30 173
Wijziging van de Warenwet teneinde een mogelijkheid op te nemen tot het stellen van hygiënevoorschriften bij het tatoeëren en het piercen en tot het houden van toezicht daarop, de werking van die wet uit te breiden tot eet- en drinkwaren die worden verhandeld op het continentaal plat, alsmede tot strafbaarstelling van artikel 27, derde lid, van die wet op grond van de Wet op de economische delicten

nr. 12
MOTIE VAN DE LEDEN VAN MILTENBURG EN BUIJS

Voorgesteld 22 juni 2006

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de ondernemer die een onderneming in stand wil houden waarin tatoeage- en piercingmaterialen worden gebruikt, dient te beschikken over een vergunning;

constaterende, dat deze vergunning jaarlijks opnieuw moet worden aangevraagd;

overwegende, dat de regering zich ten doel heeft gesteld de administratieve lastendruk te verlagen en in het algemeen het aantal vergunningen met twintig procent wil verminderen;

van mening, dat het jaarlijks aanvragen van een vergunning een zware administratieve last geeft voor de tatoeërende en piercende ondernemer, hieronder worden ook de schoonheidsspecialisten en de juweliers verstaan;

verzoekt de regering te regelen dat niet een vergunning voor één jaar maar een periode van drie jaar wordt verleend,

en gaat over tot de orde van de dag.

Van Miltenburg

Buijs

Naar boven