30 186
Regels inzake marktordening, doelmatigheid en beheerste kostenontwikkeling op het gebied van de gezondheidszorg (Wet marktordening gezondheidszorg)

nr. 53
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 maart 2006

Bij de behandeling op 9 maart van het wetsvoorstel Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) in tweede termijn heb ik toegezegd schriftelijk te reageren op de nieuw ingediende/herziene amendementen en op de ingediende moties. Ook heb ik toegezegd opnieuw te reageren op de amendementen van mevrouw Kant op de stuknummers 25, 26 en 27. In deze brief beperk ik mij daartoe. De bijlage biedt een totaaloverzicht van de ingediende amendementen en moties, voorzien van mijn reactie1.

1 Reactie op amendementen

Nr. 25 Uitbreiden taakomschrijving NZa in relatie tot borging publieke belangen (SP)

Nr. 26 Uitbreiden omschrijving onderzoeksonderwerpen NZa (SP)

Nr. 27 Uitbreiden regelbevoegdheid NZa inzake totstandkoming van en voorwaarden in overeenkomsten van zorginkoop (SP)

In aanvulling op mijn eerdere reactie op deze amendementen het volgende. Als minister ben ik de eindverantwoordelijke voor de kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van het Nederlandse zorgstelsel. Daarover verschillen wij niet van mening. Het maakt voor die verantwoordelijkheid ook niet uit welk systeem we kiezen. De vaststelling van het voorzieningenniveau is en blijft de verantwoordelijkheid van de minister. Ik vind het ongewenst als deze taak bij de NZa zou komen te berusten. De manier waarop we de publieke belangen borgen ligt vast in verschillende wetten met onderscheiden toezichthouders. Zo ligt het toezicht op de kwaliteit van de zorg bij de IGZ. Het zorgspecifieke toezicht op de markten wordt bij de NZa gelegd. IGZ en NZa hebben ieder hun eigen expertise en eigen rol. De IGZ en niet de NZa is opgericht om de kwaliteit te bewaken. Als om welke reden dan ook die kwaliteit onder de maat is, is het de IGZ die moet ingrijpen. Als de taakverdeling of de vervulling van taken door de toezichthouders te wensen overlaat dan ben ik daarvoor verantwoordelijk.

Ik ontraad deze amendementen.

Nr. 39 Verantwoording NZa over administratieve lasten (CDA)

Dit amendement vervangt dat op stuknummer 34. Ik sta sympathiek tegenover de gedachte dat de NZa zich verantwoordt over de manier waarop zij de administratieve lasten bestrijdt. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

Nr. 40 Bestrijding administratieve lasten veroorzaakt door zorgaanbieders en ziektekostenverzekeraars (CDA)

Dit amendement vraagt de NZa om een klachtenbureau te introduceren op het punt van de bureaucratie. Ik ben van mening dat er al genoeg specifieke klachtenregelingen zijn, zoals de Wet klachtrecht cliënten zorgsector en via de Zorgverzekeringswet voor de verzekeraars.

Zoals ik in mijn brief van 3 maart al aangaf ben ik van plan om binnenkort met partijen in het veld en met zbo’s te praten over de inrichting van een aanjaagteam en een meldpunt om overbodige bureaucratie op te sporen en snel aan te pakken.

Ik ontraad dit amendement.

Tijdens het debat over dit amendement vroeg de heer Omtzigt naar de mogelijkheden voor de NZa om risicoselectie tegen te gaan.

Op grond van artikel 3 van de Zorgverzekeringswet heeft de zorgverzekeraar acceptatieplicht. Voldoet de zorgverzekeraar daaraan niet dan kan de NZa een algemene aanwijzing geven op grond van artikel 71 van de WMG. Zo’n aanwijzing kan geen betrekking hebben op individuele gevallen (art. 73 WMG). De NZa kan een last onder dwangsom aan de zorgverzekeraar opleggen bij overtreding van artikel 3 Zvw. Bij individuele overtreding van dat artikel kan de NZa een boete opleggen van € 500 000 (art. 80 WMG).

Nr. 41 Eerdere evaluatie WMG (CDA)

Dit amendement vervangt het amendement op stuknummer 36. Het nu voorgestelde evaluatietijdstip is 1 januari 2009. Dit vind ik nog steeds aan de vroege kant.

Ik laat het oordeel over aan de Kamer.

Nr. 42 Uitbreiden considerans WMG en vooropstellen consumentenbelang (CDA)

Dit amendement vervangt het amendement op stuknummer 32. Onderdeel I betreft het uitbreiden van de considerans van de WMG. In mijn brief van 3 maart gaf ik al aan dit een sympathieke gedachte te vinden en geen bezwaar te hebben tegen dit onderdeel.

Tegen onderdeel II heb ik wel bezwaar, omdat de NZa alle relevante belangen voor alle betrokken partijen op een evenwichtige wijze moet kunnen afwegen. Daarbij past niet het algemeen consumentenbelang voorop te stellen. Ik ontraad dit onderdeel.

Nr. 43 Splitsen vaststellen marktmacht en opleggen verplichtingen over NMa en NZa (CDA)

Dit amendement vervangt het amendement op stuknummer 33.

Ik onderschrijf dat de taakafbakening tussen de NZa en NMa zo helder mogelijk moet zijn. Het belangrijkste onderscheid tussen de NZa en NMa is dat de instrumenten van de NMa, met uitzondering van de fusietoets, gericht zijn op controle achteraf. Pas als partijen zich hebben misdragen, kan de NMa ingrijpen. De NZa heeft daarentegen een preventief instrumentarium. Het overgenomen amendement 37 verscherpt deze taakafbakening. Kort gezegd, bij overlappende bevoegdheden heeft het preventieve instrumentarium van de NZa voorrang.

Indien dit amendement 43 wordt aangenomen, krijgt de NMa een rol in dit preventieve toezicht. Dat vind ik zeer onwenselijk. Daarnaast heb ik praktische bezwaren. Zo moet de NZa volgens het amendement bij vermoeden van aanmerkelijke marktmacht, eerst de NMa vragen of zij de markt wil afbakenen (waarbij de NMa waarschijnlijk aan de NZa zal vragen of zij haar kennis over de zorgmarkten beschikbaar stelt). Vervolgens moet de NZa weer eventuele maatregelen treffen, waarna de zorginstelling of verzekeraars in beroep kunnen gaan bij de NMa. Dit vind ik niet werkbaar.

Ten slotte: in de wet is geregeld dat de NZa zich richt naar de uitleg van begrippen die de NMa hanteert in het kader van de toepassing van het mededingingsrecht en dat de NZa de relevante markten moet afbakenen volgens de beginselen van het algemeen mededingingsrecht. Op deze wijze is een uniform kader gewaarborgd.

Ik ontraad dit amendement met kracht.

Nr. 44 Toezicht gebruik persoonsgegevens (CDA en CU)

Het amendement van de heren Omtzigt en Rouvoet over de privacy heeft een relatie met de derde nota van wijziging die ik vlak voor het begin van de tweede termijn heb ingediend. Het College bescherming persoonsgegevens stemt met deze nota van wijziging in.

Het verschil tussen de nota van wijziging en het amendement betreft in de eerste plaats de hoogte van de boetes. Het amendement beoogt artikel 87 Zvw toe te voegen aan de opsomming in artikel 82 van de WMG. Hierdoor stijgen de boetes namelijk van €2 250 tot maximaal €100 000. De boetecategoriën zijn zorgvuldig vastgelegd in de Zorgverzekeringswet. Ik zie geen reden een paar maanden later al, en zonder enige directe aanleiding, met zo’n drastische wijziging van de boetes te komen.

Het tweede verschil is dat de nota van wijziging de afspraken die met CBP, KNMG, NPCF en ZN zijn gemaakt in de wet verankert. Dat ontbreekt in het amendement.

Ik ben van mening dat de nota van wijziging volledig in de geest is van het amendement en dat de hoogte van de boetes op dit moment redelijk is. Bij de evaluatie kan bekeken worden of aanpassing van de boetes nodig is.

In dit licht ontraad ik het amendement.

Nr. 45 Wijziging Mededingingswet in verband met tijdelijke verlaging fusiedrempels (CDA en PvdA)

Dit amendement regelt de mogelijkheid tot verlaging van de meldingsdrempels voor het fusietoezicht waar dat zou moeten, namelijk in de Mededingingswet. Ik blijf echter twijfels houden of over het nut van dit amendement bij de WMG, omdat het wetsvoorstel aanpassing van de Mededingingswet naar aanleiding van de evaluatie al een eind is gevorderd. Ik laat het oordeel aan de Kamer.

Nr. 50 Definiëring AMM bij AMvB (PvdA)

Dit amendement vervangt dat op stuknummer 24. Onderdeel II van nummer 24 schrapte het toepassen van algemene mededingingsrechtelijke kaders uit de wettekst; dit komt in dit amendement niet meer voor. Dit is op zichzelf een verbetering. Ik blijf echter bezwaar houden tegen het bij AMvB aanwijzen van factoren die bepalen wanneer sprake is van AAM. Ik vind dit bij uitstek de taak van de NZa als markttoezichthouder.

2 Reactie op moties

Nr. 47 Regelvrije zones (dhr. Omtzigt c.s.)

Deze motie verzoekt een plan naar de Kamer te sturen op basis waarvan per 1 januari 2007 regelvrije zones kunnen worden aangewezen. Ik zeg toe dat ik nog dit jaar een brief aan de Kamer zal sturen over zowel de belemmeringen als de oplossingsrichtingen voor versnelling van innovatie. Daarbij zal ik ook de experimenteerartikelen uit de WMG en de Wet toelating zorginstellingen betrekken.

Ik geef in overweging de motie aan te houden.

Nr. 48 Positie IGZ (dhr. Heemskerk en Omtzigt)

Deze motie roept op om de IGZ minstens gelijkwaardig aan de NZa te positioneren. Dit zou impliceren dat de IGZ een lager positie zou bekleden dan de NZa en als het ware «verheven» zou moeten worden naar het niveau van dat van de NZa. Ik vind dit geen recht doen aan de positie van de IGZ als onderdeel van het Staatstoezicht op de volksgezondheid. In deze betekenis ontraad ik aanneming van deze motie.

Tijdens het debat hierover bleek dat de bedoeling van indieners is de IGZ meer middelen te geven. Dat lijkt mij een kwestie om tijdens de begrotingsbehandeling te bespreken.

Nr. 49 Jaarlijkse toezichtvisie (dhr. Vendrik)

Deze motie vraagt jaarlijks een toezichtvisie op de zorgautoriteit te doen verschijnen. Als verantwoordelijk minister ga ik in de begroting in op de wijze waarop ik de publieke belangen wil borgen. Daarbij spelen uiteraard de toezichthouders, waaronder de NZa, een rol. Voorkomen moet worden dat een aparte visie niets toevoegt, maar wel verwarring zaait.

Ik zal nagaan welke ervaringen de minister van Economische Zaken met dergelijke aparte visies heeft. Ik bericht de Kamer hier apart over.

Ik geef in overweging de motie aan te houden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven