Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 februari 2023
Fijnstof is een vorm van luchtvervuiling die schadelijk is voor de gezondheid van
mensen en zorgt voor bijvoorbeeld longklachten. Er zijn verschillende bronnen van
fijnstof, zoals het verkeer en de industrie, maar ook veeteeltbedrijven dragen bij
aan fijnstof in de lucht. De uitstoot uit pluimveestallen vormt een grote bron van
fijnstof. Daarom is voor deze stallen als doel gesteld om de uitstoot van fijnstof
in 2030 ten opzichte van 2016 te halveren. Dit doel is ook opgenomen in het Schone
Lucht Akkoord1.
Ik waardeer het dat binnen de sector veel aandacht uitgaat naar fijnstofuitstoot en
het verminderen daarvan. De concrete resultaten die daarmee geboekt worden, onder
andere in regio Foodvalley, dragen bij aan een gezondere leefomgeving.
Sectorpartijen NVP en LTO hebben, mede vanuit hun aandacht voor de fijnstofuitstoot,
als alternatief voor eerder aangekondigde regelgeving het bijgevoegde sectorplan «Aanpak
van de pluimveesector voor reductie van de emissie van fijnstof (PM10)» opgesteld
dat moet leiden tot gezondheidswinst door een aanpak via twee sporen2: allereerst een generieke aanpak en in aanvulling daarop als tweede spoor een specifieke
gebiedsgerichte aanpak in de zogenaamde «hotspots». In de hotspots is de fijnstofuitstoot
het hoogst en is dus ook de meeste gezondheidswinst te behalen. In die gebieden stelt
de sector voor extra maatregelen te nemen om in bestaande stallen de uitstoot verder
te reduceren.
Ik dank de pluimveesector voor hun inspanningen om dit plan op te stellen. Na de aanbieding
van het plan heeft overleg plaatsgevonden met de sectorpartijen en medeoverheden.
Met deze brief informeer ik de Kamer over mijn reactie op dit voorstel, zoals toegezegd
door mijn ambtsvoorganger3.
Ik neem het voorstel van de sector met een generieke aanpak aangevuld met een hotspotaanpak
op hoofdlijnen over. Dat betekent dat de emissiegrenswaarden zoals voorgesteld in
het sectorplan worden overgenomen en dat hierin onderscheid wordt gemaakt tussen stallen
binnen en buiten hotspots.
Het onderdeel fijnstofemissieplannen wordt niet overgenomen en deze krijgen geen juridische
status. Daarnaast is de in het sectorplan gevraagde vrijwaring van eventuele verdere
toekomstige aanscherpingen juridisch onmogelijk.
Bij de aanscherping van de emissiegrenswaarden ga ik uit van de in het voorstel genoemde
reductiepercentages: 50% reductie voor nieuwe stallen, 50% reductie voor bestaande
stallen in hotspots, 30% reductie voor bestaande stallen buiten hotspots. Deze percentages
gelden ten opzichte van een stal zonder emissiereducerende maatregelen. Voor bestaande
stallen geldt in hotspots een overgangstermijn tot 2028 en daarbuiten tot 2030. De
aangescherpte eis geldt per bedrijfslocatie (ook met meerdere stallen) en uiteindelijk
moet per 2033 elke individuele stal aan de nieuwe emissiegrenswaarden voldoen. De
definitie van hotspots wordt gebaseerd op de door het RIVM opgestelde lijst van pluimveedichte
gemeenten4. Hierin is voor gemeenten ruimte voor maatwerk voor individuele gevallen.
De regelgeving zal de komende periode verder worden uitgewerkt en in procedure worden
gebracht. Ik ben verheugd dat we tot deze gezamenlijke aanpak hebben kunnen komen
om de fijnstofuitstoot te beperken.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat,
V.L.W.A. Heijnen