijs vanaf dit schooljaar in aanmerking komen voor studiefinanciering? Is het daarnaast waar dat de overbruggingstegemoetkoming uit de WTOS en de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage alleen in 2005 is uitgekeerd?

De leden van de SP-fractie stellen dat uit de memorie van toelichting blijkt dat in totaal circa 150 000 leerlingen gebruik maakten van het recht op een volledige of gedeeltelijke tegemoetkoming. Deze leden vragen hoe deze groep gebruikers onderverdeeld kan worden. Deze leden wensen een overzicht van de verdeling over verschillende inkomensgroepen van de gebruikers van de tegemoetkoming. De groepen die benadeeld zouden worden door de afschaffing van de tegemoetkoming worden ontzien, zo stellen de leden vast. Iets wat volgens deze leden niet uit het oog verloren mag worden, is het feit dat de schoolkosten hoog blijven. Voor de groep die een volledige tegemoetkoming ontving, zijn de schoolkosten – ondanks de afschaffing van het lesgeld – ongewijzigd hoog gebleven. De leden vragen blijvende aandacht voor deze schoolkosten en vragen de regering het niet te laten bij de afschaffing van het lesgeld, maar ook andere maatregelen te overwegen om de schoolkosten verder terug te dringen.

De leden van de SGP-fractie vinden de conclusie dat de WTOS voor de betreffende doelgroep nu overbodig is wel erg snel getrokken. De schoolkosten bestaan in veel gevallen uit meer dan alleen het lesgeld. Daarbij denken de leden vooral aan de vaak substantiële bedragen die moeten worden uitgegeven aan de kosten voor vervoer. Zij vragen hiervoor de aandacht van de regering en herinneren aan hun pleidooi om een reiskostencomponent op te nemen in de systematiek van de WTOS, teneinde deze wettelijke regeling zo goed mogelijk af te stemmen op de feitelijke kosten van de betrokkenen. Graag vernemen zij hierop de reactie van de regering. Zij spreken de wens uit dat het hier nog eens daadwerkelijk van zal komen.

Administratieve lasten

De leden van de ChristenUnie-fractie merken op dat vanaf 2006 de administratieve lasten voor VO-scholen met 1,0 miljoen euro dalen. Voor instellingen in het beroeps- en volwassenenonderwijs dalen de administratieve lasten met 1,3 miljoen euro. Deze leden vragen de regering hoe en over welke periode deze bedragen zijn berekend?

Uitvoering

De leden van de ChristenUnie-fractie stellen dat de Informatie Beheer Groep de genoemde maatregelen zal uitvoeren. De leden willen weten wat het geschatte bedrag is voor de uitvoeringskosten. Ook vernemen zij graag wanneer de uitvoeringstoets zal plaatsvinden.

De voorzitter van de commissie,

Aptroot

Adjunct-griffier van de commissie,

Boeve


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), Lambrechts (D66), Hamer (PVDA), Van Bommel (SP), Mosterd (CDA), Blok (VVD), Balemans (VVD), Slob (CU), Vergeer (SP), Tichelaar (PVDA), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Eski (CDA), Aptroot (VVD), Voorzitter, Smeets (PVDA), Ondervoorzitter, Eijsink (PVDA), Leerdam, MFA (PVDA), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Hermans (LPF), Van Dam (PVDA), Visser (VVD), Azough (GL), Roefs (PVDA) en Jungbluth (GL).

Plv. leden: Ferrier (CDA), Bakker (D66), Bussemaker (PVDA), Vacature (SP), Brinkel (CDA), Hirsi Ali (VVD), Örgü (VVD), Van der Vlies (SGP), Kant (SP), Dijksma (PVDA), Hessels (CDA), Sterk (CDA), Atsma (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Van der Sande (VVD), Verbeet (PVDA), Arib (PVDA), Stuurman (PVDA), De Krom (VVD), Varela (LPF), Nawijn (Groep Nawijn), Adelmund (PVDA), Nijs MBA (VVD), Halsema (GL), Kalsbeek (PVDA) en Vendrik (GL).

Naar boven