30 145
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het bevorderen van voortgezet ouderschap na scheiding en het afschaffen van de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap (Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is om het voortgezet ouderschap na scheiding te bevorderen door het verplicht stellen van een ouderschapsplan en het expliciteren van de ouderlijke verantwoordelijkheid en voorts de mogelijkheid tot het omzetten van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap af te schaffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 16a, tweede lid, vervalt: 77a, .

B

Afdeling 5A Omzetting van een huwelijk in een geregistreerd partnerschap vervalt.

C

Artikel 80d wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede en het derde lid tot het derde en het vierde lid wordt na het eerste lid een tweede lid ingevoegd, luidende:

2. Onverminderd het eerste lid betreft de overeenkomst een ouderschapsplan ten aanzien van de minderjarige kinderen over wie de geregistreerde partners gezamenlijk, of een van hen, het gezag uitoefenen, dat door beide geregistreerde partners is ondertekend. In het ouderschapsplan worden in ieder geval afspraken opgenomen over:

a. de wijze waarop de ouders de zorg- en opvoedingstaken, bedoeld in artikel 247, verdelen of het recht en de verplichting tot omgang, bedoeld in artikel 377a, eerste lid, vormgeven;

b. de wijze waarop de ouders elkaar informatie verschaffen en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van hun minderjarige kinderen;

c. de kosten van de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen.

2. In het derde lid (nieuw) wordt na «de artikelen 155» ingevoegd: , 157, vierde en zesde lid, 158.

D

In artikel 149 vervalt onderdeel e.

E

In het tweede lid van artikel 235 wordt «artikel 253a» vervangen door: artikel 253a, eerste lid.

F

In het tweede lid van artikel 236 wordt «artikel 253a» vervangen door: artikel 253a, eerste lid.

G

Aan artikel 247 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

3. Het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen.

H

In artikel 250 wordt de zinsnede «benoemt de kantonrechter» vervangen door: benoemt de kantonrechter of de rechter in zaken waarbij een minderjarige rechtstreeks betrokken is.

I

Artikel 251 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt de zinsnede , tenzij de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen in het belang van het kind bepaalt dat het gezag over een kind of de kinderen aan een van hen alleen toekomt.

2. Het derde en vierde lid vervallen.

J

Artikel 251a komt te luiden:

Artikel 251a

1. De rechter kan na ontbinding van het huwelijk anders dan door de dood of na scheiding van tafel en bed op verzoek van de ouders of van één van hen bepalen dat het gezag over een kind aan één ouder toekomt indien:

a. er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of

b. wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.

2. De beslissing op grond van het eerste lid wordt gegeven bij de beschikking houdende scheiding van tafel en bed, echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of bij latere beschikking.

3. Indien een beslissing op grond van het eerste lid niet alle kinderen der echtgenoten betrof, vult de rechtbank haar aan op verzoek van een van de ouders, van de raad voor de kinderbescherming of ambtshalve.

4. De rechter kan, indien hem blijkt dat de minderjarige van twaalf jaar of ouder hierop prijs stelt, ambtshalve een beslissing geven op de voet van het eerste lid. Hetzelfde geldt indien de minderjarige de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake.

K

Artikel 253a wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Aan het artikel worden twee leden toegevoegd, luidende:

2. De rechter kan op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag. Deze regeling kan omvatten:

a. een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, alsmede en uitsluitend indien het belang van het kind dit vereist, een tijdelijk verbod aan een ouder om met het kind contact te hebben;

b. de vaststelling van de ouder bij wie het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft;

c. de wijze waarop informatie omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind wordt verschaft aan de ouder bij wie het kind niet zijn hoofdverblijfplaats heeft dan wel wordt geraadpleegd;

d. de wijze van het verschaffen van informatie door derden overeenkomstig artikel 377c, eerste en tweede lid.

3. De artikelen 377a, vierde lid, 377e en 377g zijn van overeenkomstige toepassing. Waar in deze bepalingen gesproken wordt over omgang of een omgangsregeling wordt in plaats daarvan gelezen een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.

L

Het tweede lid van artikel 253aa komt te luiden:

2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag zijn hierop van toepassing, met uitzondering van de artikelen 251, tweede lid, en 251a, tweede en derde lid.

M

Artikel 253n wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «251, tweede lid» vervangen door: 251a, eerste lid. Tevens vervalt in de laatste volzin: in het belang van het kind.

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het eerste en derde lid van artikel 251a zijn van overeenkomstige toepassing.

N

Het tweede lid van artikel 253sa komt te luiden:

2. De bepalingen met betrekking tot het gezamenlijk gezag zijn hierop van toepassing, met uitzondering van de artikelen 251, tweede lid, en 251a, tweede en derde lid.

O

Artikel 377a komt te luiden:

1. Het kind heeft het recht op omgang met zijn ouders of met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.

2. De rechter stelt op verzoek van de ouders of van een van hen of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.

3. De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:

a. omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of

b. de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of

c. het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of

d. omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

4. Tot kennisneming van de in dit artikel bedoelde verzoeken is de rechtbank bevoegd. Indien evenwel een procedure inzake gezagstoewijzing bij de kantonrechter aanhangig is, kan een verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling in verband daarmee aan de kantonrechter worden gedaan.

P

In het eerste lid van artikel 377e wordt na «op verzoek van de ouders of van een van hen» ingevoegd: of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind.

Q

Artikel 377f vervalt.

R

In artikel 377g wordt «de artikelen 377a, 377b of 377f» vervangen door: de artikelen 377a of 377b.

S

Artikel 377h vervalt.

ARTIKEL II

De Zesde Titel van het Derde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 815 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede tot en met het vierde lid tot het vierde tot en met het zesde lid worden na het eerste lid twee leden ingevoegd, luidende:

2. Het verzoekschrift bevat een ouderschapsplan ten aanzien van de minderjarige kinderen over wie de echtgenoten gezamenlijk of één van hen, het gezag uitoefenen, dat door beide echtgenoten is ondertekend. In het ouderschapsplan worden in ieder geval afspraken opgenomen over:

a. de wijze waarop de ouders de zorg- en opvoedingstaken, bedoeld in artikel 247, verdelen of het recht en de verplichting tot omgang, bedoeld in artikel 377a, eerste lid, vormgeven;

b. de wijze waarop de ouders elkaar informatie verschaffen en raadplegen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van hun minderjarige kinderen;

c. de kosten van de verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen.

3. Het verzoekschrift vermeldt over welke van de gevraagde voorzieningen overeenstemming is bereikt en over welke van de gevraagde voorzieningen een verschil van mening bestaat met de gronden daarvoor. Tevens vermeldt het verzoekschrift op welke wijze de kinderen zijn betrokken bij het opstellen van het ouderschapsplan.

2. Het vijfde lid (nieuw) komt te luiden:

5. Indien het ouderschapsplan, bedoeld in het tweede lid, of de stukken, bedoeld in het vierde lid, onderdelen a tot en met c, redelijkerwijs niet kunnen worden overgelegd, kan worden volstaan met overlegging van andere stukken of kan op andere wijze daarin worden voorzien, een en ander ter beoordeling van de rechter.

B

In artikel 818 wordt onder vernummering van het tweede tot en met het vijfde lid tot het derde tot en met het zesde lid, na het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, luidende:

2. De rechter kan de echtgenoten naar een bemiddelaar verwijzen met als doel om de echtgenoten in onderling overleg tot afspraken over één of meer gevolgen van de echtscheiding te laten komen indien het verzoekschrift of de behandeling ter terechtzitting daartoe aanleiding geeft.

C

Artikel 822, eerste lid, onder d komt te luiden:

d. een regeling vaststellen inzake de verdeling van de zorgen opvoedingstaken of de omgang tussen het kind en de echtgenoot die niet het gezag uitoefent alsmede inzake het verschaffen van informatie dan wel het raadplegen van de echtgenoten over de minderjarige kinderen van de echtgenoten;.

D

Artikel 827, eerste lid, onder c, komt te luiden:

c. voorzieningen betreffende het gezag over, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van of de omgang met, de informatie en raadpleging over en een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen van de echtgenoten;.

E

In artikel 828 vervalt: met uitzondering van artikel 819 en de bepalingen verband houdende met minderjarige kinderen.

ARTIKEL III

Indien het bij koninklijke boodschap van 18 maart 2004 ingediende voorstel van wet tot Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek alsmede van enige andere wetten in verband met de vaststelling van kinderalimentatie (Wet herziening kinderalimentatie) (Kamerstukken II 2003/04, 29 480, nr. 2), tot wet is of wordt verheven en eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, komt artikel II, onderdeel D, van deze wet als volgt te luiden:

Artikel 827, eerste lid, onder c, komt te luiden:

c. voorzieningen betreffende het gezag over, de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over, de vaststelling van de hoofdverblijfplaats van of de omgang met, de informatie en raadpleging over en een overeenkomstig de maatstaven bij of krachtens artikel 404 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek te bepalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige kinderen van de echtgenoten;.

ARTIKEL IV

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL V

Deze wet wordt aangehaald als: Wet bevordering voortgezet ouderschap en zorgvuldige scheiding.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven