30 169
Mantelzorg

nr. 4
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 22 december 2005

De vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport1 heeft op 23 november 2005 overleg gevoerd met staatssecretaris Ross-van Dorp van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:

– de brief van de staatssecretaris van VWS d.d. 17 juni 2005 t.g.v. de notitie «De Mantel-zorger in beeld» (30 169, nr. 1);

– de brief van de staatssecretaris van VWS d.d. 25 juli 2005 inzake het rapport «Mantelzorg 2001–2005; ontwikkelingen en evaluatie» (30 169, nr. 2);

– de brief van de staatssecretaris van VWS d.d. 19 oktober 2005 inzake beleidsbrief vrijwillige inzet 2005–2007 (30 334, nr. 1);

– de brief van de staatssecretaris van VWS d.d. 24 oktober 2005 met reactie op het SCP-rapport «Vermaatschappelijking in de zorg» (30 169, nr. 3).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

Mevrouw Timmer (PvdA) merkt op dat vrijwilligers en mantelzorgers onontbeerlijk zijn voor een sterke en sociale samenleving. Ook de regering kent vrijwilligerswerk en mantelzorg een belangrijke rol toe. Maar nog voor er duidelijkheid is over de Wmo lijkt er al afbraak plaats te vinden. Uitgangspunt moet zijn dat er voldoende faciliteiten voor de vrijwilligers en mantelzorgers zijn. Het is goed dat dit algemeen overleg wordt gehouden voor de verdere bespreking van de Wmo, zodat er alvast een aantal piketpalen geslagen kan worden.

Dingen waar burgers en organisaties tevreden over zijn, moeten behouden worden. De Wmo kan nooit de oplossing zijn voor alle gesignaleerde knelpunten. Het kabinet hinkt op twee gedachten. Enerzijds moet men aan zichzelf denken en anderzijds moet men aandacht hebben voor de naaste. Misschien komt hierin wel het verschil in maatschappijvisie tussen CDA en VVD naar voren. Zolang het dit kabinet ontbreekt aan een coherente visie en het een beleid voert waarmee de nadelige gevolgen van decentralisatie of commercialisering van de gezondheidszorg niet worden opgevangen, zal de PvdA-fractie niet accepteren dat de gedurende jaren opgebouwde ondersteuningsstructuur wordt vernietigd. De staatssecretaris zou als christendemocraat moeten weten dat maatschappelijke betrokkenheid te voet komt, maar te paard gaat. In dit verband is een integrale visie op het subsidiebeleid van buitengewoon groot belang.

Het document «gebruikelijk zorg» is in overleg met het veld tot stand gekomen, maar dit blijkt in de praktijk anders uit te pakken dan verwacht. Op de dag van de mantelzorg zijn vele voorbeelden hiervan naar voren gebracht. Waar ligt de grens tussen gebruikelijke en professionele zorg? Moet niet zoveel gebruikelijke zorg worden verleend dat men minder betaald werk kan verrichten of dit zelfs moet opgeven? Binnen de indicatiestelling is sprake van verschillen in interpretatie. De leefeenheid blijft verantwoordelijk voor het herverdelen van de huishoudelijke taken. Is de opmerking dat zorg vóór maatschappelijke participatie gaat geen vergissing? De cijfers over overbelasting en vergelijkbare effecten tonen aan dat de praktijk minder rooskleurig is dan de theorie leek. Heeft de staatssecretaris al iets bereikt in het overleg met SZW over kinderopvang voor mantelzorgers? Als zij worden aangemerkt als gemeentelijke doelgroep, zullen de faciliteiten voor mantelzorgers sterk verbeteren. Kan de staatssecretaris inmiddels een reactie geven op het rapport van het NIZW over emancipatie en arbeidsparticipatie? Wordt het zorgverlof verbeterd?

De wachtlijsten voor buddyzorg, vriendendiensten en vrijwillige thuiszorg moeten worden weggewerkt. Ook bij de respijtzorg wordt naast professionals een beroep gedaan op vrijwilligers. Wat vindt de staatssecretaris van de suggestie om informatie over respijtzorg op te nemen in de richtlijn van het CIZ (Centrum Indicatiestelling Zorg)? Er is te weinig aandacht voor jonge mantelzorgers. Hoe groot is die groep en met welke specifieke problemen heeft zij te maken? De specifieke rol van mantelzorgers binnen de ggz is onderbelicht gebleven.

De subsidieregeling voor vorming, training en advies (VTA) wordt in 2006 terecht gehandhaafd. Ondanks allerlei toezeggingen is er echter geen overleg gevoerd met de VTA-instituten. Blijft het bedrag van 10 mln. ook na 2006 hiervoor beschikbaar? Op welke manier wordt het structurele op dit gebied gewaarborgd? Waarom neemt men het risico dat een goedlopende organisatie wordt ontmanteld? Waarom valt deskundigheidsbevordering niet onder de systeemverantwoordelijkheid? Wat vindt de staatssecretaris van het voorstel om de middelen binnen de Wmo via de centra voor maatschappelijke ontwikkeling te verdelen?

Hoe worden de problemen met de btw ondervangen? Hoeveel van het budget voor de tijdelijke stimuleringsregeling vrijwilligerswerk is in 2005 onbenut gebleven? Wordt het geld voor dit doel behouden?

Mevrouw Van Miltenburg (VVD) wijst erop dat nog niet zo heel lang geleden het verlenen van mantelzorg niet meer dan normaal was. Mensen die voor hun oude moeder of zieke kind moesten zorgen, hadden pech. Als de mantelzorger het niet meer volhield, werd de zieke opgenomen in een instelling. Inmiddels is mantelzorg een ingeburgerd begrip, maar de definitie is aan erosie onderhevig. Welke zorg voor de naaste is vanzelfsprekend? Door de introductie van het document gebruikelijke zorg in de AWBZ is de normale zorg voor het eerst vastgelegd, maar velen zijn geschrokken van wat er van hen verwacht wordt. Niemand kiest voor een leven met een zieke partner of een ziek kind. De beslissing om zich geheel aan de zorgbehoevende te wijden, kan vergaande consequenties hebben, vooral financieel.

Toch wegen de financiële problemen niet het zwaarst. Mantelzorgers verlenen continu zorg, 24 uur per dag. Zij weten niet wat er moet gebeuren als zij zelf ziek worden. Ieder moment voor zichzelf vraagt veel organisatie. Zij gaan het meest gebukt onder de verantwoordelijkheid en het gebrek aan mogelijkheden om terug te vallen op professionals. De VVD-fractie heeft dan ook tegen het amendement van de heer Van der Vlies gestemd, waarin deze problematiek leek te worden teruggebracht tot een financiële kwestie.

Er moet een adequate regeling komen voor respijtzorg. De mantelzorg moet zijn terug te vinden op de CIZ-indicatie. Ook deze zorg is in principe indiceerbaar. Met een dergelijke indicatie kan een mantelzorger snel professionele hulp regelen als de druk tijdelijk te hoog wordt. Incidenteel mag deze hulp de indicatie overstijgen. De overbelasting van mantelzorgers lijkt beter te hanteren als er een persoonsgebonden budget is verleend. Met een pgb kunnen mantelzorgers bijvoorbeeld de verpleging zelf doen, maar de huishoudelijke hulp uitbesteden. In theorie is ook bij zorg in natura een uitruil van functies mogelijk, maar waarom gebeurt dit niet? Eén van de uitgangspunten van de gemoderniseerde AWBZ is het vraaggerichte karakter ervan. Wil de staatssecretaris dit op korte termijn mogelijk maken?

Steeds vaker worden indicatiestellers geconfronteerd met overbelaste mantelzorgers die geen geïndiceerde zorg verlenen, maar zij kunnen niets voor deze mensen doen. Kunnen indicatiestellers een prominentere plaats krijgen bij het signaleren van problemen? Te denken valt aan een draaglasttoets voor mantelzorg. Mantelzorgers krijgen straks met de gemeente te maken in het kader van het Wmo-prestatieveld, maar daar is nog te veel onduidelijkheid over. Worden gemeenten die aantoonbaar zeer goed presteren op het terrein van mantelzorg, waarmee dure AWBZ-zorg wordt beperkt, beloond? Zieken raken hun aanspraak op arbeidgerelateerde voorzieningen kwijt, zoals de werkgeversbijdrage voor de kinderopvang. Gemeenten mogen mensen op dit terrein niet financieel steunen. Wil de staatssecretaris bij haar collega van SZW aandringen op wijziging van de Wet op de kinderopvang op dit punt?

Mevrouw Van Miltenburg vindt dat de overheid zich niet te veel met het vrijwilligerswerk moet bemoeien, want dat past zich vanzelf aan de veranderende samenleving aan. Wel moet er aandacht blijven voor de belemmeringen waarmee vrijwilligers worden geconfronteerd.

De heer Van der Vlies (SGP) constateert dat de staatssecretaris terecht enthousiast is over mantelzorg en vrijwilligerswerk. Zij zijn het cement van de samenleving. Tegelijkertijd moet erkend worden dat het door allerlei maatschappelijke processen veel moeilijker is geworden om op de juiste momenten beschikbaar te zijn. De vraag is of mantelzorgers niet te snel overbelast raken. De ondersteuning wordt al snel vertaald in geld, maar dat wil niet zeggen dat dit alleen de oplossing is. Het kan echter wel het werk vergemakkelijken. Voor vrijwilligers zijn de aftrekposten verruimd, maar waarom niet voor mantelzorgers? Zij zijn zeker even onmisbaar en tonen een minstens vergelijkbare inzet. Zijn amendement voorziet erin dat per 1 januari 2007 een aftrekpost voor mantelzorgers wordt geïntroduceerd. Er is dus nog een jaar voor overleg over een goede vormgeving.

Vrijwilligerswerk en mantelzorg zijn niet los te zien van de Wmo. Gemeenten moeten mantelzorgers in dat kader goede ondersteuning bieden. Hoe wordt voorkomen dat gemeenten er te gemakkelijk van uitgaan dat de omgeving van de zorgafhankelijke cliënt de problemen wel oppakt? Op welke wijze blijft op gemeentelijk niveau gewaarborgd dat mantelzorg vrijwillig wordt verleend? Wordt de mantelzorg betrokken bij de gemeentelijke planvorming? In veel gemeenten is het beleid te veel versnipperd. Dat is niet alleen funest voor een goede afstemming tussen de Wmo en de AWBZ, maar ook voor de ondersteuning van mantelzorgers. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de huidige gemeentelijke voorzieningen op dit gebied? Op welke manier wil zij haar ambities waarmaken?

Respijtzorg is onmisbaar om de druk op mantelzorgers te verlichten. Wordt bij elke indicatiestelling vastgelegd welke zorg de mantelzorger op zich neemt of is dit een optie? Met een indicatie is tijdelijke, bijkomende zorg veel eenvoudiger te regelen. De indicatie kan ook dienen als bewijsstuk voor de Belastingdienst om voor de korting in aanmerking te komen. De indruk is dat er veel goede voornemens zijn, maar dat er nog veel onduidelijkheid is over de hoeveelheid noodzakelijke respijtzorg, de druk die mantelzorgers ervaren en de bekendheid van de respijtzorg. De ggz vraagt in dit verband om specifieke aandacht.

De steunpunten mantelzorg dienen versterkt te worden. Uit de beleidsvoornemens blijkt dat er twee keer 5 mln. extra voor is uitgetrokken. Volgens hardnekkige berichten is dit echter onvoldoende. Hoe is de staatssecretaris tot het bedrag van de CVTM (Coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg)-regeling gekomen? Wordt in de toekomst structureel voldoende geld uitgetrokken voor de ondersteuning van mantelzorg? Op welke wijze wordt een al te grote versnippering over gemeenten voorkomen?

De SGP-fractie is positief over de inzet op het terrein van het vrijwilligerswerk. De «klassieke» vrijwilliger mag niet in het gedrang komen. Veel vrijwilligers willen tegenwoordig flexibel worden ingezet, maar dit is moeilijker te regelen en geeft te weinig continuïteit. Bestaande initiatieven mogen niet worden ingeruild voor nog wankele nieuwe initiatieven.

Als eerste aanzet is het aanbod van dertig gemeenten voor honderd plaatsen voor een maatschappelijke stage voor jongeren prima. Het potentieel is echter veel breder en de maatschappelijke behoefte ook. Wordt dit voor de betrokken instellingen voldoende aantrekkelijk gemaakt?

De vrijwilligers in de palliatieve terminale zorg bieden een gespecialiseerde vorm van hulp. Door het op termijn wegvallen van de subsidie voor VTA-instituten kan de opleiding voor deze vrijwilligers in het gedrang komen en dat is zeer te betreuren.

De btw op dienstverlening in deze sfeer ziet de heer Van der Vlies als het afromen van zaken die maatschappelijk gezien hard nodig zijn, terwijl de opbrengsten relatief laag zijn. Wil de staatssecretaris met haar collega van Financiën een regeling hiervoor treffen?

Volgens mevrouw Kant (SP) is mantelzorg onbetaalbaar, zowel menselijk als maatschappelijk. Alle fracties en ook de staatssecretaris zijn hiervan doordrongen. Het is echter jammer, dat de maatregelen nog steeds te mager zijn. De mantelzorg en ook het vrijwilligerswerk staan zwaar onder druk. Op de volgende punten kan en moet het beter.

De landelijke vereniging voor mantelzorg LOT stelt dat de financiële middelen absoluut ontoereikend zijn voor een basale ondersteuning, voor de opzet van vrijwilligerszorg, voor buddyzorg, vriendendiensten en deskundigheidsbevordering. De Nederlandse Organisatie Vrijwilligerswerk (NOV) heeft berekend dat de bijdrage neerkomt op € 0,50 per vrijwilliger en dat is veel te weinig. Er is terecht eerder aandacht gevraagd voor de ggz en de VTA-instituten.

De respijtzorg, de logeerhuizen en de dagopvang schieten te kort. Deze belangrijke vormen van verlichting van de zware taak van de mantelzorgers dienen snel en adequaat beschikbaar te zijn. De indicatiestelling moet op die punten worden aangepast.

Veel betrokken zijn zeer teleurgesteld over het werk van het CIZ. Er wordt te weinig rekening gehouden met de belastbaarheid van de mantelzorger. Ondanks toezeggingen van de staatssecretaris blijkt er in de praktijk nog veel aan te mankeren. Mantelzorgers die het met een beetje hulp zouden kunnen redden, dreigen er nu aan onderdoor te gaan. Als de zieke opgenomen moet worden, zijn de kosten alleen maar hoger.

Mevrouw Kant wil bij de financiële ondersteuning een stapje verder gaan dan de heer Van der Vlies en pleit voor een mantelzorgtoeslag. Hoe ziet de staatssecretaris dit? Het blijft vreemd dat degene die een ander verzorgt niet ontheven is van de sollicitatieplicht in de WW of bijstand, zoals ook geldt voor alleenstaande ouders met kleine kinderen. Betrokkenen vervullen een maatschappelijk belangrijke taak. Deze vrijstelling zou ook moeten gelden voor bepaalde uitgebreide vormen van vrijwilligerswerk. Daarnaast dient er een goede regeling voor zorgverlof te komen.

In sommige provincies is het mogelijk, een huis aan te passen om gemakkelijker voor een naaste te kunnen zorgen. Hoe staat het met de discussies over het wegnemen van de belemmerende regelgeving? Wil de staatssecretaris zich sterk maken voor landelijke invoering van deze mogelijkheid? Kunnen mantelzorgers voorrang krijgen bij de toewijzing van een huurwoning? De maatschappelijke stage moet snel landelijk worden ingevoerd. Door de invoering van de Wmo kan de mantelzorg nog verder onder druk komen te staan. De bezuinigingen op het vrijwilligerswerk van de afgelopen jaren staan haaks op de uitspraken van de staatssecretaris over het belang ervan.

De btw op deze vormen van dienstverlening moet worden afgeschaft. Dit dient ook te gebeuren bij initiatieven voor dagbesteding van gehandicapte kinderen waarvoor meerdere pgb’s gezamenlijk worden ingezet.

Mevrouw Azough (GroenLinks) legt de nadruk op de koppeling met de Wmo. Met dat wetsvoorstel schuift de staatssecretaris verantwoordelijkheden van het Rijk naar de gemeenten. In de contourennota staat dat de individualisering van de samenleving en het vergroten van de keuzevrijheid ten koste zijn gegaan van de eigen verantwoordelijkheid. Met andere woorden: meer mensen moeten vaker mantelzorg verlenen en vrijwilligerswerk doen. Hierbij moet bedacht worden dat de druk op de mantelzorg al veel groter is geworden door de verscherpte indicatiestelling en het document gebruikelijke zorg. Uit het SCP-rapport over informele zorg en uit de notitie van de staatssecretaris over mantelzorg en vrijwilligerswerk blijkt dat net zoveel Nederlanders zorg verlenen aan een naaste als tien jaar geleden. Nederland is dus niet zo individualistisch of egoïstisch geworden als de staatssecretaris wellicht denkt. Waar moeten nieuwe vrijwilligers en mantelzorgers vandaan komen? Moeten nog meer vrouwen stoppen met werken?

Mevrouw Azough maakt zich grote zorgen over de emancipatiedoelstellingen van het kabinet. Uit de EER (emancipatie-effectrapportage) van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW) blijkt dat door de Wmo de arbeidsparticipatie op twee manieren in de knel komt. Aan de ene kant komt er een grotere druk op mantelzorgers, veelal vrouwen. Aan de andere kant komt er minder werkgelegenheid voor professionals, ook veelal vrouwen. Het gevaar is groot dat vrouwen onbetaald het werk moeten verrichten dat zij voorheen betaald deden. Kan de Kamer deze EER zo snel mogelijk ontvangen? De staatssecretaris schrijft veel voor de mantelzorgers te willen doen, maar dit blijkt niet uit haar beleid.

Er wordt wel extra geld beschikbaar gesteld, maar dit is lang niet genoeg. Eigenlijk is er 48 mln. extra nodig en dat is welbeschouwd een habbekrats voor de onbetaalbare inzet van mantelzorgers. Wil de staatssecretaris nu of later schriftelijk een reactie geven op de pleitnota van LOT/Xzorg «Barsten of beleid»?

Door de Wmo dreigt versnippering van de ondersteuning over de gemeenten. Sommige organisaties zullen met 46 gemeenten moeten onderhandelen. Verwijzing naar het prestatieveld biedt geen duidelijkheid zolang dat niet is ingevuld. Er is behoefte aan een basisniveau van concrete rechten, zoals een garantie voor 24-uurs noodopvang bij onverwachte uitval. Als de mantelzorgers gaan staken – dat doen ze natuurlijk nooit – valt 75% van de zorg thuis weg.

Het is overigens niet alleen maar kommer en kwel. Veel mantelzorgers hadden de intimiteit van het jarenlang verzorgen van hun naaste niet willen missen. Een terugvaloptie voor als het even te veel wordt, is echter van groot belang. Er is nog heel weinig bekend over de respijtzorg. Alleen de gemeente Amsterdam heeft hier onderzoek naar gedaan en daaruit blijkt een grote vraag en een zeer gering aanbod. Ook de indicatie is nog onduidelijk. De problemen op dit terrein moeten op korte termijn opgelost worden.

Er is dringend behoefte aan betere, betaalde zorgverlofregelingen. Waarom geldt de vrijstelling van de sollicitatieplicht alleen voor mensen van 57,5 jaar en ouder? Kunnen niet alle mantelzorgers die meer dan 20 uur zorg per week verlenen hiervan worden vrijgesteld?

Vrijwilligerswerk is zeer belangrijk. De fractie van GroenLinks steunt het voorstel voor de maatschappelijke stage en de inzet van het wegnemen van overbodige regelgeving. Er zijn echter ook zorgpunten, zoals de vriendendiensten die via de Wmo worden overgeheveld naar de gemeenten, maar dan zonder het bijbehorende budget van 5 mln. Hoe zorgt de staatssecretaris ervoor dat de vriendendiensten worden behouden? Met de invoering van de Wmo krijgen de vrijwilligers nog meer werk, terwijl de tekorten nu al groot zijn, getuige de lange wachtlijsten voor vrijwilligershulp. Het is zeer de vraag of het extra bedrag van 5 mln. voldoende is om de problemen op te lossen.

De tijdelijke stimuleringsmaatregel loopt af. Hoe wil de staatssecretaris voorkomen dat goede initiatieven verloren gaan? Door de onduidelijkheid over de toekomst van de samenwerkende organisaties voor maatschappelijk activeringswerk (SOM) wordt in feite een vrijbrief gegeven voor het opheffen ervan en daarmee dreigen ook waardevolle vrijwilligersorganisaties, zoals Ihsan, te verdwijnen.

Mevrouw Van Oerle-van der Horst (CDA) wijst erop dat, ondanks de warme woorden van de staatssecretaris, veel mantelzorgers zich niet gesteund voelen door de overheid. Zij raken soms overbelast en worden gek van alle regelingen en soorten voorzieningen met evenzoveel loketten. Om de mantelzorgers te ontlasten, heeft het CDA vorig jaar een tienpuntenplan gepresenteerd. Mantelzorgers hebben recht op overname van de zorg als dat nodig is, respijthulp, adequate ondersteuning, bemiddeling en groepsgewijze steun. De staatssecretaris heeft daar positief op gereageerd en nu is het tijd voor daden.

De staatssecretaris stelt dat mantelzorg niet afdwingbaar is, maar schrijnende voorbeelden bewijzen regelmatig het tegendeel. Daar moet een einde aan komen. Vooral de indicatiestelling lijkt gebreken te vertonen. De mantelzorgers moeten bij de indicatiestelling betrokken worden. Bovendien moet een beter passend aanbod van respijtzorg worden georganiseerd voor intramurale en thuiszorg. Kan respijtzorg worden geïndiceerd met het oog op vervangende hulp thuis? De CVTM-regeling wordt met 5 mln. verhoogd en dit bedrag loopt geleidelijk op tot 10 mln. Volgens de LOT is dit echter slechts een marginale investering, want er zou niet minder dan 48 mln. nodig zijn.

Het laatste jaar zijn de uitgaven voor huishoudelijke zorg met 230 mln. gedaald. Het is redelijk dat een substantieel deel daarvan wordt toegevoegd aan het budget voor de mantelzorg. Er moeten goede ondersteuningspunten bijkomen, ook regionaal. Regionaal werkende organisaties hebben een grotere slagkracht en kunnen lokale organisaties steunen met PR, scholing en dergelijke. Wil de staatssecretaris dit toezeggen?

Er is een probleem met de financiering van vriendendiensten, buddyzorg en vrijwillige respijtzorg. Er staan nu 600 mensen op de wachtlijst voor een buddy. Middels een kaartenactie hebben cliënten de politiek laten weten welke waarde deze hulpvorm heeft.

De vier miljoen vrijwilligers in Nederland zijn onmisbaar. Zij verdienen erkenning en waardering. De overheid moet er alles aan doen om dit werk te steunen. De staatssecretaris heeft al een aantal goede maatregelen genomen en met deze beleidsbrief krijgt de vrijwillige inzet een gestructureerde inbedding. Het werk valt of staat met goede steunpunten. Het is toe te juichen dat het budget in 2006 en 2007 wordt verhoogd tot 20 mln. De middelen voor 2005 moeten beschikbaar blijven voor de genoemde doelstellingen.

Toch staat het vrijwilligerswerk onder druk. In april 2005 heeft het CDA een aanvalsplan gepresenteerd waardoor vrijwilligers meer ademruimte kunnen krijgen. Er is een motie ingediend waarin wordt gevraagd, hinderlijke arboregels voor vrijwilligers te schrappen. Op welke wijze zet de staatssecretaris zich hiervoor in? Zij is verantwoordelijk voor het coördineren van het interdepartementaal beleid.

Het verbeteren van de infrastructuur is belangrijk. Het instituut voor vrijwillige inzet CIVIQ heeft een landelijke helpdesk ingesteld, zoals eerder bepleit door de Commissie vrijwilligerswerk. De helpdesk bij het Kenniscentrum Maatschappelijk Inzet (KCMI) moet gehandhaafd worden voor een goede informatievoorziening over wet- en regelgeving. Beheert deze helpdesk ook een landelijke vacaturebank? Op welke wijze zorgt de staatssecretaris ervoor dat er binnen iedere regio aanspreekpunten voor advies en voorlichting worden opgezet? Hoeveel experts worden als makelaar ingezet? Waar worden deze mensen op afgerekend? Landelijke koepels zijn van belang voor deskundigheidsbevordering, kwaliteitsverbetering en uitwisseling van ervaringen.

Jongeren die een bijstandsuitkering aanvragen, moeten in ieder geval vrijwilligerswerk doen. Het is goed dat maatschappelijke stages worden ingevoerd, maar minister Van der Hoeven trekt voor het onderwijs veel meer geld voor uit dan de staatssecretaris voor de begeleiding. Leidt dit niet tot fricties?

Bij de groep nieuwe ouderen is nog een wereld te winnen. Uit onderzoek blijkt dat veel gepensioneerden geen vrijwilligerswerk doen, omdat zij er niet voor gevraagd zijn. Het KMCI kan de structurele voorlichting op zich nemen. De interculturele samenwerking tussen allochtone en autochtone organisaties moet bevorderd worden. Spelen landelijke organisaties een rol in het ondersteuningscentrum van het KMCI en, zo ja, welke? Is er voor hen een rol weggelegd bij het begeleiden van stages? Waarom moeten VTA-instituten nog steeds arrangementen met overnachtingen aanbieden? Het aanbod moet meer klantgericht worden georganiseerd, ook op locatie.

De belastingvrije onkostenvergoeding voor vrijwilligers is gelukkig verdubbeld. Aan de gratis collectieve aansprakelijkheidsverzekering voor vrijwilligers (de motie-Atsma) moet een bestuursaansprakelijkheidsverzekering worden toegevoegd.

Het antwoord van de staatssecretaris

De staatssecretaris legt uit dat het gehele cluster van vermaatschappelijking van zorg, mantelzorg en vrijwillige inzet essentieel onderdeel van de Wmo is. Er is echter ook een relatie met de AWBZ. Zonder de inzet van vrijwilligers is het functioneren van bepaalde sectoren, zoals sport, nauwelijks mogelijk. Bij een voortgaande vermaatschappelijking van de zorg neemt het belang van de mantelzorg alleen maar toe. De staatssecretaris heeft zeer veel waardering voor de zorg die betrokkenen verlenen. Het is niet goed een tegenstelling te creëren tussen het aan zichzelf denken of aan anderen denken. Men moet zijn persoonlijke ontplooiing zoveel mogelijk in individuele vrijheid vorm kunnen geven, maar de samenleving houdt op te bestaan als men niet ook naar elkaar omziet.

De vermaatschappelijking van de zorg is niet in Den Haag bedacht, maar komt uit de samenleving zelf. Mensen willen zo lang mogelijk in hun eigen omgeving blijven wonen. Dat wordt gestimuleerd door het scheiden van wonen en zorg, maar er zijn ook grenzen aan de vermaatschappelijking. Er mogen in die zin geen dogma’s ontstaan dat iedereen met een beperking per se zelfstandig moet blijven wonen.

Mantelzorg is een uiting van menselijke betrokkenheid, hoe groot de problemen soms ook zijn. Het CPB constateert terecht dat het accent wel eens te veel op de donkere kant wordt gelegd. Niet voor niets zegt 75% van de ondervraagden dat mantelzorg veel voldoening geeft. Vanwege het grote belang voor de samenleving, maar ook vanwege dat van de individuen moet de overheid zuinig zijn op mantelzorgers. Zij verdienen steun om hun zorgtaken te kunnen combineren met werk en de zorg voor het gezin.

De staatssecretaris weerspreekt de suggestie dat haar beleidsinspanningen zich tot woorden hebben beperkt. Er is de laatste jaren heel veel gedaan op dit terrein. Het budget voor de subsidieregeling coördinatie vrijwillige thuiszorg en mantelzorg is aanzienlijk verhoogd. In 2001 was hier nog 4,7 mln. voor beschikbaar, maar dit is in 2007 al 32 mln. Dit is nog exclusief de 4 mln. die sinds enige jaren beschikbaar is voor landelijke organisaties zoals LOT en Xzorg. De verhoging van het budget heeft geleid tot een toename van het aantal mantelzorgers dat wordt bereikt. In 2002 en 2003 is het aantal mantelzorgers geraamd op 154 000 respectievelijk 237 000. Op basis van het Besluit zorgaanspraken is respijtzorg ten laste van de AWBZ mogelijk geworden. In de werkdocumenten van de toenmalige RIO’s werd geen aandacht besteed aan mantelzorgers, maar deze zijn inmiddels aangescherpt. Samen met het Verweij-Jonker Instituut wordt bezien hoe mantelzorgers in het proces betrokken kunnen worden. De resultaten daarvan worden geïmplementeerd.

Mantelzorg is niet afdwingbaar. Aangezien er zo’n 800 000 indicaties per jaar gesteld worden, zijn incidenten niet uitgesloten, maar de staatssecretaris zal in een brief aan het CIZ helder uiteenzetten wat nu de bedoeling is. De organisaties die mantelzorgers vertegenwoordigen en de Kamer zullen deze brief ook krijgen. Met Z-org zijn afspraken gemaakt over de mogelijkheid van sparen binnen de indicatieklasse van professionele zorg. Als mantelzorgers tijdelijk extra zorg verlenen waardoor de professionele zorg afneemt, kan de bespaarde professionele inzet op een later moment integraal worden verzilverd, zonder dat er een nieuwe indicatie nodig is. Ook aan die mogelijkheid zal bekendheid gegeven worden. Bij acute noodsituaties moet opname geregeld kunnen worden.

De bekendheid van mantelzorg is sterk toegenomen. 80% van de Nederlanders weet wat die inhoudt. Meer mantelzorgers kunnen de weg naar ondersteunende instanties inmiddels vinden, maar dat moet nog beter. Momenteel bezien LOT, Xzorg en VNG op welke wijze het prestatieveld in de Wmo vormgegeven kan worden. Mantelzorgers mogen niet alleen naar de AWBZ verwezen worden. Ook de sociale netwerken zijn van belang.

De uitkomsten van de evaluatie van de uitvoering van het beleid sinds 2001 zijn overwegend positief. Veel voornemens zijn in activiteiten omgezet. De claim van LOT voor een extra bedrag van 48 mln. is onvoldoende onderbouwd. Er zal om een nadere onderbouwing worden gevraagd. De staatssecretaris zal haar reactie daarop nog voor het Wmo-debat aan de Kamer doen toekomen.

Ook op het terrein van het vrijwilligerswerk is het nodige gebeurd. Na het advies van de RMO (Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling) in 2000 is een programmeringsstudie verricht die tot een aantal onderzoeken heeft geleid. Die hebben veel waardevol materiaal opgeleverd voor de vrijwilligerorganisaties.

De prestatievelden in de Wmo zijn niet ingegeven door de gedachte dat het Rijk zich daar niet mee moet bemoeien. Er is besloten tot een wettelijke plicht om mantelzorgers en vrijwilligers op lokaal niveau te ondersteunen omdat de inspanningen van het Rijk niet voldoende zijn. Gemeenten moet duidelijk gemaakt worden dat ook mensen die niet om hulp vragen, ondersteuning nodig kunnen hebben, want dat is voor mantelzorgers hard nodig. Ook vanwege de grote verschillen tussen gemeenten qua voorzieningenniveau is wettelijke plicht tot ondersteuning op lokaal niveau gewenst.

Als gemeenten landelijk krijgen voorgeschreven wat zij op dit terrein moeten doen, wordt het leveren van maatwerk belemmerd. Uitgaan van de vraag van de betrokkene leidt tot het beste resultaat. Daarom is ook geregeld dat mantelzorgers worden ingeschakeld bij de beleidsvoorbereiding en dat zij hun mening moeten geven over het prestatieveld. De Wmo stuurt vooral op participatie. Het college van B&W wordt op de prestaties op dit terrein afgerekend door de raad.

Invoering van de Wmo zal niet meteen tot een ommekeer leiden. Het is een dynamisch proces dat enige tijd zal vergen. Met de Wmo moet juist versnippering worden voorkomen. Daartoe is de samenhang met ander beleidsterreinen met nadruk in de wet zelf vastgelegd. Voor de taken die gemeenten niet zelfstandig op zich kunnen nemen, is de provinciale steunfunctie beschikbaar.

Op dit moment wordt samen met een aantal gemeenten onderzocht op welke wijze maatwerk kan worden geleverd bij de ondersteuning van mantelzorgers. De eerste ervaringen zijn aan het eind van dit jaar bekend. De wet schrijft overigens ook voor dat de onderscheiden prestatievelden met elkaar verbonden moeten worden tot een integraal aanbod. De huidige goede initiatieven op lokaal niveau worden gehandhaafd. Het is de bedoeling dat deze in alle gemeenten van de grond komen.

Uitruil van functies moet mogelijk zijn. De staatssecretaris zegt toe, deze mogelijkheid nogmaals onder de aandacht van de indicatiestellers te brengen. Daarbij wordt er ook op gewezen dat indicatiestellers overbelasting moeten signaleren. In overleg met het CIZ wordt bezien op welke wijze in het indicatiebesluit zichtbaar kan worden gemaakt dat de mantelzorger gebruik kan maken van respijtzorg. Het is goed dat in het amendement-Van der Vlies een ruime invoeringstermijn is opgenomen, want de uitvoeringslasten moeten tot een minimum worden beperkt. Overigens zijn de kosten van mantelzorg aftrekbaar.

Uit de analyse van het SCP blijkt dat overbelasting van mantelzorgers wordt veroorzaakt door hulp binnen het eigen huishouden, hulp aan een terminaal zieke, meerdere vormen van zorg en intensieve zorg. Er is echter geen eenduidige relatie tussen het verrichten van betaalde arbeid en de mate van belasting van de mantelzorger. Vaak wordt arbeid juist als een welkome afwisseling van de zorgtaken ervaren. Uit dit onderzoek komt verder naar voren dat tot 2020 de vraag naar mantelzorg met 5% toeneemt, terwijl het aanbod met 15% stijgt. Er wordt verondersteld dat er een verschuiving optreedt van informele zorg naar particuliere hulp.

Het kabinet heeft zich ten doel gesteld, het verrichten van betaalde arbeid te stimuleren. Dat is niet alleen van belang voor de emancipatie van vrouwen, maar ook voor de Nederlandse economie. Daarnaast wenst het kabinet dat mensen zoveel mogelijk solidair zijn en voor elkaar zorgen. Dat hoeft niet te botsen. Mensen moeten in staat gesteld worden de door hen gewenste keuze te maken. Over de verschillende regelingen wordt op dit moment overlegd met SZW vanuit het perspectief van mantelzorg. Daarbij zullen de suggesties van mevrouw Van Miltenburg betrokken worden. In het document gebruikelijke zorg staat zeker niet dat mensen worden gedwongen om hun baan op te zeggen. Bij de evaluatie van dit document zal aandacht worden besteed aan de interpretatie in de praktijk.

Uit de emancipatie-effectrapportage is niet af te leiden dat de Wmo slecht uitwerkt op de emancipatie van vrouwen. Ieder maatschappelijk proces heeft effect op zorgbehoefte, mantelzorgbelasting, inzet en arbeidsparticipatie. Emancipatie-effecten worden bepaald door een aantal elkaar beïnvloedende ontwikkelingen waarvan de invoering van de Wmo er slechts één is. Als de prestatievelden goed worden ingevuld met voldoende ondersteunende activiteiten kan de emancipatie juist bevorderd worden. De EER zal, met een reactie daarop van de staatssecretaris, zo snel mogelijk naar de Kamer worden gestuurd.

De staatssecretaris zal extra aandacht geven aan de respijtzorg in de ggz. Zij zal met de desbetreffende organisaties in overleg treden om te bezien op welke wijze buddyzorg en vriendendiensten bevorderd kunnen worden.

Er wordt nagedacht over de introductie van een leskoffer om op scholen duidelijk te maken dat ook jongeren mantelzorg verlenen. Deze jongeren hebben vooral behoefte aan contact met lotgenoten. Er wordt ambtelijk met de VNG overlegd over de kinderopvang. De staatssecretaris zal met minister De Geus hierover in overleg treden.

De vragen van mevrouw Kant over het bouwen op eigen erf zullen na overleg met minister Dekker worden beantwoord.

Vooral jongeren, allochtonen en senioren worden gestimuleerd tot het verrichten van vrijwilligerswerk. Overigens blijkt uit de monitor dat jongeren en ouderen zich gelijkelijk hiervoor inzetten. Op het terrein van de maatschappelijke stage dient nog het nodige te gebeuren. Onderzocht moet bijvoorbeeld worden op welke wijze het best kan worden aangesloten bij de jongerencultuur. De zwaarste last, ook financieel, ligt in dit geval bij OCW. De staatssecretaris is bereid, na te gaan of de ontvangende instellingen geld en/of menskracht voor begeleiding tekortkomen.

CIVIQ kan de komende jaren de inzet van de nieuwe doelgroepen blijven stimuleren. Er is bijna 10 mln. extra ter beschikking gesteld voor nieuwe doelen. Daarnaast is versterking van de kennisinfrastructuur een belangrijke ambitie. Er is nog geen landelijke vacaturebank, maar is wel een digitale poging daartoe in de vorm van www.freeforce.nl. CIVIQ krijgt subsidie voor voorlichting en informatie gericht op werving van senioren. Vooruitlopend op het samengaan hebben CIVIQ en NIZW het grootschalige programma «De zilveren kracht ontwikkeld», dat in 2006 van start gaat. Dit richt zich specifiek op het beter benutten van het menselijk kapitaal van senioren.

Op verzoek van gemeenten en lokale organisaties kan via adviseurs de kwaliteit en de kennis van steunpunten voor vrijwillige inzet worden versterkt. De adviseurs beschikken over uitgebreide kennis van het lokale beleid. Gezien de omvang van het project, moet de organisatie van de landelijke pool van adviseurs Europees worden aanbesteed.

De subsidiëring van VTA-instituten wordt nader bezien. Veel organisaties zijn hier niet tevreden over. Het cursusaanbod, de tijdstippen en de locaties moeten flexibeler worden. In 2006 wordt een nieuw model voor landelijke deskundigheidsbevordering ingevoerd. Bij de uitwerking daarvan worden alle relevante partners betrokken. Ook in dit kader is er sprake van vraagsturing en lokale ondersteuning. Het budget blijft ongewijzigd, maar het geld dat overblijft, kan niet worden meegenomen naar een volgend jaar. Er wordt zoveel mogelijk getracht, het gehele budget in te zetten. Goede projecten van SOM komen, gelet op de specifieke expertise, voor honorering in aanmerking.

De staatssecretaris voelt niets voor de invoering van een mantelzorgtoeslag. In sommige gevallen is ook voor mensen jonger dan 57,5 jaar vrijstelling van de sollicitatieplicht mogelijk.

De rijksoverheid investeert zeker niet te weinig in vrijwilligerswerk, maar er zijn ook andere actoren. De overheid heeft vooral de taak, ruimte voor creatieve ideeën te maken en op dwarsverbanden te wijzen. Hinderlijke (arbo)regels zullen zoveel mogelijk worden weggenomen, maar de goede bescherming van vrijwilligers mag niet in het geding komen.

In het overleg met NOV is niets van de kritiek gebleken die later in de brief is verwoord. Er wel degelijk sprake van een duidelijke visie.

De Eramus Universiteit doet onderzoek naar de aansprakelijkheidspositie van vrijwilligers en vrijwilligersorganisaties. Dit wordt begin 2006 afgerond. De resultaten zullen uitwijzen of er sprake kan zijn van een collectieve aansprakelijkheidsverzekering. Uitgangspunt is dat de regeling zo simpel mogelijk zijn.

De vragen over de btw worden schriftelijk beantwoord.

Nadere gedachtewisseling

Mevrouw Timmer (PvdA) wijst erop dat haar partij bereid is om extra middelen beschikbaar te stellen voor ondersteuning van de mantelzorgers. Zij is benieuwd wat het nader overleg met de LOT oplevert. Worden de belangen van mantelzorgers behartigd door de regionale steunpunten? Goede bestaande initiatieven moeten behouden worden. Waar nodig, moeten daar extra middelen voor worden ingezet.

Mevrouw Van Miltenburg (VVD) is benieuwd naar het effect van de brief over de indicatiestelling. Kan de Kamer voor het algemeen overleg over de modernisering van de AWBZ daarover geïnformeerd worden? Kan meer duidelijkheid worden gegeven over de mogelijkheden om particulier betaalde hulp van de belasting af te trekken? In sommige regio’s wordt gemakkelijker zorg geïndiceerd als een man er alleen voorstaat dan wanneer dit een vrouw betreft.

De heer Van der Vlies (SGP) onderschrijft de wettelijke verplichting tot het realiseren van prestatievelden, maar dan moet wel duidelijk worden wat daar minimaal van wordt verwacht. De staatssecretaris suggereert ten onrechte dat implementatie van het amendement ingewikkeld is. Bij de introductie moet een en ander goed geregeld worden, maar daarvoor heeft men nog een jaar de tijd. Een jaar of twaalf geleden is precies hetzelfde voor vrijwilligers geregeld.

Mevrouw Kant (SP) blijft van mening dat er meer gedaan moet worden ten behoeve van de mantelzorg. Zij houdt haar zorgen over de indicatiestelling en hoopt dat de brief van de staatssecretaris tot de gewenste aanpassingen leidt. Bij de invoering van de Wmo worden te weinig concrete eisen aan gemeenten gesteld en daarom is het gevaar groot dat het prestatieveld te vrijblijvend wordt ingevuld.

Mevrouw Azough (GroenLinks) is bang dat zonder nadere precisering de Wmo een lege huls zal blijken te zijn. Met de brief van de staatssecretaris moeten de problemen rond de indicatiestelling echt de wereld uit zijn. Mevrouw Azough blijft van mening dat de overheid de combinatie van arbeid en zorg beter kan faciliteren, zowel voor mannen als vrouwen.

Mevrouw Van Oerle-van der Horst (CDA) informeert wanneer de staatssecretaris duidelijkheid kan geven over de extra middelen die nodig zijn om de witte plekken weg te werken. Dat moet geregeld zijn voor de Wmo in werking treedt. Op welke wijze en vooral wanneer worden de wachtlijsten voor buddyzorg en vriendendiensten aangepakt?

De staatssecretaris benadrukt dat juist door de invoering van de Wmo gemeenten verplicht worden om met mantelzorgers in overleg te treden over het gewenste aanbod. De verantwoordelijke bestuurders op lokaal niveau moeten gestimuleerd worden om zelf beleid te ontwikkelen. Betrokkenen hebben recht op een aanbod dat past bij de specifieke vraag.

De LOT blijft het landelijke aanspreekpunt voor de mantelzorg. Deze organisatie moet goed onderbouwen waar nog witte plekken zijn. Vervolgens zal de Kamer de reactie daarop van de staatssecretaris ontvangen.

De Kamer wordt voor het AO over de modernisering van de AWBZ nader geïnformeerd over de indicatiestelling. De vraag over de fiscale aftrekposten wordt schriftelijk beantwoord.

De indicatiestelling mag in geen geval genderafhankelijk zijn. In voorkomende gevallen kunnen mannen worden bijgeschoold in huishoudelijke taken.

Het amendement van de heer Van der Vlies zal in samenspraak met staatssecretaris Wijn beoordeeld worden op zijn praktische uitvoerbaarheid.

Bij de combinatie van arbeid en zorg moet zoveel mogelijk getracht worden, er in overleg met de werkgever uit te komen. Uit onderzoek blijkt dat veel mantelzorgers niet weten wat de mogelijkheden op dit terrein zijn. Samen met SZW en LOT wordt nagegaan op welke wijze daar verandering in gebracht kan worden en hoe de administratieve rompslomp beperkt kan worden. In het overleg met SZW zullen ook de opmerkingen van de Kamer over de sollicitatieplicht worden meegenomen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Blok

De griffier van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Teunissen


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Kalsbeek (PvdA), Buijs (CDA), Atsma (CDA), Arib (PvdA), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), voorzitter, Smits (PvdA), Örgü (VVD), Verbeet (PvdA), Van Oerle-van der Horst (CDA), ondervoorzitter, Vergeer (SP), Vietsch (CDA), Joldersma (CDA), Varela (LPF), Van Heteren (PvdA), Smilde (CDA), Nawijn (LPF), Van Dijken (PvdA), Timmer (PvdA), Van Miltenburg (VVD), Kraneveldt (LPF), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Azough (GroenLinks), Koşer Kaya (D66) en Van der Sande (VVD).

Plv. leden: Rouvoet (ChristenUnie), Verdaas (PvdA), Ferrier (CDA), Çörüz (CDA), Blom (PvdA), Halsema (GroenLinks), Gerkens (SP), Veenendaal (VVD), Hamer (PvdA), Weekers (VVD), Tjon-A-Ten (PvdA), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Ormel (CDA), Koomen (CDA), Van As (LPF), Waalkens (PvdA), Mosterd (CDA), Bussemaker (PvdA), Heemskerk (PvdA), Oplaat (VVD), Hermans (LPF), Hirsi Ali (VVD), Eski (CDA), Van Gent (GroenLinks), Bakker (D66) en Nijs (VVD).

Naar boven