30 173
Wijziging van de Warenwet teneinde een mogelijkheid op te nemen tot het stellen van hygiënevoorschriften bij het tatoeëren en het piercen en tot het houden van toezicht daarop, de werking van die wet uit te breiden tot eet- en drinkwaren die worden verhandeld op het continentaal plat, alsmede tot strafbaarstelling van artikel 27, derde lid, van die wet op grond van de Wet op de economische delicten

nr. 4
VERSLAG

Vastgesteld 19 september 2005

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1, belast met het voorbereidend onderzoek van voorliggend wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de in het verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende door de regering worden beantwoord acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave

Blz.

Algemeen 1

Hygiënisch werken bij tatoeëren en piercen 2

De oplossingsrichting 2

Wettelijke belemmeringen 3

Relatie Wet BIG 3

Administratieve lasten en bedrijfseffecten 4

Artikelsgewijs 4

ALGEMEEN

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van deze wijziging van de Warenwet. Deze leden zijn het met de regering volmondig eens dat hygiënisch werken bij het zetten van tatoeages en het aanbrengen van piercings uit oogpunt van volksgezondheid van groot belang is. Deze doelstelling krijgt wat hen betreft nog een extra lading omdat tatoeages en piercings vooral onder jongeren in zwang zijn. Met de doelstelling van de regering, het mitigeren van de risico's die bij het aanbrengen van vooral tatoeages en piercings kunnen ontstaan, zijn deze leden het dus eens. Zij beperken hun opmerkingen en vragen daarom vooral tot de weg waarlangs de regering dit doel wenst te bereiken.

Kan de regering inzichtelijk maken welke gezondheidswinst met onderhavige wetgeving wordt behaald? Hoe verhoudt de gezondheidswinst zich tot de totale kosten van de gekozen oplossingsrichting?

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Warenwet. Deze leden verbazen zich dat de regering heeft nagelaten om bij dit wetsvoorstel het aspect van het verwijderen van tatoeages te betrekken. Dit zou bij deze wetswijziging in de rede hebben gelegen.

De leden van de PvdA-fractie vinden het volstrekt onaanvaardbaar dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) op dit moment niet kan optreden tegen personen die tatoeages verwijderen. Hoe gaat de regering in het kader van haar preventietaak ervoor zorgen dat dit soort onacceptabele praktijken wordt voorkomen?

Hygiënisch werken bij tatoeëren en piercen

Met deze wetswijziging wordt het mogelijk concrete hygiënevoorschriften te stellen bij het zetten van tatoeages en piercings. Gelet op hun kennis over de wijze waarop hygiënisch gewerkt kan worden wordt aan de GGD'en een rol toebedeeld bij het toezicht door de Voedsel en Waren Autoriteit (VWA) op de naleving van de hygiënevoorschriften bij het zetten van tatoeages en piercings. Ondernemers die zich bezighouden met tatoeëren en piercen, zoals houders van tatoeage- en piercingshops, juweliers en schoonheidsspecialisten, dienen straks te beschikken over een jaarlijks door de GGD op te stellen hygiënerapport. Langs deze weg beoogt de regering het hygiënisch werken in deze branche landelijk op dezelfde manier in te vullen. Kan de regering nog eens motiveren waarom niet is gekozen om via zelfregulering het gestelde doel te bereiken, vragen de leden van de CDA-fractie. Temeer daar het gehele maatschappelijke veld, waaronder de branches, het wenselijk achten om landelijke hygiënevoorschriften op te stellen.

De leden van de PvdA-fractie zijn evenals de regering sceptisch over de mogelijkheden van zelfregulering door de branche. Nog afgezien van het feit dat, zoals de regering ook zelf al aangeeft, dit niet haalbaar is wegens het ontbreken van een organisatie in de tatoeagebranche, vragen zij zich ten zeerste af of zelfregulering ûberhaupt een reële interventie kan vormen. Denkt de regering werkelijk dat door «het onder de aandacht brengen» van dit probleem bij de organisaties, de blootstelling aan beunhazen voorkomen kan worden?

De leden van de PvdA-fractie betuigen instemming met de wenselijkheid van het opstellen van landelijke hygiënevoorschriften. Gaarne zouden deze leden echter zien dat de rol van de GGD bij het uitoefenen van toezicht naast de Voedsel en Waren Autoriteit nader geconcretiseerd zou worden. Zij vragen of het mogelijk is om aan te geven waaraan wordt gedacht bij het tot stand brengen van een taakverdeling tussen de verschillende toezichthouders. Kan dit eveneens nader worden geconcretiseerd? Waarom is gekozen voor een constructie waarin de GGD wel «een rol moet spelen in het toezicht» maar «zonder daadwerkelijk te hoeven handhaven»?

De oplossingsrichting

Ten aanzien van de door de regering gekozen oplossingsrichting leven er bij de leden van de CDA-fractie nog een aantal vragen. Deze leden vragen allereerst hoe het toezicht op hygiënisch werken bij het zetten van tatoeages en het aanbrengen van piercings in andere landen van de EU is geregeld. Is bij de hier voorgestelde oplossingsrichting gekeken naar (succesvolle) praktijken in het buitenland? Verwacht de regering in de toekomst maatregelen op Europees niveau?

Het rapport van de GGD speelt een belangrijke rol bij het toezicht op de hygiënevoorschriften, constateren de leden van de CDA-fractie. Kan de regering aangeven waarom gekozen is voor een jaarlijks rapport? Wat zijn de eventuele bezwaren tegen een tweejaarlijkse rapportage? Voorts vragen deze leden wat de regering bedoelt met het steekproefsgewijze, reguliere toezicht. Hoe ziet dit toezicht er concreet uit? Hoe verloopt de samenwerking tussen de GGD en de VWA in dat geval?

De leden van de PvdA-fractie vragen wat er gebeurt indien een ondernemer een negatief rapport van de GGD ontvangt. Zij begrijpen dat de GGD dan een signaal afgeeft aan de VWA, waarna de VWA «gericht toezicht» pleegt. Hoeveel tijd verstrijkt er tussen een en ander? Deze leden vragen zich af, gezien het feit dat per dag duizenden piercings worden gezet, hoeveel mensen in die tussentijd gevaar lopen. Hoe vaak controleert de VWA of er daadwerkelijk een rapport van de GGD aanwezig is dat aangeeft dat de hygiënerichtlijnen voldoende worden nageleefd? Ook vragen zij wat er zal gebeuren in de tijd tussen het aanvragen en uitbrengen van een GGD-rapport. Bovendien is niet duidelijk waarom op pagina 3 van de memorie van toelichting gesproken wordt over het opstellen van een rapport op «verzoek» van een ondernemer, terwijl op pagina 5 wordt gesteld dat het voor ondernemers verplicht is om een GGD-rapport aan te vragen. In plaats van het door een ondernemer laten verzoeken om een rapport op te stellen zou het beter zijn de GGD een jaarplanning te laten opstellen en de ondernemers jaarlijks te laten bezoeken. Dit vormt een strengere regulering dan zoals beschreven in de toelichting op artikel I, onderdeel D, dat ondernemers op «enig moment» in het bezit dienen te zijn van een hygiënerapport.

Deze leden vragen vervolgens wat precies de mogelijkheden zijn voor de VWA om via toezicht te handhaven. Welke sancties kunnen worden opgelegd? Kan tot sluiting van een zaak worden overgegaan?

Wettelijke belemmeringen

Bij het aanwijzen van de GGD als rapporterende instantie ontstaat een tweetal handelsbelemmeringen. De regering geeft aan dat de gekozen oplossingsrichting niet in strijd is met Europese regelgeving. Waarop, anders dan op eigen inschatting, baseert de regering deze conclusie, vragen de leden van de CDA-fractie. Bestaat de kans dat andere rapporterende instellingen, tatoeëerders en piercers onderhavige wetgeving zullen aanvechten?

Relatie Wet BIG

De leden van de PvdA-fractie menen, in tegenstelling tot de regering, dat bij het verwijderen van tatoeages sprake is van het verrichten van een handeling die gevolgen kan hebben voor de gezondheid. Het verwijderen van een tatoeage is volgens hen een heelkundige handeling. Dit betekent dat het verwijderen van tatoeages zou moeten vallen onder de reikwijdte van de Wet BIG. Er wordt immers medische apparatuur gebruikt waarmee de samenhang der lichaamsweefsels wordt verstoord en derhalve is er sprake van een overtreding van artikel 36 van de Wet BIG.

Deze leden vragen hoe kan worden gewaarborgd dat een piercer of een tatoeëerder zich zal terugtrekken in geval er sprake is van een complicatie tijdens of na het plaatsen van een piercing of tatoeage. Zij vinden dat het verplicht zou moeten worden gesteld dat een ondernemer in zo'n geval de klant doorverwijst naar een arts. Wat is in dit opzicht de voorlichtende taak van de GGD? In hoeverre wordt er door de GGD en de IGZ op toegezien dat piercers en tatoeëerders bij complicaties de grens niet overschrijden. De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat waar het vooral om jongeren gaat die zich laten piercen en tatoeëren het van belang is er voor te zorgen dat er bij complicaties op tijd ingegrepen kan worden door een arts. Zij denken daarbij aan voorlichting door de GGD aan jongeren, maar ook aan de piercers en tatoeëerders. Is een sanctie mogelijk wanneer er bij complicaties toch «behandeld» wordt door een piercer of tatoeëerder?

Administratieve lasten en bedrijfseffecten

Bij het opstellen van de algemene maatregel van bestuur zal worden gezocht naar het minst belastende alternatief. Hoe wordt beoordeeld welke alternatief het minst belastend is, vragen de leden van de CDA-fractie. Welke partijen worden bij het vaststellen van de AMvB betrokken? Het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal) geeft een aantal voorbeelden om de administratieve lasten te verminderen. Mag daaruit worden geconcludeerd dat ook dit college bij de verdere invulling en uitvoering van de AMvB wordt betrokken? Actal adviseert de stijging van de administratieve lastendruk hoe dan ook te compenseren. Kan de regering aangeven of en hoe dit advies van Actal concreet gestalte krijgt? Is de regering bereid de Kamer te zijner tijd in te lichten over bovengenoemde vragen en opmerkingen?

Artikelsgewijs

Artikel I, onderdeel D (artikel 25, vierde lid, Warenwet)

De leden van de CDA-fractie constateren dat invoeging van dit artikellid nodig is om in het kader van de taakverdeling tussen toezichthouders bij ministeriële regeling de wijze van uitoefening van toezicht te kunnen bepalen. Volgens de memorie van toelichting (blz. 6) zal in bij AMvB aan te geven gevallen het hygiënerapport van de GGD worden doorgezonden naar de VWA. De wettelijke grondslag hiervan behoeft echter verduidelijking. Wordt deze AMvB gebaseerd op onderhavig artikellid? Zo ja, moet dit dan niet expliciet in de wetstekst worden opgenomen? Zo neen, waarop is de AMvB dan gebaseerd?

De leden van de PvdA-fractie vragen waarom gesproken wordt over «naar verwachting jaarlijks» en «bij voorbeeld jaarlijks». Zij gaan er van uit dat iedere piercing- en tatoeageshop één keer wordt gecontroleerd op naleving van de richtlijnen. Zijn er problemen te verwachten waardoor dit niet mogelijk zou zijn? Om hoeveel controles van piercers en tatoeëerders gaat het maximaal voor een GGD in een grote stad?

De voorzitter van de commissie,

Blok

Adjunct-griffier van de commissie,

Clemens


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Vendrik (GL), Kant (SP), Blok (VVD), voorzitter, Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), ondervoorzitter, Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Joldersma (CDA), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (Groep Nawijn), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Hermans (LPF), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Azough (GL), Koser Kaya (D66) en Van der Sande (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (CU), Verdaas (PvdA), Ferrier (CDA), Çörüz (CDA), Blom (PvdA), Halsema (GL), Gerkens (SP), Veenendaal (VVD), Hamer (PvdA), Weekers (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), De Ruiter (SP), Ormel (CDA), Koomen (CDA), Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Varela (LPF), Bussemaker (PvdA), Heemskerk (PvdA), Oplaat (VVD), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Eski (CDA), Van Gent (GL), Bakker (D66) en Nijs (VVD).

Naar boven