nr. 24
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN DE LEDEN WOLFSEN EN TEEVEN TER
VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 15
Ontvangen 7 december 2007
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In de beweegreden wordt de zinsnede «dat het wenselijk is aanvullende
bepalingen op te nemen in het Wetboek van Strafvordering ter versterking van
de positie van het slachtoffer in het strafproces» vervangen door: dat
het wenselijk is aanvullende bepalingen op te nemen in het Wetboek van Strafvordering
en het Wetboek van Strafrecht ter versterking van de positie van het slachtoffer
in het strafproces.
II
Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIA
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 36f wordt onder vernummering van het zesde lid tot zevende
lid, een lid ingevoegd, luidende:
6. Indien de veroordeelde voor een misdrijf niet of niet volledig
binnen acht maanden na de dag waarop het vonnis of arrest, waarbij de maatregel
bedoeld in het eerste lid is opgelegd, onherroepelijk is geworden, aan zijn
verplichting heeft voldaan, keert de staat het resterende bedrag uit aan het
slachtoffer dat geen rechtspersoon is. Bij algemene maatregel van bestuur
kan worden bepaald dat deze uitkering gedurende een in deze algemene maatregel
van bestuur te bepalen tijd wordt beperkt tot slachtoffers van gewelds- en
zedenmisdrijven. Bij algemene maatregel van bestuur kan tevens worden bepaald
dat aan de uit te keren bedragen een bovengrens van € 5000 of hoger
wordt gesteld met dien verstande dat deze bovengrens niet geldt voor de uitkering
aan slachtoffers van een gewelds- of zedenmisdrijf. De staat verhaalt het
uitgekeerde bedrag, verhoogd met 15% in verband met de kosten van inning, op de veroordeelde. Bij dit verhaal is artikel 24b niet van
toepassing.
Toelichting
De schadevergoedingsmaatregel beoogt de strafrechtelijke positie van het
slachtoffer te versterken door herstel van de rechtmatige toestand.
Belangrijk voordeel daarbij voor het slachtoffer is dat het OM is belast
met de tenuitvoerlegging. Te vaak duurt de tenuitvoerlegging echter, om welke
redenen dan ook, te lang. Deze lange duur leidt vervolgens vaak tot onnodig
extra leed bij de slachtoffers. Dat wensen de ondertekenaars zoveel als mogelijk
is tegen te gaan. Daarom beoogt dit amendement een voorschotregeling in het
leven te roepen voor alle slachtoffers ten behoeve van wie zo’n schadevergoedingsmaatregel
is opgelegd. Voor slachtoffers van een gewelds- of zedenmisdrijf gelden geen
beperkingen ten aanzien van de hoogte van een voorschot of de datum van inwerkingtreding
van de schadevergoedingsmaatregel. Voor slachtoffers van alle andere misdrijven
kan bij AMvB worden bepaald dat deze regeling gedurende enige tijd nog niet
van toepassing is. Voorts kan bij AMvB worden bepaald dat de voorschotregeling
voor deze slachtoffers open staat tot een uit te keren bedrag met een bovengrens
van ten minste 5000 euro. De formulering beoogt mogelijk te maken dat deze
limiet eventueel hoger kan worden gesteld. Voor uit te keren bedragen boven
die limiet is de voorschotregel, uitgezonderd zeden- of geweldsmisdrijven,
niet van toepassing.
De staat keert 8 maanden acht maanden na de dag waarop het vonnis of arrest
onherroepelijk is geworden het resterende bedrag uit aan het slachtoffer.
Er is om de volgende reden gekozen is voor het fixeren van een datum gerelateerd
aan het onherroepelijk worden van de veroordeling: Het kost gemiddeld twee
maanden voordat het CJIB door het openbaar ministerie in kennis wordt gesteld
van de rechterlijke uitspraak. Daarna wordt een datum vastgesteld waarbinnen
de betaling moet zijn gedaan en een acceptgirokaart aan de veroordeelde verzonden.
Dit is het begin van de tenuitvoerlegging. Uit de cijfers van het CJIB blijkt
dat thans bijna 15 % van de veroordeelden in staat is om binnen zes
maanden tot betaling over te gaan. Uitgangspunt dient te blijven dat aan de
veroordeelde een redelijke termijn moet worden gegund om zelf aan zijn verplichtingen
te voldoen en dat het de voorkeur verdient dat de veroordeelde ook zelf via
het CJIB aan het slachtoffer betaalt. Vandaar de termijn van in totaal acht
maanden. Het CJIB verhaalt vervolgens het uitbetaalde voorschot op de veroordeelde.
Dat bedrag wordt verhoogd met 15% in verband met de kosten van inning
en apparaatskosten van het CJIB. Andere verhogingen worden daarop dan niet
meer toegepast.
Indien dit amendement wordt aangenomen, komt het opschrift als volgt te
luiden: Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht
ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces.
Wolfsen
Teeven