30 175 Luchtkwaliteit

Nr. 439 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 31 mei 2023

Met deze brief wil ik uw Kamer informeren over twee rapporten in het kader van ultrafijnstof (UFP). Het gaat om het rapport van het RIVM «Voorstel voor het meten en modelleren van ultrafijnstof in Nederland», en een onderzoek uitgevoerd door Antea genaamd «Quick scan beleid ultrafijnstof – Onderzoek naar de invloed van huidige (SLA)beleid op het terugdringen van ultrafijnstof». Met deze brief geef ik invulling aan mijn toezegging om de Kamer over het RIVM-rapport te informeren.1

Samenvatting RIVM-rapport: Voorstel voor het meten en modelleren van ultrafijnstof in Nederland

Ik heb het RIVM gevraagd om mij te adviseren over een plan van aanpak voor het structureel opnemen van ultrafijnstof-metingen in het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML), en het kunnen uitvoeren van modelberekeningen. De aanleiding voor dit rapport was de aanbeveling van de Gezondheidsraad2 om hier mee aan de slag te gaan. De Gezondheidsraad adviseerde om UFP structureel te gaan meten in het LML en om de landelijke UFP-emissies te registreren om de blootstelling van de Nederlandse bevolking te monitoren.

Het RIVM stelt voor om voor het meten een combinatie op te zetten van metingen op vaste stations en metingen met mobiele apparatuur. De metingen op vaste stations leveren inzicht in de achtergrondconcentraties op. De metingen op de vaste stations zijn erop gericht om meerjarige trends in UFP-concentraties vast te stellen. De metingen met mobiele apparatuur geven inzicht in de emissies van relevante UFP-bronnen, en leveren kennis op over verspreidingskarakteristieken en modelontwikkeling. Anders gezegd, we moeten eerst weten hoe UFP zich in de lucht gedraagt, zodat we het daarna beter kunnen modelleren. Daarnaast doet het RIVM een voorstel hoe UFP gemodelleerd kan worden om tot een landelijk dekkend beeld te komen. Onderdeel van deze strategie is onder andere hoe UFP opgenomen kan worden in de Emissieregistratie.

Vervolgstappen naar aanleiding van RIVM-rapport

Ik heb in navolging van het voorstel het RIVM opdracht gegeven om aan de slag te gaan met het gefaseerd opzetten van het ultrafijnstof-meetnetwerk zoals beschreven in het rapport. Het RIVM gaat ultrafijnstof meten op een aantal bestaande vaste LML-meetstations om onderzoek te doen naar trends en de achtergrondconcentraties. Daarnaast gaat het RIVM met een klein aantal mobiele meetstations gericht metingen doen in de buurt van bronnen. Bij het meten en modelleren van UFP werkt het RIVM samen met de (kennis)partners, zoals TNO, DCMR en omgevingsdiensten. De uitrol van het meetnet zal beginnen in het vierde kwartaal van 2023. Voor deze eerste periode van het opzetten en uitrollen van het meetnet zijn er middelen beschikbaar. In de loop van volgend jaar wordt er meer duidelijk over hoeveel middelen er nodig zijn om het meetnet voort te zetten.

De resultaten van het meten en modelleren zullen inzicht geven in de concentraties van, en blootstelling aan UFP in Nederland en welke bronnen daaraan bijdragen. Dit is essentieel, want met deze kennis is het mogelijk om gericht beleid rond UFP te ontwikkelen.

Het is lastig te zeggen wanneer er precies concrete resultaten zullen zijn om te delen. Dat heeft verschillende redenen. Het meten en modelleren van UFP als regulier onderdeel van het LML is voor het RIVM nieuw. Het is een iteratief proces waarin nieuwe inzichten en ontwikkelingen in het meten en modelleren kunnen leiden tot noodzakelijke aanpassingen in de strategie. Daarnaast is inherent aan trendanalyses dat het enige tijd duurt voordat er iets over een trend te zeggen is. Ook vinden er op internationaal niveau discussies plaats over welke standaarden bij de apparatuur aangehouden moeten worden. Het is belangrijk om rekening te houden met deze discussies, omdat meetresultaten anders lastig te vergelijken zijn met metingen in andere landen.

Ik zal uw Kamer uiteraard op de hoogte houden van de voortgang.

Onderzoek Antea: Quick scan beleid ultrafijnstof – Onderzoek naar de invloed van huidige (SLA)beleid op het terugdringen van ultrafijnstof

Naar aanleiding van de onderzoeken die in de afgelopen jaren zijn gepubliceerd rondom ultrafijnstof, zoals het al eerder genoemde advies van de Gezondheidsraad, is onderzoek gedaan naar de relatie tussen UFP en het Schone Lucht Akkoord (Kamerstuk 30 175, nr. 343). In het SLA werken we aan het terugdringen van negatieve gezondheidseffecten. Ik heb daarom gevraagd aan Antea om inzicht te geven of de maatregelen uit het Schone Lucht Akkoord (SLA) een gunstig of eventueel ongunstig effect op ultrafijnstof-emissies hebben.

Antea heeft alle maatregelen kwalitatief beoordeeld. De overkoepelende conclusie is dat maatregelen uit het SLA direct of indirect bijdragen aan het terugdringen van ultrafijnstof-emissies.

Volgens Antea ligt er een aantal kansen op gebieden zoals kennisontwikkeling, samenhang met aanpalend beleid, en inzet op internationaal luchtbeleid. Deze kansen zal ik meenemen bij het vaststellen van de nieuwe uitvoeringsagenda van het SLA.

Daarnaast is gekeken naar de invloed van maatregelen die in het kader van het klimaat- en stikstofbeleid in gang zijn gezet. Antea concludeert dat waar het gebruik van fossiele brandstoffen wordt vervangen door hernieuwbare bronnen, dat een positief effect heeft op het terugdringen van ultrafijnstof-emissies.

Dat geldt ook voor het terugdringen van emissies van stikstof en ammoniak omdat dit het vormen van secundair UFP tegengaat.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Kamerstukken 31 936 en 30 175, nr. 1022

X Noot
2

Kamerstuk 30 175, nr. 378

Naar boven