30 173
Wijziging van de Warenwet teneinde een mogelijkheid op te nemen tot het stellen van hygiënevoorschriften bij het tatoeëren en het piercen en tot het houden van toezicht daarop, de werking van die wet uit te breiden tot eet- en drinkwaren die worden verhandeld op het continentaal plat, alsmede tot strafbaarstelling van artikel 27, derde lid, van die wet op grond van de Wet op de economische delicten

nr. 16
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 december 2006

Op 22 juni 2006 heeft de tweede behandeling van de wijziging van de Warenwet om hygiënevoorschriften bij het tatoeëren en het piercen te kunnen stellen (Kamerstuk 2006–2007, 30 173) plaatsgevonden. Tijdens deze behandeling heb ik een toezegging gedaan. Ik zou u nader informeren over de wijze waarop de hygiënewetgeving zijn beslag zal krijgen, daarbij kijkend naar de Belgische regelgeving.

Door de wijziging van de Warenwet wordt het mogelijk gemaakt voorschriften te verbinden aan het tatoeëren en piercen. In het (ontwerp) Warenwetbesluit tatoeëren en piercen, dat thans voor advies bij de Raad van State ligt, wordt van de ondernemer verlangd dat hij over een vergunning beschikt. Deze eis zal echter niet gelden voor ondernemers die alleen de oorlel piercen. De vergunning is gekoppeld aan de ondernemer en de ruimte waar de werkzaamheden worden verricht. Het is een vergunning die wordt verleend door de GGD namens de Minister van VWS. De ondernemer dient een aanvraag in bij de GGD. Vervolgens brengt de GGD een bezoek aan de tatoeage/piercingshop of schoonheidsspecialist en onderzoekt of er redenen zijn om aan te nemen dat de ondernemer niet zal voldoen aan de veiligheidseisen die bij of krachtens het besluit worden gesteld. Is dat namelijk het geval, dan wordt de vergunning geweigerd. Of er veilig wordt gewerkt, wordt beoordeeld aan de hand van een aantal criteria die zijn opgenomen in het besluit. Het gaat dan onder meer om het gebruik van tatoeage- en piercingmateriaal, persoonlijke hygiëne en de inrichting van de ruimte waar getatoeëerd of gepierced wordt. De ondernemer die werkt volgens een door de Minister van VWS aangewezen veiligheidscode wordt geacht te voldoen aan de veiligheidseisen. De hygiënerichtlijnen van het Landelijk Centrum Hygiëne en Veiligheid (LCHV) zullen worden aangewezen als veiligheidscode. De hygiënerichtlijnen zijn opgesteld met het veld, waaronder de tatoeagebranche en piercingbranche. De basis voor de hygiënerichtlijnen zijn de Amsterdamse richtlijnen geweest. In Amsterdam bestaan namelijk al bijna 20 jaar gemeentelijke richtlijnen voor tatoeëren en piercen. Deze Amsterdamse richtlijnen zijn ook de basis geweest voor de Belgische wetgeving. De regels die dus nu voor heel Nederland gaan gelden, komen voor een groot deel overeen met de Belgische hygiëneregels.

De ondernemer die niet werkt volgens een aangewezen veiligheidscode, moet, wil hij voor een vergunning in aanmerking komen, aannemelijk maken dat hij toch voldoet aan de eis van veilig werken. De verwachting is dat overwegend gekozen zal worden voor het werken met de hygiënerichtlijnen van het LCHV.

Als de GGD constateert dat er veilig wordt gewerkt, geeft de GGD namens de minister van VWS een vergunning af. De vergunning is twee jaar geldig en na een periode van vier jaar, wordt de geldigheidsduur drie jaar. Verleende vergunningen worden openbaar gemaakt. Op die manier kan de burger achterhalen of de shop waar hij of zij een tatoeage of piercing wil laten zetten, een vergunning heeft. Een en ander laat onverlet dat de ondernemer die uitsluitend oorlellen piercet en daarom niet over een vergunning hoeft te beschikken, wel aan de voor zijn branche geldende veiligheidsvoorschriften dient te voldoen.

In de Warenwetregeling tatoeëren en piercen wordt de vergunningplicht nader uitgewerkt. Zo zal de regeling aangeven hoe de vergunning moet worden aangevraagd, de geldigheidsduur zoals eerder genoemd en wat de precieze kosten zijn etc. De regeling bepaalt ook dat de klant geïnformeerd moet worden over de mogelijke nadelige gevolgen die aan het aanbrengen van een tatoeage of piercing verbonden zijn.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Naar boven