30 199
Wijziging van de Les- en cursusgeldwet, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en de Wet studiefinanciering 2000 in verband met afschaffen lesgeld in het voortgezet onderwijs alsmede voor deelnemers van 16 en 17 jaar in het beroepsonderwijs

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

1. Algemeen

1.1 Inleiding

Met dit wetsvoorstel wordt uitvoering gegeven aan de motie die de regering verzoekt het lesgeld in het voortgezet onderwijs (vo) en voor 16- en 17-jarigen in de beroepsopleidende leerweg (bol) van het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) af te schaffen met ingang van het schooljaar 2005–2006 (Kamerstukken II 2004–2005, 30 105, nr. 7). Deze motie is met algemene stemmen aangenomen. Met het afschaffen van het lesgeld wordt ook de bijbehorende tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage overbodig. Deze tegemoetkoming wordt ook afgeschaft. Hiertoe worden de Les- en cursusgeldwet (LCW), de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (WTOS) en de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) gewijzigd.

1.2 Doelstelling

Met het afschaffen van lesgeld wordt een belangrijke uitgavenpost voor gezinnen met kinderen afgeschaft. Met deze maatregel wordt het voortgezet onderwijs gratis toegankelijk. Tevens wordt het mbo gratis voor zover het deelnemers jonger dan 18 jaar betreft. Van volwassen deelnemers in het mbo wordt wel een onderwijsbijdrage gevraagd.

Met het afschaffen van het lesgeld voor bovengenoemde categorieën loopt Nederland in de pas met andere westerse landen.

Het afschaffen van het lesgeld is in lijn met artikel 13 van het Internationaal Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten. Hierin is afgesproken dat het secundair onderwijs door middel van alle passende maatregelen en in het bijzonder door de geleidelijke invoering van kosteloos onderwijs algemeen beschikbaar en voor allen toegankelijk dient te worden gemaakt.

Met het afschaffen van het lesgeld en de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage wordt op termijn bespaard op administratieve lasten voor onderwijsinstellingen en burgers en op uitvoeringskosten van de Informatie Beheer Groep (IB-Groep). De maatregel draagt dus bij aan het kabinetsstreven om de administratieve lasten te verminderen.

1.3 Lesgeld

Het lesgeld wordt afgeschaft in het voltijd voortgezet onderwijs (vmbo, havo, vwo), het speciaal onderwijs (so) en het voorgezet speciaal onderwijs (vso). In de beroepsopleidende leerweg (bol) van het mbo en het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (vavo) wordt de lesgeldplichtige leeftijd verhoogd naar 18 jaar. Deelnemers in de bol en het vavo die op 1 augustus van het schooljaar 18 jaar of ouder zijn moeten lesgeld betalen. Deze groepen worden geacht zelf in de kosten van lesgeld te voorzien, al dan niet met behulp van een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage of door compensatie via de studiefinanciering die voor deze groepen blijft bestaan. Deze maatregelen treden in werking met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2005. Voor circa 310 000 leerlingen en deelnemers hoeft geen lesgeld meer te worden betaald.

1.4 Tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage

1.4.1 Afschaffen tegemoetkoming onderwijsbijdrage

Omdat het lesgeld wordt afgeschaft is de bijbehorende tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage niet meer nodig. Deze wordt met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2005 afgeschaft. Dit geldt voor circa 150 000 leerlingen en deelnemers met een volledige of gedeeltelijke tegemoetkoming.

1.4.2 In stand houden tegemoetkoming onderwijsbijdrage voor leerlingen die niet profiteren van afschaffen lesgeld

Er zijn drie groepen leerlingen die nadeel zouden kunnen ondervinden van het afschaffen van de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage.

Voor leerlingen en deelnemers aan een niet-bekostigde aangewezen onderwijsinstelling die op 1 augustus 16 jaar en ouder zijn blijft de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage in stand. Zij betalen een eigen bijdrage aan de niet-bekostigde instelling en profiteren niet van de afschaffing van het wettelijk lesgeld.

Leerlingen die naar het hoger onderwijs gaan kunnen een overbruggingstegemoetkoming uit de WTOS ontvangen. In augustus en september krijgen zij, als zij een overbruggingstegemoetkoming in de schoolkosten ontvangen, tevens de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage, omdat zij collegegeld moeten betalen voor het hoger onderwijs. Het maandelijks bedrag is eentwaalfde van het jaarbedrag. Vanaf oktober ontvangen alle leerlingen in het hoger onderwijs studiefinanciering.

Deelnemers in het mbo die in juli 18 jaar worden betalen lesgeld in het schooljaar dat op 1 augustus daaropvolgend aanvangt. Omdat zij pas vanaf oktober studiefinanciering ontvangen, blijft voor hen een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage verstrekt worden. Deze deelnemers ontvangen vervolgens vanaf oktober zelf studiefinanciering minus de tegemoetkoming onderwijsbijdrage. Ook voor deze groep wordt de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage op grond van de WTOS dus niet afgeschaft.

1.5 Onderwijskaart

Leerlingen die op 1 augustus 16 jaar of ouder zijn, moesten zich in het voorgezet onderwijs en de bol inschrijven met behulp van de onderwijskaart. De ondertekening van de onderwijskaart is primair bedoeld om ouders of leerlingen ervoor te laten tekenen dat zij het lesgeld zullen betalen. Dit doel komt te vervallen voor ouders/leerlingen in het voortgezet onderwijs, inclusief het speciaal onderwijs, en ouders van deelnemers van 16 en 17 jaar oud in de bol van het mbo. Het is niet wenselijk deze ouders/leerlingen nog te verplichten de onderwijskaart te ondertekenen. Op de onderwijskaart staat immers dat men zich met ondertekening verplicht tot het betalen van lesgeld. Daarom vervalt de verplichting tot inschrijving middels de onderwijskaart in het voortgezet onderwijs, inclusief het speciaal onderwijs, en voor deelnemers van 16 en 17 jaar oud in de bol van het mbo. De verplichting blijft wel bestaan voor deelnemers in de bol van het mbo en leerlingen in het vavo die op 1 augustus van het schooljaar 18 jaar of ouder zijn.

De onderwijskaart is ook een instrument in de inschrijvingscontrole. Deze controle zal voortaan met behulp van het onderwijsnummer worden uitgevoerd. Waar dit nog niet mogelijk is wordt een alternatieve controle vormgegeven. Naast de accountantscontrole is daarbij te denken aan steekproefsgewijze controle door de IB-Groep van inschrijvingslijsten bij scholen.

1.6 Budgettaire gevolgen

Budgettaire gevolgen staan weergegeven in onderstaande tabel.

Tabel. Budgettaire gevolgen x €1 mln.

 200520062007200820092010
Afschaffen lesgeld– 211– 293– 296– 306– 317– 324
Afschaffen tegemoetkoming onderwijsbijdrage125126128130133136
Totaal– 86– 167– 168– 176– 184– 188

1.7 Administratieve lasten

Als gevolg van deze maatregel dalen de administratieve lasten voor ouders en scholen met ingang van het schooljaar 2006/2007. Vanaf 2006 dalen de administratieve lasten voor VO-scholen met € 1,0 mln. en voor BVE-instellingen met € 1,3 mln. De administratieve lasten voor ouders dalen vanaf 2006 met circa 92 000 uur.

Het wetsvoorstel is aan Actal (adviescollege toetsing administratieve lasten) voorgelegd. Actal heeft een positief advies uitgebracht.

1.8 Uitvoering

De IB-Groep zal de genoemde maatregelen uitvoeren. De incidentele uitvoeringskosten hiervan worden bepaald aan de hand van een uitvoeringstoets. Op termijn dalen de uitvoeringskosten.

2. Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel A

Lesgeld blijft bestaan voor deelnemers van 18 jaar en ouder in het beroepsonderwijs en leerlingen van 18 jaar en ouder in het vavo. De scholen in de zin van de Wet op het voortgezet onderwijs kunnen daarom uit de begripsbepaling van dagschool worden geschrapt. Ook een school in de zin van de Wet op de expertisecentra kan uit de definitiebepaling: dit betreft het (voortgezet) speciaal onderwijs. Leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs zijn, met deze wijziging, geen onderwijsbijdrage meer verschuldigd, ongeacht hun leeftijd. Voorheen waren zij slechts vrijgesteld van de lesgeldverplichting vanaf hun 19e levensjaar.

Artikel I, onderdeel B

Met deze wijziging omvat de lesgeldverplichting slechts het beroepsonderwijs en het vavo, en niet langer het voortgezet onderwijs en het (voortgezet) speciaal onderwijs.

Artikel I, onderdeel C, D, E, F en G

De lesgeldplichtige leeftijd wordt verhoogd naar 18 jaar. De lesgeldplichtige is per definitie meerderjarig; het is niet langer nodig te regelen dat het lesgeld bij minderjarigheid door de wettelijk vertegenwoordiger van de leerling moet worden voldaan. De met de lesgeldverplichting samenhangende inschrijvingsplicht en schadevergoedingsregeling geldt nu ook pas voor deelnemers van 18 jaar en ouder.

Voor het het speciaal onderwijs en voorgezet speciaal onderwijs vervalt de lesgeldplicht in het geheel. Bijzondere bepalingen met betrekking tot dit soort onderwijs zijn niet langer nodig.

Door de grens voor het lesgeld te veranderen van «vóór 1 augustus» in «op 1 augustus», wordt beter aangesloten bij andere regelgeving waarin een leeftijdsgrens bepalend is voor toekenning (Wet studiefinanciering 2000).

Artikel II, onderdeel A

Leerlingen in het voortgezet onderwijs hoeven geen lesgeld meer te betalen; de bijbehorende tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage vervalt. Ook de overbruggingstegemoetkoming bestaat niet langer uit een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage, voor zover het althans de maanden betreft die in het schooljaar vallen waarin eindexamen is gedaan. In die maanden profiteren leerlingen nog steeds van het feit dat het lesgeld is afgeschaft. Immers, had het lesgeld nog bestaan, dan had voor het gehele schooljaar lesgeld moeten worden betaald en was voor het gehele schooljaar (inclusief de overbruggingsmaanden in dat schooljaar) een tegemoetkoming toegekend.

Wanneer er sprake is van een overbruggingstegemoetkoming in de maanden na de start van het nieuwe schooljaar (vanaf augustus) kan de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage niet zonder meer vervallen. Het betreft leerlingen die later in het schooljaar instromen in een opleiding waarbij zij niet meer profiteren van het afschaffen van het lesgeld. De overbruggingsuitkering wordt daarom zodanig aangepast dat de tegemoetkoming vanaf augustus ook bestaat uit een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage (net als voorheen het geval was). Vanwege de maximale duur van vier maanden voor de overbruggingstegemoetkoming kan deze situatie alleen voorkomen in de maanden augustus, september, oktober en november.

Omdat de overbruggingstegemoetkoming een verlenging van een eerdere aanspraak betreft en derhalve wordt uitgegaan van de tegemoetkoming in de schoolkosten zoals die gold in het schooljaar dat vóór de maanden augustus tot en met september ligt (het schooljaar waarin het afsluitend examen is gedaan), wordt ook voor de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage uitgegaan van het bedrag aan lesgeld zoals dat gold in het schooljaar waarin het afsluitend examen is gedaan. Voor de goede orde wordt opgemerkt dat ook voor deze overbruggingstegemoetkoming geldt hetgeen is geregeld in paragraaf 2.7: de hoogte van de tegemoetkoming die in een individueel geval wordt toegekend is afhankelijk van de hoogte van het toetsingsinkomen.

Artikel II, onderdeel B

Scholieren, deelnemers vavo en deelnemers beroepsonderwijs als bedoeld in hoofdstuk 3 zijn niet langer een onderwijsbijdrage verschuldigd en hebben dus ook niet langer aanspraak op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage. Ze blijven wel aanspraak houden op een tegemoetkoming in de schoolkosten. Voor deze tegemoetkoming is geregeld dat dubbele aanspraak (bijvoorbeeld als je scholier bent en tevens deelnemer in het beroepsonderwijs) niet mogelijk is. Deelnemers vavo van 18 jaar en ouder blijven wel lesgeld betalen. Ook voor hen is geregeld dat dubbele aanspraak op de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage niet mogelijk is. Dat staat in een nieuw vierde lid.

Artikel II, onderdeel C, en artikel III

De tegemoetkoming onderwijsbijdrage vervalt voor 16- en 17-jarigen in het voortgezet onderwijs en het beroepsonderwijs en maakt dus geen deel meer uit van de op grond van hoofdstuk 3 toe te kennen tegemoetkoming. Voor leerlingen in het niet bekostigd onderwijs én voor deelnemers die na 1 juli en voor 2 augustus 18 jaar worden blijft de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage wel bestaan. Voor de laatste groep is de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage nodig, omdat deze deelnemers op 1 augustus 18 zijn en dus lesgeld moeten betalen, maar vanwege de kwartaalsystematiek die de WSF 2000 hanteert, pas op 1 oktober voor studiefinanciering in aanmerking komen. Tot dat moment wordt kinderbijslag verstrekt.

Het lesgeld dat zij moeten betalen wordt door de IB-Groep met de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage verrekend. De tegemoetkoming in de schoolkosten blijft doorlopen tot 1 oktober; vanaf dat moment ontvangt de deelnemer studiefinanciering. De tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage zit voor deze groep deelnemers niet in de studiefinanciering (zie artikel 8.2 Wet studiefinanciering 2000), deze tegemoetkoming wordt immers op grond van de WTOS verstrekt.

Artikel II, onderdeel D en E

Artikel 3.3 blijft bestaan voor het niet bekostigd onderwijs en voor deelnemers die na 1 juli en voor 2 augustus 18 jaar worden. Van het tweede lid is hetgeen geregeld was over de schoolkosten verplaatst naar artikel 3.10; de uitzonderingen op toekenning van tegemoetkoming in de schoolkosten zijn op deze manier bij elkaar geplaatst.

Artikel II, onderdeel F

De overbruggingstegemoetkoming blijft bestaan uit een tegemoetkoming in de schoolkosten en een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage. De student is immers in het nieuwe studiejaar collegegeld verschuldigd.

Net als bij de overbrugging in artikel 2.19 geldt hier dat bij de vaststelling van de hoogte van het onderwijsbijdragedeel van de overbruggingstegemoetkoming wordt uitgegaan van het bedrag aan lesgeld zoals dat gold in het schooljaar voorafgaand aan de maanden waarover aanspraak op overbruggingstegemoetkoming bestaat. De overbrugging omvat immers een verlenging van een eerdere aanspraak en daarmee wordt ook in het eerste lid, voor wat betreft het schoolkostendeel, uitgegaan van de tegemoetkoming zoals die gold in het voorafgaande schooljaar. Ook voor deze overbrugging geldt hetgeen is geregeld in paragraaf 2.7: de hoogte van de tegemoetkoming die in een individueel geval wordt toegekend is afhankelijk van de hoogte van het toetsingsinkomen.

Artikel II, onderdeel G

In het geval een leerling tijdens het schooljaar overstapt van bekostigd onderwijs, waarvoor slechts een tegemoetkoming in de schoolkosten wordt toegekend, naar niet-bekostigd onderwijs, heeft deze leerling vanaf het tijdstip dat hij het niet-bekostigd onderwijs gaat volgen, ook aanspraak op een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage. Als de leerling na 31 december overstapt, bedraagt de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage via artikel 3.10, tweede lid, onder d, zeventwaalfde deel van de totale tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage.

Artikel II, onderdeel H en L

Omdat er in hoofdstuk 3 in principe niet meer over «onderwijsbijdrage» kan worden gesproken wordt de zinsnede «het tijdstip waarop de gehele onderwijsbijdrage nog kan worden teruggevorderd» vervangen door het tijdstip dat hiermee bedoeld is, namelijk 1 oktober. Tot op dat moment kon men zich vroeger nog uitschrijven, zonder aan de lesgeldverplichting voor dat schooljaar te hoeven voldoen. Onderdeel b regelt de situatie waarbij de leerling geen onderwijs meer volgt op 1 oktober. Onderdeel c regelt de situatie waarbij de leerling op een moment tussen 1 oktober en 1 januari (zie artikel 2.3 van de regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten) geen onderwijs meer volgt. Onderdeel d gaat over inschrijving na 31 december. In de laatste twee gevallen omvat de toekenning de helft van de tegemoetkoming in de schoolkosten.

Artikel II, onderdeel I, J en K

De tegemoetkoming onderwijsbijdrage vervalt voor leerlingen van 18 jaar en ouder in het voortgezet onderwijs en maakt dus geen deel meer uit van de op grond van hoofdstuk 4 toe te kennen tegemoetkoming. Voor het vavo blijft de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage staan. Ook voor leerlingen in het niet bekostigd onderwijs en voor deelnemers aan een bekostigde cursus voortgezet onderwijs blijft de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage staan. Het opschrift van de artikelen 4.4 en 4.7 is hierop aangepast.

Deze memorie van toelichting onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven