Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 juni 2023
Tijdens het Tweeminutendebat «Aanscherping van de uitstootnormen voor fijnstof uit
pluimveestallen» op 13 juni 2023 (Handelingen II 2022/23, nr. 92) met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft het lid Van der Plas
een motie1 ingediend die de regering verzoekt om binnen aanzienlijke termijn nageschakelde technieken
op te nemen in de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen.
Op 20 juni 2023 heeft het lid Van der Plas deze motie aangehouden en gevraagd om een
brief met een inhoudelijke appreciatie van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
In deze brief geef ik, mede namens de Minister voor Natuur en Stikstof, de gevraagde
appreciatie.
In mijn brief aan de Kamer van 25 november 20222 ben ik ingegaan op de selectie van te subsidiëren technieken in het kader van de
investeringsmodule van de Subsidiemodules brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen
(Sbv). Een belangrijk aandachtspunt daarbij is dat nageschakelde technieken (zoals
luchtwassers) een verdergaande emissiereductie van verschillende emissies, waaronder
fijnstof, geur en ammoniak, kunnen opleveren in vergelijking met de brongerichte technieken
die op dit moment beschikbaar zijn. Het grotere potentieel van nageschakelde technieken
is relevant, omdat hiermee meer emissiereductie te behalen is.
Tegelijkertijd kleven aan bepaalde nageschakelde technieken nadelen, voor bijvoorbeeld
brandveiligheid of dierenwelzijn. Ik heb daarbij rekening te houden met de motie van
het lid Ouwehand3 en de motie van het lid Vestering c.s.4 die hierop aandacht vragen. Dit leidt tot het dilemma dat de meest effectieve technieken
voor emissiereductie uit stallen voor bepaalde diercategorieën vanuit andere oogpunten
juist minder gewenst zijn.
De brongerichte aanpak verschilt van nageschakelde technieken, waarbij de emissies
eerst ontstaan en de stalruimte bereiken, en vervolgens pas uit de lucht worden verwijderd
voordat de lucht de stal verlaat. Bij een brongerichte techniek wordt de uitstoot
van verschillende emissies zoveel mogelijk voorkomen, door emissies bij de bron aan
te pakken.
Mijn eerder ingezette beleid, met ondersteuning via de Sbv-regeling, is gericht op
brongerichte en integrale emissiereductie. Voor toekomstige openstellingen van de
investeringsmodule van de Sbv ben ik voornemens om per techniek te beoordelen of het
wenselijk is om deze te subsidiëren. Het onderscheid tussen brongerichte en nageschakelde
technieken is niet altijd zwart-wit. Om dat goed te kunnen doen worden door de WUR
per diercategorie zowel brongerichte als nageschakelde technieken op de relevante
aspecten beoordeeld. Voor zover een techniek nadelen heeft voor bijvoorbeeld brandveiligheid
of dierenwelzijn, worden ook mogelijke mitigerende maatregelen verkend. Ik kan niet
op deze beoordeling vooruitlopen.
Op dit moment werk ik met de Minister voor Natuur en Stikstof aan een nieuwe openstelling
van de Sbv-investeringsmodule in het kader van de aanpak piekbelasting. De Minister
voor Natuur en Stikstof heeft de Kamer op 12 juni jl. geïnformeerd5 over deze aanpak. Hierbij wordt, volgens het ingezette beleid, gekeken naar subsidie
van brongerichte ammoniak reducerende technieken. Als de scope van deze subsidieregeling
moet worden aangepast (van alleen brongericht naar ook nageschakeld), vraagt dat onder
meer om notificatie bij de Europese Commissie en dat kost (extra) tijd. Dat zou betekenen
dat de aangekondigde openstelling op een later moment in het jaar of zelfs pas begin
volgend jaar zal kunnen plaatsvinden. Die vertraging vind ik onwenselijk.
Daarom ontraad ik deze motie.
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
P. Adema