nr. 15
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 19 oktober 2006
In het debat naar aanleiding van het Verslag algemeen overleg Noordzee
van 27 april 2006 (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2005–2006,
nr. 77, blz. 4765–4769) heeft de staatssecretaris van Verkeer en
Waterstaat, naar aanleiding van een verzoek van de heer Duyvendak, toegezegd
u te zullen rapporteren over de voortgang van de concretisering van de ecosysteembenadering
voor de Noordzee.
Met deze brief wil ik, mede namens de ministers van Economische Zaken,
van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke
Ordening en Milieubeheer, aan die toezegging voldoen.
De ecosysteembenadering is, als strategisch beleidsprincipe, vastgelegd
in het in 1992 in Rio de Janeiro gesloten Biodiversiteitsverdrag en voor de
Noordzee in diverse Noordzeeministersconferenties bekrachtigd. De ecosysteembenadering
kan worden omschreven als:
«Geïntegreerd beheer van de menselijke activiteiten, gebaseerd
op kennis van de dynamiek van het ecosysteem – met als doel het duurzame
gebruik van ecosysteem producten en -diensten, en behoud van de integriteit
van het ecosysteem».
Het belang van een ecosysteembenadering wordt breed onderkend. In diverse
internationale gremia wordt de ecosysteembenadering nader uitgewerkt. Er is
echter nog geen breed gedragen internationale overeenstemming over de uitwerking
van de ecosysteembenadering.
In hoofdlijnen worden bij de uitwerking van de ecosysteembenadering voor
de (Noord)zee de volgende elementen onderscheiden:
• Monitoring, analyse van meetgegevens, wetenschappelijk onderzoek
van ecologische processen en evaluatie als basis voor beheer en beleid;
• Ontwikkeling van ecologische kwaliteitsdoelstellingen (EcoQO’s)
en van economische en sociale kwaliteitsdoelen;
• Het betrekken van mogelijke ecologische gevolgen van beoogde activiteiten
bij de besluitvorming over activiteiten op zee;
• Het beschermen van het zeemilieu gericht op duurzame ontwikkeling
en toepassing van het voorzorgbeginsel;
• Adaptief beheer, waarmee de mogelijkheid wordt geboden om in te
spelen op economische ontwikkelingen en kennisopbouw;
• Het betrekken van stakeholders bij het beheer van de zee.
Bij de toepassing van de ecosysteembenadering wordt gestreefd naar een
goede wetenschappelijke onderbouwing van maatregelen. Hierbij wordt onderkend
dat relaties tussen oorzaak en gevolg niet altijd éénduidig
zijn, het voorzorgbeginsel is derhalve een belangrijk onderdeel van de ecosysteembenadering.
In de Nota Ruimte en in het Integraal Beheerplan Noordzee 2015 (IBN) is
aangegeven dat de ecosysteembenadering een belangrijk uitgangspunt is voor
het Nederlandse Noordzeebeleid.
De hierboven aangegeven elementen van de ecosysteembenadering vormen reeds
een belangrijk onderdeel van het Nederlandse Noordzeebeleid- en beheer.
Dit krijgt gestalte in:
• Het monitoren van de biologische, chemische en fysische toestand
van de Noordzee;
• Het verkennen van mogelijke economische en ruimtelijke ontwikkeling
van gebruikssectoren op zee;
• Het in internationaal kader opstellen van doelstellingen (EcoQO’s)
voor specifiek gebruik van de Noordzee;
• Het in internationaal kader (Kaderrichtlijn Water en OSPAR) opstellen
en ontwikkelen van waterkwaliteitsnormen;
• Het verbeteren van de waterkwaliteit door een gerichte aanpak van
bovenstroomse vervuilingsbronnen;
• Het in de vergunningverleningprocedure hanteren van een integraal
afwegingskader (vastgelegd in het IBN) bij de beoordeling van initiatieven
op zee, waarbij nut en noodzaak, wenselijkheid en ecologische effecten van
een activiteit worden betrokken en het voorzorgsprincipe in acht wordt genomen.
Hierbij worden ook de cumulatieve effecten meegewogen;
• Het beschermen van reeds in het kader van de Vogel- en habitatrichtlijn
(VHR) aangewezen speciale beschermingszones;
• De voorgenomen aanwijzing van nieuwe beschermde gebieden volgens
de VHR en OSPAR;
• Het bundelen van kennis en informatie op het gebied van gezonde,
rendabele en veilige zee in één integraal overzicht, onder meer
gericht op sturing van (ruimtelijke) ontwikkelingen op zee en op duurzaam
gebruik;
• Het op diverse manieren betrekken van stakeholders bij het beheer.
Dit gebeurt onder andere in werkconferenties, via vooroverleg bij vergunningverlening
en bij het op stellen van beheerplannen.
Voor een verdere doorvoering en ontwikkeling van de ecosysteembenadering
is samenwerking met de andere Noordzeelanden van groot belang. De in ontwikkeling
zijnde EU-Richtlijn Mariene Strategie speelt daarbij een belangrijke rol.
Deze ontwerprichtlijn beoogt mede invulling te geven aan de ecosysteembenadering.
De in de ontwerprichtlijn (artikel 4) voorgestelde, per lidstaat te ontwikkelen,
mariene strategie en het daarvoor voorgestelde actieplan, zijn daarbij van
belang. Daarnaast zijn de volgende ontwikkelingen relevant:
• De ontwikkeling van EcoQO’s binnen OSPAR kader. De implementatie
hiervan zal op nationaal niveau moeten plaatsvinden. In het kader van de in
ontwikkeling zijnde EU-Richtlijn Mariene Strategie zullen naar verwachting
ecologische kwaliteitsdoelstellingen gebruikt gaan worden bij de definiëring
van een goede milieutoestand («good environmental status»);
• Binnen OSPAR kader wordt overleg gevoerd over de bescherming van
bedreigde soorten en habitats;
• De Noordzeeministersconferentie heeft de Europese Commissie (EC)
uitgenodigd in samenwerking met Noorwegen een ecosysteemplan voor de Noordzeevisserij
op te stellen waarin voor de visserij verdere invulling wordt gegeven aan
de eco systeembenadering, hierbij zal worden voortgebouwd op het EC Groenboek
voor het Gemeenschappelijk Visserijbeleid;
• De EC voert momenteel stapsgewijs het principe van Maximale Duurzame
Oogst (MDO) in het visserijbeheer in, waardoor de ecosysteembenadering verder
wordt toegepast;
• Bij de verdere besluitvorming rond het door de EC opgestelde Groenboek
voor een Europees maritiem beleid zal ook nader uitwerking moeten worden gegeven
aan duurzaam gebruik gebaseerd op de ecosysteembenadering.
Bij al deze ontwikkelingen heeft Nederland een actieve inbreng.
De Minister van Verkeer en Waterstaat,
K. M. H. Peijs