30 143
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces

nr. 4
OORSPRONKELIJKE TEKST VAN HET VOORSTEL VAN WET EN VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING ZOALS VOORGELEGD AAN DE RAAD VAN STATE EN VOORZOVER NADIEN GEWIJZIGD

Voorstel van wet

1. In artikel I, onderdeel A, artikel 51b, eerste lid, ontbrak de laatste volzin.

2. In artikel I, onderdeel A, luidde artikel 51e:

1. Het slachtoffer of de nabestaande die op de terechtzitting een verklaring als bedoeld in artikel 302 wenst af te leggen, geeft daarvan schriftelijk kennis aan de officier van justitie.

2. Tot de nabestaanden die voor oproeping op grond van het eerste lid in aanmerking komen, behoren:

a. de echtgenoot of geregistreerde partner of, bij afwezigheid dan wel niet in staat of bereid zijn van deze:

b. de bloedverwanten in de rechte lijn tot en met de eerste graad en bij afwezigheid dan wel niet in staat of bereid zijn van deze, de bloedverwanten in de zijlijn tot en met de tweede graad.

3. Tot de slachtoffers of nabestaanden die van het spreekrecht gebruik kunnen maken, behoort de minderjarige die de leeftijd van twaalf jaar heeft bereikt. Hetzelfde geldt voor de minderjarige die die leeftijd nog niet heeft bereikt, maar in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen terzake.

3. In artikel I, onderdeel A, artikel 51f, ontbrak het vierde lid.

4. In artikel I, onderdeel A, ontbrak artikel 51h.

5. In artikel I ontbraken de onderdelen D, F, I en J.

6. Artikel IV ontbrak.

Memorie van toelichting

1. De laatste zin van de eerste alinea van paragraaf 1 ontbrak.

2. De tweede zin van de tweede alinea van paragraaf 2 luidde: Inwerkingtreding van de Wet van 21 juli 2004, Stb. 382 is voorzien op 1 januari 2005.

3. In de derde alinea, zesde gedachtestreepje, luidde de zinsnede «aan een aantal eisen die aan een behoorlijke slachtofferbejegening worden gesteld» «aan de eisen die in het Kaderbesluit worden gesteld».

4. De titel van paragraaf 3 luidde: Het begrip slachtoffer.

5. In plaats van de vier laatste zinnen van de tweede alinea van paragraaf 3 luidde de drie laatste zinnen: «Niettemin is het bestendige praktijk dat ook rechtspersonen hun schade als gevolg van een strafbaar feit in het strafproces kunnen verhalen, terwijl de bestaande aanwijzing van het College van procureurs-generaal ook bedoeld is voor rechtspersonen die slachtoffer zijn van een strafbaar feit, voor zover dat voor hen relevant is. Een wijziging in deze situatie is niet beoogd. Doordat gevolg is gegeven aan de wens tot een wettelijke omschrijving, is een afzonderlijke bepaling voor rechtspersonen nodig geworden».

6. In de tweede zin van de derde alinea van paragraaf 3 luidde de laatste twee woorden: «bijzondere verantwoordelijkheid».

7. De vierde zin van de derde alinea van paragraaf 3 luidde: «De feitelijke hulpverlening aan het slachtoffer voor zover het gaat om welzijn wordt uitgevoerd door vrijwilligers en hun organisatie: Slachtofferhulp Nederland; met deze organisatie, die ook meer en meer juridische bijstand gaat verlenen (hulp bij het invullen van de schadevergoedingsformulieren het opstellen van de schriftelijke slachtofferverklaringen) bestaat reeds geruime tijd een substantiële subsidierelatie».

8. De eerste zin van de zesde alinea van paragraaf 3 begon met: «Uitgangspunt kan daarbij zijn».

9. In de vierde zin van de achtste alinea van paragraaf 3 ontbraken tussen «zo blijven» en «veel diefstallen» de woorden «zoals bekend».

10. De laatste zin van de achtste alinea van paragraaf 3 ontbrak.

11. In de laatste zin van de derde alinea van de subparagraaf «Het slachtoffer als procesdeelnemer en klachtgerechtigde ex artikel 12 Sv» van paragraaf 3 ontbrak: «het OM».

12. De verwijzing in de één na laatste zin en de laatste zin van de subparagraaf «Het slachtoffer als procesdeelnemer en klachtgerechtigde ex artikel 12 Sv» van paragraaf 3 ontbraken.

13. De laatste zin van de tweede alinea van paragraaf 4 ontbrak.

14. De laatste drie zinnen van de derde alinea van paragraaf 4 luidden: Evenmin zullen zij aanleiding zien om in alle gevallen gebruik te maken van spreekrecht. Ten slotte is ook de inspanning van politie en justitie kan worden gevergd in de eerste plaats, zoals hiervoor ook al opgemerkt, gerelateerd aan de ernst van het strafbaar feit. Voor slachtoffers en nabestaanden van levens- en geweldsdelicten zal de aandacht en de inspanning groter zijn dan die voor slachtoffers van een autokraak, een winkeldiefstal of verkeersovertreding met blikschade.

15. De tweede en de derde volzin van de eerste alinea van de subparagraaf Overige rechten van het slachtoffer? van paragraaf 4 ontbraken.

16. Tussen de zinnen beginnend met: De beslissing wordt met motivering ... en In het licht van het voorgaande in de eerste alinea van de subparagraaf Overige rechten van het slachtoffer? van paragraaf 4 stond de zin: Ook indien bij voorbeeld in het belang van de verdachte de zitting met gesloten deuren wordt behandeld, kan de voorzitter van de rechtbank bijzondere toegang verlenen.

17. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, artikel 51a ontbrak de passage beginnend met de zin: In het advies van de Raad van State wordt erop gewezen dat een correcte bejegening ... en eindigend met de zin: Het opnemen van deze bepalingen geeft aan dat ...;

18. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, artikel 51a ontbrak de passage beginnend met de zin: De Raad van State heeft aandacht gevraagd voor de positie van het slachtoffer ... en eindigend met de zin: Met de strekking van deze bepaling is rekening gehouden ...

19. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, artikel 51a ontbrak de zin: Van belang is dat hij die beslissing neemt, terwijl hij zich bewust is van de consequenties die daaraan verbonden zijn.

20. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, artikel 51a, luidde de zin beginnend met: Ten aanzien van de veroordeelde aan wie een tbs-maatregel ...: Ten aanzien van de veroordeelde aan wie een tbs-maatregel is opgelegd wordt per geval bekeken of aan het slachtoffer dat daarom heeft verzocht, mededeling kan worden gedaan over het eind van de tenuitvoerlegging (zie Kamerstukken II 2003/04, nrs. 29 452 en 27 214, nr. 5) en de daarop volgende zin.

21. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, artikel 51b, ontbrak de laatste zin van de eerste alinea.

22. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, artikel 51b, ontbraken in de derde alinea de laatste twee zinnen.

23. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, artikel 51b, luidden de derde, vierde en vijfde zin van de vierde alinea: Als het slachtoffer stukken na ommekomst van die termijn wil inbrengen, kan hij zijn verzoek voor of na de aanvang van de terechtzitting ook aan de rechter voorleggen. De logistieke problemen binnen de organisatie om een brief van een slachtoffer in het dossier van de desbetreffende verdachte te krijgen zijn zowel voor openbaar ministerie als zittende magistratuur van vergelijkbare aard.

24. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, artikel 51c, ontbrak in de eerste zin: en een tolk.

25. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, artikel 51c, ontbrak de laatste zin van de tweede alinea.

26. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, artikel 51c, ontbraken de twee laatste zinnen van de derde alinea.

27. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, artikel 51e, ontbrak de laatste zin.

28. In de toelichting op artikel I, onderdeel A, artikel 51f, ontbrak de laatste alinea.

29. De toelichting op artikel I, onderdeel A, artikel 51h ontbrak.

30. De toelichting op D, F, I en J ontbrak.

31. De toelichting op artikel IV ontbrak.

Naar boven