30 143
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces

nr. 30
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 maart 2009

Tijdens het Algemeen Overleg van 9 december jl. over het programma Versterking Opsporing en Vervolging heb ik toegezegd uw Kamer nader te zullen informeren over de uitkomsten van mijn overleg met het College van procureurs-generaal en twee belangenorganisaties voor verstandelijk gehandicapten inzake het verhoren van mensen met een verstandelijke handicap en de betrokkenheid van externe deskundigen daarbij. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand en beantwoord ik tevens de in een eerder stadium door de leden De Wit en Leijten (SP) en Aasted Madsen-van Stiphout (CDA) gestelde vragen rond dit thema1 en de recente aanvullende vragen van de leden De Wit en Leijten (SP)2.

Om zo snel mogelijk duidelijkheid te creëren voor de opsporingspraktijk, is de Aanwijzing Opsporing en Vervolging inzake seksueel misbruik van het College van procureurs-generaal d.d. 15 februari 2005 (hierna: de Aanwijzing) inmiddels conform de in deze brief genoemde uitgangspunten aangepast en gepubliceerd in de Staatscourant3.

Achtergrond

Vanuit de opsporingspraktijk leefden al enige tijd vragen over de rol en bevoegdheden van deskundigen bij het verhoren van mensen met een verstandelijke handicap in zedenzaken. Bij veel van deze verhoren werd tot voor kort gebruik gemaakt van zogenoemde «verhoorderspools» waarin deskundigen (orthopedagogen en psychologen met een diagnostische aantekening) zijn opgenomen. Deze deskundigen beschikken over specifieke kennis van de doelgroep van verstandelijk gehandicapten en over de wijze waarop communicatie met betrokkenen het beste kan plaatsvinden. Belangrijkste vraag was of deze deskundigen zelf een verhoor mogen uitvoeren zonder dat zij beschikken over opsporingsbevoegdheid of dat zij «slechts» de opsporingsambtenaar mogen ondersteunen. De Aanwijzing bleek op dit punt verschillend te worden geïnterpreteerd. Naar aanleiding van deze onduidelijkheid is het College bij brief van 9 februari 2007 door de projectleider van de Landelijke Deskundigheidsmakelaar (LDM)4 gevraagd hierover uitsluitsel te geven. Standpunten College van procureurs-generaal en belangenverenigingen van verstandelijk gehandicapten

Het College heeft daarop een aantal gesprekken gevoerd met wetenschappers en deskundigen uit het veld. Mede naar aanleiding daarvan heeft het College geconcludeerd dat het verhoor van zowel verdachten als slachtoffers met een verstandelijke handicap in zedenzaken dient te worden uitgevoerd door opsporingsambtenaren van de politie en niet door externe deskundigen. De reden hiervoor is dat de politie de meest geëigende instantie is om slachtoffers, getuigen en verdachten van misdrijven te horen. Politiefunctionarissen zijn opgeleid om een verhoor af te nemen en beschikken over de hiervoor benodigde juridische kennis. In dit soort zaken worden bovendien gespecialiseerde zedenrechercheurs ingezet.

Voor deskundigen die in de dagelijkse praktijk als hulpverlener werken, is het soms lastig om los te komen uit hun therapeutische rol. Daarnaast beschikken externe deskundigen over minder juridisch-inhoudelijke kennis op het gebied van strafrecht dan politieambtenaren. Overwogen is om een externe deskundige samen met een politieambtenaar het verhoor te laten uitvoeren. De verhoorders moeten dan wel heel goed op elkaar zijn ingespeeld. Tevens is het voor degene die wordt verhoord erg moeilijk de aandacht te verdelen, zeker wanneer het een verstandelijk gehandicapte betreft.

Cruciaal acht het College het belang van de waarheidsvinding. Onduidelijkheid over de rol van de deskundige doet afbreuk aan het proces van waarheidsvinding.

Gezien de complexiteit van het verhoor van mensen met een verstandelijke handicap ziet het College wel een belangrijke rol voor externe deskundigen met betrekking tot de advisering bij de voorbereiding van het verhoor. Ook zou de externe deskundige desgewenst vanuit de regiekamer de verhoorder kunnen adviseren (door bijvoorbeeld de «chatmethode»).

Vertegenwoordigers van belangenorganisaties van verstandelijk gehandicapten en deskundigen uit de verhoorderspools gaven in reactie daarop aan dat in hun ogen niet kan worden volstaan met het enkel achter de schermen inzetten van deskundigen met specifieke kennis van de doelgroep. Het betekent in hun ogen een inbreuk op het recht van mensen met een verstandelijke handicap om goed gehoord te kunnen worden.

Zij stellen dat de recherche specifieke deskundigheid mist om de ingewonnen informatie van verstandelijk gehandicapten op een juiste wijze te duiden en op een juiste wijze met hen te communiceren opdat de werkelijkheid zoveel mogelijk recht wordt gedaan.

Daarnaast merken zij op dat de genoemde deskundigen nauw samenwerken met de recherche rond de voorbereiding en opvolging van verhoren inclusief de evaluatie daarvan. De kritiek dat de deskundigen over onvoldoende juridische kennis zouden beschikken wijzen zij van de hand door erop te wijzen dat de ingeschakelde deskundigen gecertificeerd zijn door de rechercheschool en op gezette tijden bijscholing plaatsvindt.

Uitgangspunten verhoor verstandelijk gehandicapten

Naar aanleiding van deze verschillende inzichten heb ik overleg gevoerd met het College van procureurs-generaal en vertegenwoordigers van twee belangenorganisaties van verstandelijk gehandicapten1. In dit gesprek zijn de standpunten van beide zijden nader toegelicht wat heeft geleid tot verduidelijking en wederzijds begrip en tot de conclusie dat de betrokkenheid van deskundigen bij het verhoor van mensen met een verstandelijke handicap van groot belang is. In uitzonderlijke gevallen moet het bovendien mogelijk blijven dat de deskundige bij het verhoor aanwezig is.

Naar aanleiding van dit overleg heeft het College de Aanwijzing aangepast en de volgende uitgangspunten vastgesteld:

1. Het verhoren van slachtoffers en verdachten van misdrijven wordt uitgevoerd door opsporingsambtenaren van de politie (ook wanneer het verstandelijk gehandicapten betreft).

2. Gezien de complexiteit van een dergelijk verhoor hebben de externe deskundigen een belangrijke rol met betrekking tot de advisering. In de voorbereidende fase kunnen deze deskundigen bijvoorbeeld adviseren over de manier waarop met de desbetreffende persoon het beste kan worden gecommuniceerd en over het verhoorplan. Daarnaast kan de externe deskundige desgewenst vanuit de regiekamer adviseren, bijvoorbeeld via de zogenaamde «chatmethode».

3. In uitzonderlijke gevallen kan op verzoek van de opsporingsambtenaar en na toestemming van de Officier van Justitie, een externe deskundige bij het verhoor aanwezig zijn. Hierbij kan worden gedacht aan het verhoor van mensen met een meervoudige verstandelijke handicap die nauwelijks of geen spraak hebben of verstandelijk gehandicapten die verhoord moeten worden aan de hand van pictogrammen. Als er verschil van inzicht is over de aanwezigheid van de externe deskundige bij het verhoor van een verstandelijk gehandicapte tussen de externe deskundige en de opsporingsambtenaar, neemt de Officier van Justitie hierover een beslissing.

Conclusie

Ik ben met het College van mening dat het politieverhoor een opsporingsmiddel is dat wordt afgenomen in het kader van het proces van waarheidsvinding. Dat moet niet worden verward met hulpverlening. Onduidelijkheid over de rol van de deskundige bij verhoren van verstandelijk gehandicapten moet dan ook worden weggenomen. Politiefunctionarissen zijn bij uitstek opgeleid om een verhoor af te nemen en beschikken over de hiervoor benodigde juridische kennis. Ik deel daarom het uitgangspunt van het College dat het verhoor dient te worden uitgevoerd door opsporingsambtenaren van de politie.

Aan de andere kant betreft het hier een zeer specifieke en kwetsbare groep. Specifieke kennis van de doelgroep en de complexe en uiteenlopende wijze waarop communicatie het beste kan plaatsvinden is daarom van groot belang bij het verhoren van deze groep. Hoewel de politie over gespecialiseerde verhoorders beschikt kan de betrokkenheid van deskundigen van toegevoegde waarde zijn, ook met het oog op de waarheidsvinding. Desgewenst zou die betrokkenheid ook de aanwezigheid van de deskundige bij het verhoor moeten kunnen omvatten.

De rol van de deskundige moet in dit kader overigens niet worden verward met die van een vertrouwenspersoon. De deskundige dient – in tegenstelling tot de vertrouwenspersoon – niet ter ondersteuning van de verdachte bij het verhoor, maar dient ter beoordeling van de handicap van de verdachte of het slachtoffer. Op basis daarvan adviseert de deskundige de verhoorder(s) met betrekking tot de wijze van verhoren van de verstandelijk gehandicapte en de wijze waarop diens antwoorden of non-verbale reactie moeten worden geduid.

Audiovisuele registratie

In het licht van het voorgaande hecht ik eraan in herinnering te brengen dat alle verhoren in de onderhavige zaken audiovisueel worden geregistreerd. De verplichting tot audiovisuele registratie geldt ongeacht de hoedanigheid van de te verhoren persoon (slachtoffer/getuige, aangever of verdachte). Kinderen onder de twaalf jaar worden in een kindvriendelijke studio verhoord.

Blijkens het vorenstaande wordt de rechtspositie van verdachten en slachtoffers met een verstandelijke handicap voldoende gewaarborgd.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin


XNoot
1

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 470, 471 en 340.

XNoot
2

Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2008–2009, nr. 1314 en 1695.

XNoot
3

Staatscourant, 31 december 2008, nr. 2738.

XNoot
4

De Landelijke Deskundigheidsmakelaar (LDM) is een bureau van het Kennisnetwerk van de Politieacademie. Zij bemiddelt op ad hoc basis tussen (TGO) rechercheteams en externe deskundigen. De LDM heeft een landelijk assessmentpanel (AP) in het leven geroepen om externe deskundigen inhoudelijk op hun deskundigheid te beoordelen. Het AP heeft de betreffende deskundigen toegelaten tot de verhoorderspool als begeleider van verhoren van mensen met een verstandelijke beperking, maar niet als verhoorder.

XNoot
1

De Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland en Belangennetwerk verstandelijk gehandicapten KansPlus.

Naar boven