nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Wet op de architectentitel
dient te worden aangepast in verband met de invoering van de bachelor-masterstructuur
in het hoger onderwijs;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet op de architectentitel wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 2, tweede lid, en 4, tweede lid, wordt «stedebouwkundige»
vervangen door: stedenbouwkundige.
B
Artikel 9, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. in het bezit zijn van:
1°. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van architectuur
aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek genoemde universiteit;
2°. het getuigschrift van een opleiding bouwkunde op het gebied van
de techniek verbonden aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs
en wetenschappelijk onderzoek genoemde universiteit;
2. Onderdeel c komt te luiden:
c. in het bezit zijn van:
1°. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van architectuur
aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek genoemde hogeschool;
2°. het op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs
uitgereikte einddiploma van een Academie van Bouwkunst, het op grond van artikel
34, derde lid, van de Wet op het hoger beroepsonderwijs uitgereikte getuigschrift
van een opleiding voor beroepen op het terrein van architectuur en stedenbouw
dan wel het getuigschrift van een voortgezette opleiding bouwkunst verbonden
aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek genoemde hogeschool;
C
Artikel 10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de aanhef wordt «stedebouwkundige» vervangen door: stedenbouwkundige.
2. Onderdeel a komt te luiden:
a. in het bezit zijn van:
1°. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van stedenbouw
aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek genoemde universiteit;
2°. het getuigschrift van een opleiding bouwkunde op het gebied van
de techniek aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek genoemde universiteit;
3. Onderdeel d komt te luiden:
d. in het bezit zijn van:
1°. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van stedenbouw
verbonden aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek genoemde hogeschool;
2°. het op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs
uitgereikte einddiploma van een Academie van Bouwkunst, het op grond van artikel
34, derde lid, van de Wet op het hoger beroepsonderwijs uitgereikte getuigschrift
van een opleiding voor beroepen op het terrein van architectuur en stedenbouw
dan wel het getuigschrift van een voortgezette opleiding bouwkunst verbonden
aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek genoemde hogeschool;
4. In de onderdelen e, f en g wordt «stedebouw» in de samenstellingen
telkens vervangen door: stedenbouw.
D
Artikel 11, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel a komt te luiden:
a. in het bezit zijn van:
1°. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van landschapsarchitectuur
aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek genoemde universiteit;
2°. het getuigschrift van een opleiding landschapsarchitectuur op
het gebied van de landbouw en de natuurlijke omgeving aan een in de bijlage
bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde universiteit;
2. Onderdeel b komt te luiden:
b. in het bezit zijn van:
1°. het getuigschrift van een masteropleiding op het gebied van landschapsarchitectuur
verbonden aan een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk
onderzoek genoemde hogeschool;
2°. het op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs
uitgereikte einddiploma van een Academie van Bouwkunst, waaraan een afdeling
Landschapsarchitectuur is verbonden, het op grond van artikel 34, derde lid,
van de Wet op het hoger beroepsonderwijs uitgereikte getuigschrift van een
opleiding voor beroepen op het terrein van architectuur en stedenbouw dan
wel het getuigschrift van een voortgezette opleiding bouwkunst verbonden aan
een in de bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
genoemde hogeschool;
E
Artikel 12, eerste lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. in het bezit zijn van:
1°. het getuigschrift van een opleiding Vormgeving van het Domein
Beeldende Kunst en Vormgeving verbonden aan een in de bijlage bij de Wet op
het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde hogeschool;
2°. het op grond van artikel 29 van de Nijverheidsonderwijswet of
op grond van artikel 29 van de Wet op het voortgezet onderwijs uitgereikte
einddiploma van een Academie voor Beeldende Kunsten, afdeling architectonische
vormgeving, dan wel het getuigschrift van een opleiding op het gebied van
de architectonische vormgeving verbonden aan een in de bijlage bij de Wet
op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde hogeschool;
ARTIKEL II
Deze wet treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van
uitgifte van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot
en met 1 september 2002.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,