30 186
Regels inzake marktordening, doelmatigheid en beheerste kostenontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg (Wet marktordening gezondheidszorg)

nr. 58
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2006

Bij de behandeling van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) in de Tweede Kamer (Handelingen der Kamer II, vergaderjaar 2005–2006, nrs. 53 en 56, blz. 3451–3476 en blz. 3639–3663) heb ik toegezegd schriftelijk aan te geven welke organisatorische en rechtswaarborgen er zijn binnen de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om een goede functiescheiding te borgen tussen het onderzoeken en vaststellen van feiten die een overtreding van de Wmg opleveren en het opleggen van punitieve sancties. Dit was naar aanleiding van het debat in uw Kamer waar gewezen werd op de uitspraak van het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) over de Autoriteit Financiële Markten (AFM) met betrekking tot het tegelijkertijd opsporen en opleggen van een bestuurlijke boete.

Ik heb bij de behandeling van de Wmg in de Tweede Kamer daarover opgemerkt dat waar dit bij de NZa aan de orde zou zijn, deze zaken intern goed gescheiden moeten worden. Nadere bestudering van de uitspraak van het CBB heeft overigens tot het inzicht geleid dat een volledige parallel met de uitspraak over AFM niet op kan gaan aangezien de Wmg niet een vergelijkbare wettelijke eis tot functiescheiding bevat, zoals in de Wet toezicht effectenverkeer (Wte) is neergelegd en waarop de uitspraak derhalve betrekking had. Niettemin onderschrijf ik ook het uitgangspunt dat functiescheiding noodzakelijk is opdat men geen rechter wordt in eigen zaak.

Daarom mag de functionaris die een overtreding constateert, niet beslissen of de overtreding met een boete wordt bestraft. Dit betekent concreet dat de organisatiestructuur van de NZa waarborgen van onbevooroordeeldheid en objectiviteit in zich zal bergen. In de organisatiestructuur van de NZa is daarom voorzien dat de voorbereiding van boetebesluiten plaatsvindt in een aparte afdeling die niet betrokken is bij het onderzoek ter vaststelling van de overtreding. Het onderzoek naar mogelijke overtredingen zal door daartoe aangewezen toezichthouders plaatsvinden.

Conform de CBB-uitspraak terzake zal het bestuur van de NZa zich ten aanzien van het onderzoek hebben te beperken tot het geven van de opdracht tot het doen van onderzoek en het bewaken van de voortgang van het onderzoek, zodat een eventuele boetebeschikking onbevooroordeeld kan worden genomen. Daarnaast voorziet de Wmg in de waarborgen zoals voorzien in de vierde tranche Awb (waarin de waarborgen voor het opleggen van een bestuurlijke boete worden gecodificeerd), ik wijs bijvoorbeeld op artikel 98 Wmg waarin is opgenomen dat mandatering van de oplegging van een bestuurlijke boete niet mogelijk is aan degene die van de overtreding een rapport of procesverbaal heeft opgemaakt.

Overigens ligt de strafrechtelijke handhaving van het instrument van prijsregulering uiteindelijk in handen van de FIOD-ECD en het Openbaar Ministerie wanneer er sprake is van een strafbaar feit in de zin van een overtreding van de Wet op de economische delicten. Wanneer wordt besloten tot strafrechtelijke vervolging dan liggen onderzoek en sanctionering niet langer in één hand.

Concluderend ben ik van mening dat er adequate organisatorische en rechtswaarborgen zijn binnen de NZa om een goede functiescheiding te borgen tussen het constateren van bevindingen en het opleggen van sancties.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Naar boven