30 175 Luchtkwaliteit

28 973 Toekomst veehouderij

Nr. 437 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN WATERSTAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2023

Fijnstof is een vorm van luchtvervuiling die schadelijk is voor de gezondheid van mensen en zorgt voor bijvoorbeeld longklachten. Er zijn verschillende bronnen van fijnstof, zoals het verkeer en de industrie, maar ook veeteeltbedrijven dragen bij aan fijnstof in de lucht. De uitstoot uit pluimveestallen vormt een grote bron van fijnstof. Daarom is voor deze stallen als doel gesteld om de uitstoot van fijnstof in 2030 ten opzichte van 2016 te halveren. Dit doel is ook opgenomen in het Schone Lucht Akkoord1.

Ik waardeer het dat binnen de sector veel aandacht uitgaat naar fijnstofuitstoot en het verminderen daarvan. De concrete resultaten die daarmee geboekt worden, onder andere in regio Foodvalley, dragen bij aan een gezondere leefomgeving.

Sectorpartijen NVP en LTO hebben, mede vanuit hun aandacht voor de fijnstofuitstoot, als alternatief voor eerder aangekondigde regelgeving het bijgevoegde sectorplan «Aanpak van de pluimveesector voor reductie van de emissie van fijnstof (PM10)» opgesteld dat moet leiden tot gezondheidswinst door een aanpak via twee sporen2: allereerst een generieke aanpak en in aanvulling daarop als tweede spoor een specifieke gebiedsgerichte aanpak in de zogenaamde «hotspots». In de hotspots is de fijnstofuitstoot het hoogst en is dus ook de meeste gezondheidswinst te behalen. In die gebieden stelt de sector voor extra maatregelen te nemen om in bestaande stallen de uitstoot verder te reduceren.

Ik dank de pluimveesector voor hun inspanningen om dit plan op te stellen. Na de aanbieding van het plan heeft overleg plaatsgevonden met de sectorpartijen en medeoverheden. Met deze brief informeer ik de Kamer over mijn reactie op dit voorstel, zoals toegezegd door mijn ambtsvoorganger3.

Ik neem het voorstel van de sector met een generieke aanpak aangevuld met een hotspotaanpak op hoofdlijnen over. Dat betekent dat de emissiegrenswaarden zoals voorgesteld in het sectorplan worden overgenomen en dat hierin onderscheid wordt gemaakt tussen stallen binnen en buiten hotspots.

Het onderdeel fijnstofemissieplannen wordt niet overgenomen en deze krijgen geen juridische status. Daarnaast is de in het sectorplan gevraagde vrijwaring van eventuele verdere toekomstige aanscherpingen juridisch onmogelijk.

Bij de aanscherping van de emissiegrenswaarden ga ik uit van de in het voorstel genoemde reductiepercentages: 50% reductie voor nieuwe stallen, 50% reductie voor bestaande stallen in hotspots, 30% reductie voor bestaande stallen buiten hotspots. Deze percentages gelden ten opzichte van een stal zonder emissiereducerende maatregelen. Voor bestaande stallen geldt in hotspots een overgangstermijn tot 2028 en daarbuiten tot 2030. De aangescherpte eis geldt per bedrijfslocatie (ook met meerdere stallen) en uiteindelijk moet per 2033 elke individuele stal aan de nieuwe emissiegrenswaarden voldoen. De definitie van hotspots wordt gebaseerd op de door het RIVM opgestelde lijst van pluimveedichte gemeenten4. Hierin is voor gemeenten ruimte voor maatwerk voor individuele gevallen.

De regelgeving zal de komende periode verder worden uitgewerkt en in procedure worden gebracht. Ik ben verheugd dat we tot deze gezamenlijke aanpak hebben kunnen komen om de fijnstofuitstoot te beperken.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, V.L.W.A. Heijnen


X Noot
1

Voor meer informatie: www.schoneluchtakkoord.nl (Kamerstuk 30 175, nr. 339).

X Noot
2

Zie ook Kamerstukken 28 973, nr. 218.

X Noot
3

Kamerstukken 32 861, nr. 71.

X Noot
4

Stcrt. 2020, nr. 31403, Bijlage 2.2.3.

Naar boven