30 183 Governance in het onderwijs

31 293 Primair Onderwijs

Nr. 31 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 januari 2016

In mijn brief van 15 juli 2015 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de voornemens tot modernisering van het Vervangingsfonds en het Participatiefonds.1 Daarbij is mijn inzet om per 1 januari 2018 de betrokkenheid van de rijksoverheid bij beide fondsen te beëindigen. Deze beleidsbeëindiging betekent dat de sinds 1992 respectievelijk 1995 bestaande wettelijke status van beide fondsen stopt. Hiermee vervalt ook de status van privaatrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan aan de huidige Stichting Vervangingsfonds en bedrijfsgezondheidszorg voor het onderwijs en de huidige Stichting Participatiefonds voor het onderwijs.

In de genoemde brief zijn de contouren van de modernisering van de beide fondsen geschetst. Daarbij heb ik aangegeven er naar te streven om in overleg met de sociale partners en de fondsen, eind 2015 aan uw Kamer uitgewerkte voorstellen voor te leggen. Met deze brief informeer ik u over de voortgang en de reden waarom het tijdpad aanpassing behoeft. Dit licht ik kort toe voor achtereenvolgens het Vervangingsfonds en het Participatiefonds.

Vervangingsfonds

Aangezien de werkgevers in het toekomstige stelsel zelf volledig verantwoordelijk zijn voor het ziekteverzuim, het voorkomen daarvan en de zorg voor het beperken van de duur van het verzuim, hebben de sociale partners (de PO-Raad, AOb en CNVO) op mijn verzoek het initiatief genomen een voorstel te ontwikkelen voor een voorziening voor vervanging na het vervallen van de verplichte aansluiting van schoolbesturen bij het Vervangingsfonds. Het bureau AEF is daarvoor in de arm genomen. De sociale partners hebben mij laten weten dat er meer tijd nodig is om tot een gezamenlijk voorstel te komen. Aangezien ik hecht aan een zo breed mogelijk draagvlak, heb ik hiermee ingestemd. Ik heb aangegeven uiterlijk vóór 1 april 2016 het voorstel te verwachten.

De PO-Raad heeft aangegeven daarbij te garanderen dat er een verzekeringsoptie komt, waarvan schoolbesturen op vrijwillige basis gebruik kunnen maken om zich te verzekeren tegen risico’s van ziekteverzuim. De juridische en bestuurlijke vormgeving daarvan is onderwerp van het overleg tussen de sociale partners. Verder geven zij aan in de cao PO 2016 afspraken te zullen maken, die borgen dat bij afwezigheid van leerkrachten de werkzaamheden worden overgenomen zonder dat dit leidt tot aantasting van de onderwijstijd voor leerlingen en zonder dat dit leidt tot een verhoging van de werkdruk van aanwezige collega’s.

Deze aanpassing in de planning heeft geen gevolgen voor het tijdstip waarop wat mij betreft de beleidsbeëindiging zal ingaan. Dit blijft 1 januari 2018. Ik ga dan ook door met de voorbereiding van de noodzakelijke technische wijziging van de WPO en WEC. Vooruitlopend hierop zal ik uw Kamer dit voorjaar informeren over het resultaat van het overleg tussen en met de sociale partners. Dan zal er ook duidelijkheid zijn over de wijze waarop de werkgevers in het primair onderwijs ook na 1 januari 2018 invulling geven aan hun verantwoordelijkheid voor een kwalitatief goede vervanging. Dat wil zeggen op zo’n manier dat de continuïteit van het onderwijs is verzekerd en de werkdruk van aanwezige leraren niet toeneemt.

Participatiefonds

Het overleg met sociale partners en het Participatiefonds over een voorstel voor een gemoderniseerd stelsel voor het opvangen van risico’s van werkloosheidsuitkeringen in het primair onderwijs, vergt ook meer tijd dan aanvankelijk was voorzien. De vormgeving van een dergelijk stelsel heeft een relatie met de wijze waarop per 1 juli 2016 de gevolgen van de Wet werk en zekerheid worden ingepast in het primair onderwijs. Dit laatste is momenteel onderwerp van gesprek tussen sociale partners op de cao-tafel. De uitkomst daarvan kan een rol spelen bij de vormgeving van de modernisering. De verwachting is dat dit in de loop van het voorjaar van 2016 (omstreeks 1 april) aan de orde is, waarna ik uw Kamer zal informeren over de inhoud van de modernisering. Bij voorkeur doe ik dit tegelijkertijd met het voorstel inzake het Vervangingsfonds. Evenals bij het Vervangingsfonds het geval is, is mijn inzet om te komen tot een ook door sociale partners gedragen modernisering van het Participatiefonds.

In de plannen voor modernisering van het Participatiefonds heeft dit kabinet als uitgangspunt te komen tot een vereenvoudigd en administratief minder belastend systeem voor de verevening van risico’s van werkloosheidsuitgaven. In dit systeem moet sprake zijn van voldoende prikkelwerking om werkloosheid te voorkomen c.q. te bekorten. Verder worden in het systeem de risico’s evenwichtig verdeeld tussen het collectief van schoolbesturen en de individuele besturen waar de uitkeringen zich voordoen.

Ook hier blijft het mijn ambitie per 1 januari 2018 de geplande modernisering van het Participatiefonds te realiseren. De wetswijziging hiervoor wordt nu voorbereid.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 30 183, nr. 30

Naar boven