30 168 Evaluatie Wet op de dierproeven

Nr. 34 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2011

In 2008 is de Kabinetsvisie Alternatieven voor Dierproeven vastgesteld (TK 2007–2008, 30 168, nr. 4). Op grond hiervan is in 2009 het Nationaal Kenniscentrum Alternatieven voor Dierproeven opgericht (Stcrt. 2009, nr. 11552), met als doel de toepassing van 3V-alternatieven voor dierproeven (vervanging, vermindering en verfijning) te bevorderen. Het centrum is vanaf 1 januari 2010 operationeel.

Over het functioneren van het NKCA heb ik u op hoofdlijnen geïnformeerd in de brieven d.d. 28 oktober 2010 (TK, 2010–2011, 30 168 nr. 18) respectievelijk d.d. 3 november 2011 (TK, 2011–2012, 30 168 nr. 32). Inmiddels heb ik kennis genomen van de inhoud van de evaluatie van het NKCA over de eerste anderhalf jaar. Het NKCA speelt een belangrijke rol in de uitvoering van het Actieplan Dierproeven en Alternatieven (TK, 2010–2011, 30 168 nr. 31), dat ik u recent deed toekomen.

Voorafgaand

Artikel 8 van het instellingsbesluit van het NKCA bepaalt dat één en drie jaar na oprichting het functioneren en de financiering van het NKCA worden geëvalueerd. Ingevolge deze bepaling is – in opdracht van het RIVM – door Lunivi Advies de eerste evaluatie uitgevoerd. Het evaluatierapport «De eerste etappe» is te vinden op www.nkca.nl.

De evaluatie is gericht op het functioneren, de organisatiestructuur, de taken en verantwoordelijkheden en de bevoegdhedenstructuur van het centrum en minder op de inhoudelijke taakvervulling. Daartoe is een aantal belangrijke stakeholders van het NKCA uit de wetenschap, het bedrijfsleven en de overheid geïnterviewd.

Hieronder schets ik de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen en geef ik u mijn reactie hierop.

Resultaten evaluatie op hoofdlijnen

Het beleid zoals geformuleerd in de Kabinetsvisie Alternatieven voor Dierproeven wordt over het algemeen positief beoordeeld. Een deel van de implementatie van het beleid, waaronder de oprichting van het NKCA, is echter door omstandigheden traag op gang gekomen.

Uit de evaluatie is verder gebleken dat de ingevoerde organisatiestructuur en het gekozen sturingsmodel voor verbetering vatbaar zijn. De relatie tussen het NKCA en (veld)partijen waarmee wordt samengewerkt kan versterkt worden. Daarnaast kwalificeert men het NKCA als «teveel overheid», hoewel de voordelen van positionering bij het RIVM voor iedereen zwaar wegen.

Het maatschappelijk klankbord waarvan sprake is in de Kabinetsvisie – en dat een belangrijk element is van het dierproeven- en alternatievenbeleid – is in de vorm van het Regulier Overleg Dierproeven en Alternatieven (RODA) medio 2011 voor het eerst bijeen geweest.

Het NKCA zelf scoort nog te laag. Hoewel de grondhouding van alle betrokkenen positief is, is duidelijk behoefte aan een nieuwe impuls en aanpassingen op onderdelen. In de evaluatie wordt een disbalans geconstateerd tussen het ambitieniveau en het takenpakket enerzijds en de beschikbare middelen en personele capaciteit anderzijds. De disbalans wordt breed erkend. (Veld)partijen geven tevens aan dat de communicatie- en informatiefunctie van het NKCA nog onvoldoende van de grond is gekomen, terwijl dit één van de prioritaire functies wordt gevonden. Hierbij wordt onafhankelijkheid van groot belang geacht.

Prioritaire aanbevelingen

De aanbevelingen hebben betrekking op de positie en organisatie, de werkwijzen en middelen van het NKCA en de rollen en verantwoordelijkheden. Ik geef u eerst de desbetreffende aanbeveling en vervolgens mijn reactie hierop.

1. Positie NKCA ten opzichte van VWS

Voor (veld)partijen en overige betrokkenen is de positie van het NKCA ten opzichte van VWS onduidelijk. Het NKCA dient conform de toelichting op het instellingsbesluit een onafhankelijke positie in te nemen. In de evaluatie wordt gesteld dat dit wordt bemoeilijkt doordat het NKCA tevens intensief betrokken is bij het beleidsproces in de rol van secretaris van de interdepartementale werkgroep en stuurgroep alternatieven voor dierproeven.

Daar onafhankelijkheid van het NKCA erg belangrijk wordt gevonden ten behoeve van de invulling van de rol van kenniscoördinator wordt aanbevolen beleid en uitvoering op het gebied van 3V-alternatieven sterker en duidelijker te scheiden. Voorgesteld wordt om VWS zelf het secretariaat van de interdepartementale werkgroep en stuurgroep te laten voeren als onderdeel van het beleidsproces.

De neutralere positionering van het NKCA zou tevens de betrokkenheid van veldpartijen ten goede komen. VWS zou het opdrachtgeverschap en de sturing in moeten vullen via de reguliere jaarplan- en verantwoordingscyclus en in de sturing vooral aan moeten geven «wat» het NKCA zou moeten doen en niet «hoe».

Ik ben van mening dat dit goede aanbevelingen zijn, ik neem ze over.

2. Opdracht en werkwijze NKCA

Samengevat is de opdracht van het NKCA het bundelen en beschikbaar maken van 3V-kennis aan belanghebbende partijen bij de overheid, in het onderzoek en het bedrijfsleven en bij maatschappelijke groeperingen.

Hoewel sprake is van een gewaardeerde dienstbare opstelling van het NKCA, is door een krappe bezetting en het feit dat het centrum net opgezet is, de outcome tot op heden onvoldoende. Aanbevolen wordt een meer projectmatige aanpak te hanteren en meer structuur aan te brengen in de veelheid van taken en activiteiten.

Verder zou de betrokkenheid van andere organisaties moeten worden gestimuleerd. Hiertoe wordt tevens aanbevolen de beschikbare capaciteit uit te breiden, zodat basale taken zoals voorlichting, communicatie, 3V-onderwijs en coördinatie van de Nederlandse inbreng in internationale gremia daadwerkelijk kunnen worden opgepakt. Op al deze terreinen moet deskundigheid aanwezig zijn, dan wel vlot kunnen worden gemobiliseerd bij kennispartners. Alle betrokkenen erkennen dat het fundament waarop het NKCA is gebouwd moet worden verstevigd, wil het centrum een gezond toekomstperspectief hebben.

Ik hecht aan een sterk NKCA. Ik gaf in het Actieplan Dierproeven en Alternatieven al aan dat ik de inzet van het NKCA wilde versterken door additioneel budget beschikbaar te stellen. In de onderhavige evaluatie wordt de noodzaak en juistheid van deze actie bevestigd. Ik stel dan ook met ingang van 2012 structureel op jaarbasis € 300 000,– extra beschikbaar.

De overige onderdelen van voornoemde aanbeveling regarderen primair het NKCA zelf. Ik heb er vertrouwen in dat ze dit goed oppakken. Ik zal tezijnertijd in het jaarverslag zien of de stappen die het NKCA naar aanleiding van de aanbevelingen doet, adequaat zijn gebleken.

3. Positie NKCA ten opzichte van het Regulier Overleg Dierproeven en Alternatieven

Het Regulier Overleg Dierproeven en Alternatieven (RODA) fungeert als trefpunt voor de maatschappelijke dialoog tussen vertegenwoordigers van het beleid, onderzoek, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. De voorzitter en de leden van het overleg hanteren een brede taakopvatting, die de betrokkenheid van de overlegpartners stimuleert. Het overleg was ten tijde van de interviews net opgestart. De evaluatie stelt dat het NKCA met zijn cruciale rol in het kennislandschap de secretariaatsfunctie kan behartigen, mits het NKCA met het oog op de scheiding van beleid en uitvoering zelf geen partij is binnen het regulier overleg, en zich beperkt tot het desgevraagd toelichten en adviseren.

Deze aanbeveling is in lijn met mijn visie en met de status quo.

Voor het NKCA heeft de rol van secretaris van de RODA bovendien een duidelijke meerwaarde. Dit wordt versterkt doordat het NKCA tevens bestuurslid van het European Consensus Platform on Alternatives to animal use (ECOPA) is. Het RODA kan daarmee niet alleen als overlegorgaan voor alle deelnemende partijen fungeren, maar tevens als nationaal consensus platform op het gebied van 3V-alternatieven.

4. Positie 3V-kennispartners ten opzichte van het NKCA

Teneinde in den brede de betrokkenheid van nationale 3V-kennispartners bij het NKCA te vergroten, zou een breed partneroverleg met een adviesfunctie in het leven kunnen worden geroepen, wordt in de evaluatie gesteld. Dit partneroverleg kan het NKCA ondersteunen bij zijn prioritaire communicatie- en informatiefunctie en fungeert tegelijkertijd als platform waar veldspelers elkaar ontmoeten. Zo kan het NKCA gestalte geven aan zijn basisfunctie zijnde kenniscoördinatie, inclusief de afstemming van de Nederlandse inbreng in kennisintensieve internationale gremia.

Het lijkt me belangrijk dat het NKCA zelf beoordeelt welke overlegstructuur het centrum nodig heeft voor een optimaal functioneren.

5. Positie NKCA ten opzichte van het RIVM

Er wordt aanbevolen helderheid te scheppen met betrekking tot de positie van het NKCA ten opzichte van het RIVM. In de evaluatie wordt gesteld dat het NKCA inhoudelijk onafhankelijk moet kunnen opereren en naar buiten moet kunnen treden. VWS stelt de beleidskaders, het RIVM faciliteert het functioneren van het centrum, en inhoudelijk opereert het centrum onafhankelijk. Het laatste kan mede tot uiting komen via de gehanteerde communicatiestijl. Op die manier is sprake van een duidelijke positionering ten opzichte van elkaar, wordt in de evaluatie gesteld.

Voorgesteld wordt de onderbrenging van het NKCA bij het RIVM te continueren. Daarmee blijft het NKCA een overheidsinstelling.

Ik neem deze aanbeveling over.

6. Rolverdeling NKCA en ZonMw

Er wordt aanbevolen helderheid te scheppen met betrekking tot de rollen en verantwoordelijkheden die het NKCA en ZonMw ten opzichte van elkaar vervullen. ZonMw is belast met de onderzoeksprogrammering, het NKCA met de kenniscoördinatie. Over de verdeling van verantwoordelijkheden bleken verschillende beelden te bestaan, mede door het gebruik van terminologie die verschillend kan worden opgevat.

In de evaluatie wordt gesteld dat evenwel duidelijk is dat ZonMw een onafhankelijke regierol vervult in de uitvoering van een onderzoeksprogramma op het gebied van 3V-alternatieven, zowel in opdracht van VWS als van andere mogelijke opdrachtgevers. Het feit dat het NKCA de kenniscoördinatie doet betekent dat het NKCA zelf geen onderzoeksprojecten uitvoert.

Ik zal over het bovenstaande in overleg treden met het NKCA en ZonMw.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Volksgezondheid,Welzijn en Sport,

E. I. Schippers

Naar boven