30 143
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces

nr. 26
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN WOLFSEN EN ÇÖRÜZ TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 9

Ontvangen 13 december 2007

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

Artikel I wordt als volgt gewijzigd:

I

In onderdeel A wordt artikel 51g als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt na de woorden «aan de verdachte» ingevoegd: en, in het in het vierde lid bedoelde geval, aan diens ouders of voogd.

2. Er wordt een lid toegevoegd, dat luidt:

4. Indien de vordering van de benadeelde partij betrekking heeft op een als doen te beschouwen gedraging van een verdachte die de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt en aan wie deze gedraging als een onrechtmatige daad zou kunnen worden toegerekend als zijn leeftijd daaraan niet in de weg zou staan, wordt zij geacht te zijn gericht tegen diens ouders of voogd.

II

Na onderdeel H wordt een onderdeel ingevoegd, dat luidt:

Ha

Artikel 361 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, eerste volzin, wordt hetgeen volgt na de woorden «door die partij» gewijzigd in: , de verdachte en, in het in artikel 51g, vierde lid bedoelde geval, diens ouders of voogd gemaakt.

2. Onder vernummering van het vijfde lid tot het zesde lid, wordt een lid ingevoegd, dat luidt:

5. Indien de rechtbank de in artikel 51g, vierde lid, bedoelde vordering van de benadeelde partij gegrond oordeelt, dan wijst zij de vordering toe ten laste van de ouders of de voogd en veroordeelt zij hen de schade te vergoeden.

3. In het zesde lid wordt hetgeen volgt na de woorden «door de benadeelde partij» gewijzigd in: , de verdachte en, in het in artikel 51g, vierde lid bedoelde geval, diens ouders of voogd.

III

Na onderdeel J worden drie onderdelen ingevoegd, die luiden:

Ja

Aan artikel 421 wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt:

5. Indien geen hoger beroep is ingesteld en tegen de vordering op de voet van artikel 51g, vierde lid, verweer is gevoerd door de ouders of voogd van de veroordeelde, kunnen deze tegen de toewijzing van de vordering in hoger beroep komen bij het gerechtshof. De tweede afdeling van de Zesde Titel van Boek II is niet van toepassing. De bepalingen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering inzake het rechtsgeding in hoger beroep zijn van overeenkomstige toepassing. Voor het geding wordt geen vast recht geheven.

Jb

Aan artikel 496, tweede lid, wordt een volzin toegevoegd, die luidt:

In het in artikel 51g, vierde lid, bedoelde geval kunnen de ouders of de voogd vragen stellen aan een getuige of deskundige, maar alleen betreffende de vordering tot schadevergoeding; zij worden in de gelegenheid gesteld verweer te voeren tegen die vordering.

Jc

Artikel 592a wordt als volgt gewijzigd:

Hetgeen volgt na de woorden «door de benadeelde partij» wordt gewijzigd in: , de verdachte en, in het in artikel 51g, vierde lid bedoelde geval, dien ouders of voogd gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Toelichting

Dit amendement beoogt de positie in het strafproces te versterken van personen die rechtstreekse schade hebben geleden als gevolg van een strafbaar feit dat is begaan door een verdachte die de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt.

Volgens artikel 6:164 Burgerlijk Wetboek (BW) kan een gedraging niet als onrechtmatige daad worden toegerekend aan een persoon die de leeftijd van veertien jaren nog niet heeft bereikt. Op grond van artikel 6:169, eerste lid BW is degene die het ouderlijk gezag of de voogdij over het kind uitoefent, aansprakelijk voor schade aan een derde toegebracht door een als een doen te beschouwen gedraging van dat kind. Het betreft hier risicoaansprakelijkheid; disculpatie is niet mogelijk.

Het huidige strafprocesrecht biedt het slachtoffer van zo een gedraging, voorzover die tevens een strafbaar feit oplevert, geen voorziening om de daardoor veroorzaakte schade in het strafproces tegen de minderjarige verdachte te verhalen. Zijn vordering komt niet voor toewijzing in aanmerking, omdat de verdachte naar burgerlijk recht niet aansprakelijk is voor de toegebrachte schade. Tot verhaal van zijn schade zal hij een civielrechtelijke procedure tegen de ouders of voogd aanhangig moeten maken.

De wettelijke vertegenwoordigers van een minderjarige verdachte hebben nu al een bijzondere positie in het strafproces. Zij worden opgeroepen tot het bijwonen van de terechtzitting en kunnen daar naar voren brengen wat tot verdediging van de minderjarige kan dienen. Gelet op die bestaande positie en op de aard van de onderhavige aansprakelijkheid, achten ondergetekenden het uit overwegingen van proceseconomie gerechtvaardigd om de benadeelde partij de mogelijkheid te bieden zijn vordering jegens ouders of voogd in het strafproces te gelde te maken, onder waarborging van hun verdedigingsrechten als wederpartij.

Wolfsen

Çörüz

Naar boven