30 180 Conferentie van Voorzitters van de parlementen van de Europese Unie

H/ nr. 16 VERSLAG VAN EEN CONFERENTIE

Vastgesteld 23 mei 2012

Op 19 t/m 21 april 2012 vond in Warschau een conferentie plaats van de Voorzitters van de parlementen van de Europese Unie (hierna «de EU-Voorzittersconferentie»).

Namens de Eerste Kamer der Staten-Generaal nam de Voorzitter, de heer De Graaf deel. Hij werd ambtelijk begeleid door de Griffier, de heer Hamilton en mevrouw Keulemans, permanent vertegenwoordiger van de Staten-Generaal bij de Europese Unie. Namens de Tweede Kamer der Staten-Generaal nam de Voorzitter, mevrouw Verbeet, hieraan deel. Zij werd ambtelijk begeleid door de Griffier, mevrouw Biesheuvel-Vermeijden; Hoofd Voorlichting, de heer Jochemsen; en adjunct-griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, de heer Van Kessel.

De delegatie brengt als volgt verslag uit. De conclusies van het Voorzitterschap die aan het eind van de conferentie werden vastgesteld, zijn als bijlage bij het verslag gevoegd.1

De Griffier van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, G. J. A. Hamilton

De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, J. E. Biesheuvel-Vermeijden

De crisis van de Europese eenheid

Op verzoek van de Voorzitter van het Portugese parlement, mevrouw Da Assunção Esteves, was er een debat over de crisis van de Europese eenheid. Het debat werd ingeleid door de minister-president van de Republiek Polen, de heer Tusk, en mevrouw Assunção Esteves zelf.

De heer Tusk sprak in algemene zin over de totstandkoming en de raison d»être van de Europese Unie (hierna EU). Hij legde de vraag voor of een verdere politieke integratie van de EU wenselijk is, of dat de economische unie met een eengemaakte markt voldoende is. Hierbij waarschuwde Tusk voor erosie van solidariteit in tijden van crisis. Verder stelde hij de vraag of de EU moet doorgaan als een samenwerking van nationale staten of als één geheel. Hij bracht vervolgens de Tweede Wereldoorlog in herinnering, als startpunt van de Europese eenwording, en ook de Koude Oorlog als moment van Europese tweedeling. Mevrouw Da Assunção Esteves beschreef de huidige crisis van Europese eenheid als een van zeer complexe aard, en niet als een van slechts soevereine schulden. Ze constateerde dat Europa banen en duurzame ontwikkeling nodig heeft. Volgens haar kan alleen een sterk en politiek geïntegreerd Europa oplossingen bieden. Zij stelde zich enkele vragen met betrekking tot de wenselijkheid van het creëren van nieuwe institutionele structuren voor Europa.

In het hierop volgende debat wezen meerdere Voorzitters op het feit dat de huidige crisis niet alleen een financieel-economische dimensie, maar ook een sociale dimensie heeft, en is uitgemond in een vertrouwenscrisis in de EU. Overigens brachten verschillende sprekers naar voren dat de crisis tegelijkertijd heeft geleid tot nauwere samenwerking en integratie, met name op financieel-economisch gebied. Daarbij werd verschillende malen gewezen op het belang van goede communicatie richting de burger over de noodzaak van het nemen dergelijke maatregelen alsmede het aantonen van hun nut.

Mevrouw Verbeet gaf in haar bijdrage aan dat nationale parlementen een cruciale rol hebben te vervullen bij het effectief functioneren van de EU. Ze constateerde dat een groot deel van de bevolking weinig binding voelt met de Europese Unie, terwijl de eurocrisis van grote invloed is op hun dagelijkse leven. Ze gaf aan dat nationale parlementariërs een stem moeten geven aan de zorgen van de nationale bevolking, zowel in het nationale parlement als op Europees niveau. Nationale parlementen moeten volgens haar de verbinding zijn tussen de bevolking en Brussel. In dit kader gaf ze aan dat in de Tweede Kamer op dagelijkse basis wordt gedebatteerd over Europees beleid, zowel over de regeringsinzet bij iedere Raad van Europese ministers als over nieuwe Europese beleidsvoorstellen.

Parlementair toezicht op het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid

Tijdens de EU-Voorzittersconferentie in Warschau is overeenstemming2 bereikt over de vormgeving van een interparlementaire conferentie voor het Gemeenschappelijk Buitenland- en Veiligheidsbeleid (GBVB) en het Gemeenschappelijk Veiligheid- en Defensiebeleid (GDVB). Deze interparlementaire conferentie komt in de plaats van de informele halfjaarlijkse bijeenkomsten van de commissievoorzitters Buitenlandse Zaken (COFACC) en Defensie (CODAC). Ook vult deze interparlementaire conferentie enkele lacunes die zijn ontstaan met de opheffing van de WEU-assemblee in 2011.

Voorgeschiedenis

Op onderdelen werd er al overeenstemming bereikt tijdens de EU-Voorzittersconferentie in Brussel op 3–5 april 20112; de grootte en samenstelling van de delegaties bleven echter openstaande geschilpunten. Een groot aantal nationale parlementen was er destijds voorstander van de delegaties, waaronder die van het Europees Parlement, gelijk en zo klein mogelijk te houden (maximaal zes). Het Europees Parlement was toen mogelijk bereid om een maximale delegatiegrootte van zevenentwintig leden voor het Europees Parlement te accepteren.

Na de EU-Voorzittersconferentie 2011 in Brussel heeft het Poolse parlement ten behoeve van de Griffiersconferentie van 5–6 februari 2012 een compromisvoorstel gedaan, en de reacties van nationale parlementen geïnventariseerd. Een groep van twaalf Kamers van nationale parlementen gaf aan voorstander te zijn van zes delegatieleden voor nationale parlementen en zestien delegatieleden voor het Europees Parlement. Een andere groep, bestaande uit van dertien Kamers van nationale parlementen, verkoos de optie waarin de delegatie van het Europees Parlement even groot zou zijn als die van de nationale parlementen (t.w. zes leden). Het Poolse voorzitterschap heeft vervolgens een «omgekeerd compromisvoorstel» gedaan, waarbij alle delegaties over hun eigen delegatiesamenstelling kunnen beslissen, met een maximum delegatiegrootte van zestien delegatieleden. Dit laatste voorstel lag voor ter discussie voor in Warschau.

Tijdens deze EU-Voorzittersconferentie

Tijdens de discussie in Warschau werd al snel duidelijk dat een meerderheid zich tegen een maximumaantal van 16 leden voor alle delegaties keerde omdat het als buitensporig hoog aantal werd beschouwd. In lijn met het advies3 van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer op dit punt heeft mevrouw Verbeet zich tijdens de EU-Voorzittersconferentie ten principale ingezet voor de eerder vastgestelde positie van maximaal zes leden per nationale parlementsdelegatie en maximaal zestien leden voor de delegatie van het Europees Parlement. De heer De Graaf heeft zich in lijn met het advies4 van de commissie Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking van de Eerste Kamer ten principale ingezet voor het bereiken van een compromis. Hij heeft voorts in het bijzonder aandacht gevraagd voor de positie van de parlementen van de kandidaat-lidstaten van de EU en de Europese NAVO-leden (niet zijnde EU-leden).

Uiteindelijk is in Warschau met consensus besloten dat EU-parlementen zelf besluiten over de samenstelling van hun delegatie maar dat voor de delegatiegrootte een maximum geldt. Nationale parlementen kunnen elk vertegenwoordigd worden door delegaties bestaande uit zes parlementsleden. In het geval van een bicameraal parlement wordt de verdeling van het aantal delegatieleden overgelaten aan hun interne overeenkomst hierover. Het Europees Parlement kan vertegenwoordigd worden door zestien parlementsleden. Verder kan elk nationaal parlement van een kandidaat-lidstaat van de EU en ieder Europees land binnen de NAVO dat geen lid is van de EU, worden vertegenwoordigd door een delegatie bestaande uit vier waarnemers.

Verder is tijdens deze EU-Voorzittersconferentie besloten dat het secretariaat van de interparlementaire conferentie wordt geleverd door het nationale parlement van de lidstaat dat het halfjaarlijkse Voorzitterschap van de Raad bekleedt, in nauwe samenwerking met het Europees Parlement en het voorgaande en het volgende Voorzitterschap.

Ook heeft de EU-Voorzittersconferentie aangeraden om de gemaakte afspraken twee jaar na het houden van de eerste interparlementaire conferentie te beoordelen, waarna de conclusies van deze beoordeling door het desbetreffende Voorzitterschap naar de EU-Voorzittersconferentie worden gezonden.

Het inkomende Cypriotische Voorzitterschap heeft aangegeven de eerste interparlementaire conferentie voor het GBVB en het GDVB te organiseren op 9 t/m 11 september 2012 op Cyprus.

Verdrag voor stabiliteit, coördinatie en bestuur in de EMU

Op zaterdagochtend 21 april 2012 werd in een 1 + 1 sessie5 gesproken over de rol van nationale parlementen bij het Verdrag voor stabiliteit, coördinatie en bestuur in de Economische Monetaire Unie (hierna: begrotingsverdrag), dat door 25 regeringsleiders is ondertekend tijdens de Europese top op 1 maart 2012.

Tijdens de sessie namen diverse Voorzitters het woord en zo werd duidelijk dat de nationale parlementen op uiteenlopende wijze een rol hebben gespeeld bij het controleren van hun regering bij de totstandkoming van dit begrotingsverdrag. Zo gaf de heer Lammert, Voorzitter van de Duitse Bondsdag, aan dat de Bondsdag altijd goed geïnformeerd is geweest gedurende de onderhandelingen over het begrotingsverdrag en zelfs invloed heeft gehad op de uiteindelijke tekst.

Nationale parlementen hebben een formele rol bij de ratificatie van het ondertekende begrotingsverdrag. Het begrotingsverdrag treedt in werking bij ratificatie door 12 lidstaten (en dan alleen voor die lidstaten die geratificeerd hebben). Enkele Voorzitters gaven een stand van zaken met betrekking tot het ratificatieproces in hun parlement. Mevrouw Aboltina, Voorzitter van het Letse parlement, sprak de verwachting uit snel te zullen ratificeren, mede gelet op het feit dat Letland op korte termijn de Euro als wettig betaalmiddel wil invoeren. De heer Lykketoft, Voorzitter van de Deense Folketing, sprak de verwachting uit dat Denemarken het begrotingsverdrag voor de zomer van 2012 ratificeert. De heer Barrett, Voorzitter van de Ierse Oireachtais, legde uit dat die Ierse grondwet verplicht tot het houden van een referendum over het begrotingsverdrag. Dat referendum zal op 31 mei plaatsvinden.

De heer De Graaf informeerde bij de andere Voorzitters hoe zij aankijken tegen de praktische uitwerking van artikel 13, waarin staat dat het Europees Parlement en nationale parlementen samen vaststellen hoe een conferentie [...] wordt georganiseerd ter bespreking van begrotingsbeleid en andere onderwerpen uit het begrotingsverdrag. Bij de Voorzitters viel overeenstemming waar te nemen dat een eventuele conferentie gericht zou moeten zijn op de budgettair-economische dialoog in de breedste zin van het woord en op informatie-uitwisseling en dus geen besluitvormend karakter zou moeten hebben. Ook vertegenwoordigers van parlementen van lidstaten die niet deelnemen aan het begrotingsverdrag, zouden voor de conferentie worden uitgenodigd. De heer Martínez Martínez, vicevoorzitter van het Europees Parlement, gaf aan dat de parlementen eigenlijk al uitvoering gegeven aan artikel 13 via het organiseren van de interparlementaire bijeenkomst van commissies financiën over economisch bestuur. Mevrouw Prammer, Voorzitter van de Oostenrijkse Nationalrat, benadrukte dat een te houden conferentie efficiënt zou moeten zijn, zowel voor wat betreft de kosten, als de werkmethode.

Aanname van conclusies

In de conclusies van het Voorzitterschap zijn verder nog onderdelen opgenomen over het belang van vrije media in een parlementaire democratie, over te nemen maatregelen voor interparlementaire informatie-uitwisseling via de website IPEX, en met betrekking tot de ratificatie van het toetredingsverdrag met Kroatië.

En marge van de EU-Voorzittersconferentie

Mevrouw Verbeet heeft op donderdag 19 april namens de Staten Generaal een krans gelegd bij het graf van de onbekende soldaat. Zij werd vergezeld door Poolse veteranen, onder wie enkele veteranen van de Maczek-brigade.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
2

Zie de volledige conclusies van het Voorzitterschap in de bijlage bij dit verslag.

X Noot
2

Zie het verslag van de EU-Voorzittersconferentie op 3 t/m 5 april (Kamerstuk 30 180 nr. 14).

X Noot
3

Zie besluit bij agendapunt 27 van de procedurevergadering van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van de Tweede Kamer op 12 april 2012.

X Noot
4

Advies van procedurevergadering van de commissie Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking op 17 april 2012.

X Noot
5

Aanwezigheid van Voorzitters met maximaal 1 ambtelijke begeleiding.

Naar boven