30 184 Bestuurlijke vernieuwing

Nr. 37 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BINNENLANDSE ZAKEN EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 december 2021

Graag informeer ik uw Kamer over de uitkomsten van de monitoring van Nederland over de toepassing en naleving van het Europees handvest inzake lokale autonomie en het aanvullend protocol burgerparticipatie.

In 2021 bracht een monitoringscomité van het Congres van lokale en regionale overheden (kortweg Congres), onderdeel van de Raad van Europa (RvE), voor de vierde maal een bezoek aan Nederland (eerdere bezoeken vonden plaats in 1999, 2005 en 2014) om de toepassing en naleving van het Europees handvest inzake lokale autonomie en het aanvullend protocol burgerparticipatie te monitoren. Het bijgevoegde eindrapport is op 26 oktober 2021 vastgesteld tijdens de plenaire vergadering van het Congres1. Het rapport erkent de lange traditie van lokale democratie en lokaal zelfbestuur in Nederland, geworteld in een politieke cultuur die onderhandelingen, compromissen en overeenstemming tussen bestuursniveaus bevordert. Het rapport verwelkomt ook de overdracht van extra taken en verantwoordelijkheden naar het lokale niveau. Over het algemeen is het Congres echter van mening dat het niet goed gesteld is met de lokale autonomie in Nederland. Er wordt o.a. geconstateerd dat de huidige situatie substantieel anders is dan tijdens de vorige monitoring van 2014, dat het gehele systeem van lokaal bestuur aanzienlijk is belast en bepaalde limieten heeft bereikt en dat de decentralisaties voor sommige gemeenten desastreus hebben uitgepakt. Verder is het Congres kritisch over de poldercultuur, de kroonbenoemde burgemeester en het democratisch gehalte van de veiligheidsregio’s.

De vijf aanbevelingen die het Congres doet richten zich op: i) de verankering van het begrip lokale autonomie in de Grondwet, ii) een herberekening van de noodzakelijke financiële middelen van gemeenten en provincies en gerichte ondersteuning van gemeenten in nood, iii) een analyse van de financiële kloof tussen landelijke en stedelijke gemeenten en tussen oostelijke en westelijke provincies, iv) een actualisatie van het wettelijke kader voor de interbestuurlijke verhoudingen naar aanleiding van de enorme verschuivingen in het bestuur en v) een wijziging in het systeem van financiering van medeoverheden.

Tijdens het monitoringsproces ben ik in de gelegenheid geweest om een inhoudelijke reactie te geven op het conceptrapport. Voor mijn reactie op het conceptrapport verwijs ik u naar de bijlage2. De kern van mijn reactie was dat ik de kritiek op hoofdlijnen herken, dat er wordt gewerkt aan verbeteringen en dat het rapport handvatten biedt daarvoor, door te voeren door een nieuw kabinet. Ook heb ik een aantal feitelijke correcties meegestuurd3, deze zijn overgenomen in het definitieve rapport.

Naast dat in het definitieve rapport feitelijke correcties zijn overgenomen, bevat het één amendement. Bij de vaststelling van het definitieve monitoringsrapport door het Congres op 26 oktober is namelijk een amendement van de Nederlandse delegatie aangenomen. Het amendement werd ingediend door de voorzitter van de Nederlandse delegatie Harald Bergmann (burgemeester van Middelburg) en medeondertekend door Joris Bengevoord (burgemeester van Winterswijk), Jan Markink (gedeputeerde provincie Gelderland) en Axel Boomgaars (wethouder Ouder-Amstel). In het amendement wordt de aanbeveling gedaan om een juridische mogelijkheid te creëren voor decentrale overheden om op te komen tegen een beslissing van de centrale overheid.4 De Raad van State heeft inmiddels een voorlichting uitgebracht waarin vraagtekens worden gezet bij een permanent mechanisme van financiële geschillenbeslechting. De Raad van State ziet meer in een goed proces aan de voorkant.5 De inzet van het kabinet is eveneens dat met een goede voorbereiding van nieuw beleid dat decentrale overheden raakt geschillen zoveel mogelijk voorkomen kunnen worden. In incidentele gevallen zou een arbiter van toegevoegde waarde kunnen zijn.

Het is aan een volgend kabinet om opvolging te geven aan het monitoringsrapport. Richting het Congres heb ik de toezegging gedaan dat Nederland uiterlijk in 2023 het Congres bezoekt om de implementatie van het monitoringsrapport te bespreken.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
3

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
4

Zie p. 3, punt 5c van het monitoringsrapport.

X Noot
5

Zie Voorlichting Raad van State over interbestuurlijke verhoudingen van 24 maart 2021. (Kamerstuk 35 570 VII, nr. 97)

Naar boven