30 173
Wijziging van de Warenwet teneinde een mogelijkheid op te nemen tot het stellen van hygiënevoorschriften bij het tatoeëren en het piercen en tot het houden van toezicht daarop, de werking van die wet uit te breiden tot eet- en drinkwaren die worden verhandeld op het continentaal plat, alsmede tot strafbaarstelling van artikel 27, derde lid, van die wet op grond van de Wet op de economische delicten

nr. 6
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 8 maart 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

I

Onderdeel D komt te luiden:

D

Artikel 25 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a vervalt «, onder hem ressorterende».

b. In onderdeel b vervalt «onder hen ressorterende».

2. Onder vernummering van het vierde en vijfde lid tot onderscheidenlijk vijfde en zesde lid, wordt een lid gevoegd, luidende:

4. Bij de taakverdeling, bedoeld in het derde lid, kan tevens worden bepaald op welke wijze het toezicht wordt uitgeoefend. De wijze waarop het toezicht wordt uitgeoefend kan inhouden dat de toezichthouder op door Onze Minister vast te stellen tijdstippen en in door hem vast te stellen gevallen, onderzoek doet naar de naleving van de bij of krachtens deze wet gestelde regels en in daarbij aan te geven gevallen rapporteert aan door Onze Minister aan te wijzen personen of instanties.

II

Onderdeel E vervalt.

Toelichting

In het wetsvoorstel is ervan uitgegaan dat het voorstel van de Wet onafhankelijke risicobeoordeling Voedsel en Waren Autoriteit (Tweede Kamer, 2004–2005, 29 863, nr. 2) tot wet zal zijn verheven op het moment dat de hier aan de orde zijnde wijziging van de Warenwet in werking zal treden. Teneinde het voorgestane beleid met betrekking tot het hygiënisch werken in tatoeageshops en piercingstudio’s te kunnen realiseren, is het noodzakelijk dat GGD-ambtenaren door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport als toezichthouder worden aangewezen. Door de inwerkingtreding van de Wet onafhankelijke risicobeoordeling Voedsel en Waren Autoriteit, wordt die mogelijkheid gecreëerd. Omdat de behandeling van dat wetsvoorstel minder snel verloopt dat het hier aan de orde zijnde voorstel tot wijziging van de Warenwet, is het noodzakelijk geworden het laatstbedoelde voorstel zodanig te wijzigen dat direct bij de inwerkingtreding van die wijziging, overgegaan kan worden tot aanwijzing van GGD-ambtenaren als toezichthouder. Het nieuwe artikel I, onderdeel D, voorziet in die wijziging.

Zoals aangegeven in de nota naar aanleiding van het verslag bij dit wetsvoorstel (Tweede Kamer, 2004–2005, 30 173, nr. 5) zal, anders dan aanvankelijk de bedoeling was, niet langer worden verlangd dat exploitanten van tatoeageshops en piercingstudio’s over een jaarlijks op te maken rapport beschikken, doch dat zij in het bezit dienen te zijn van een vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Om de kosten van een rapport door te kunnen belasten, was het noodzakelijk artikel 33, eerste lid, van de Warenwet te wijzigen. Omdat de Warenwet reeds voorziet in de mogelijkheid de kosten van een vergunningaanvraag door te belasten, is die wijziging overbodig geworden. Onderdeel E van artikel I kan daardoor vervallen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Naar boven