nr. 15
AMENDEMENT VAN DE LEDEN WOLFSEN EN TEEVEN
Ontvangen 18 oktober 2007
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
In de beweegreden wordt de zinsnede «dat het wenselijk is aanvullende
bepalingen op te nemen in het Wetboek van Strafvordering ter versterking van
de positie van het slachtoffer in het strafproces» vervangen door: dat
het wenselijk is aanvullende bepalingen op te nemen in het Wetboek van Strafvordering
en het Wetboek van Strafrecht ter versterking van de positie van het slachtoffer
in het strafproces.
II
Na artikel III wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL IIIA
Het Wetboek van Strafrecht wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 36f wordt onder vernummering van het zesde lid tot zevende
lid, een lid ingevoegd, luidende:
6. Indien de veroordeelde niet of niet volledig binnen acht maanden
na de dag waarop het vonnis of arrest, waarbij de maatregel bedoeld in het
eerste lid is opgelegd, onherroepelijk is geworden, aan zijn verplichting
heeft voldaan, keert de staat het resterende bedrag tot een maximum van € 5 000
uit aan het slachtoffer, dat geen rechtspersoon is. De beperking tot het maximumbedrag
van € 5 000 geldt niet indien de maatregel tot een hoger bedrag
is opgelegd ten behoeve van het slachtoffer van een gewelds- of zedenmisdrijf.
De staat verhaalt het uitgekeerde bedrag, verhoogd met 15% in verband
met de kosten van inning, op de veroordeelde. Bij dit verhaal is artikel 24b
niet van toepassing.
Toelichting
De schadevergoedingsmaatregel beoogt de strafrechtelijke positie van het
slachtoffer te versterken door herstel van de rechtmatige toestand. Belangrijk
voordeel daarbij voor het slachtoffer is dat het OM is belast met de tenuitvoerlegging.
Te vaak duurt de tenuitvoerlegging echter, om welke redenen dan ook, te lang.
Deze lange duur leidt vervolgens vaak tot onnodig extra leed bij de slachtoffers.
Dat wensen de ondertekenaars zoveel als mogelijk is tegen te gaan. Daarom
beoogt dit amendement een voorschotregeling in het leven te roepen voor alle
slachtoffers ten behoeve van wie zo’n schadevergoedingsmaatregel is
opgelegd. Voor slachtoffers van een gewelds- of zedendelict gelden geen beperkingen
ten aanzien van de hoogte van een voorschot. Voor slachtoffers van alle andere
delicten staat de voorschotregeling open tot een maximum van 5000 euro. Gekozen
is voor het fixeren van een datum gerelateerd aan het onherroepelijk worden
van de veroordeling. Het kost gemiddeld twee maanden voordat het CJIB door
het openbaar ministerie in kennis wordt gesteld van de rechterlijke uitspraak.
Daarna wordt een datum vastgesteld waarbinnen de betaling moet zijn gedaan
en een acceptgirokaart aan de veroordeelde verzonden. Dit is het begin van
de tenuitvoerlegging. Uit de cijfers van het CJIB blijkt dat thans bijna 15 %
van de veroordeelden in staat is om binnen zes maanden tot betaling over te
gaan. Uitgangspunt dient te blijven dat aan de veroordeelde een redelijke
termijn moet worden gegund om zelf aan zijn verplichtingen te voldoen en dat
het de voorkeur verdient dat de veroordeelde ook zelf via het CJIB aan het
slachtoffer betaalt. Vandaar de termijn van in totaal acht maanden. Het CJIB
verhaalt vervolgens het uitbetaalde voorschot op de veroordeelde. Dat bedrag
wordt verhoogd met 15% in verband met de kosten van inning en apparaatskosten
van het CJIB. Andere verhogingen worden daarop dan niet meer toegepast.
Indien dit amendement wordt aangenomen, komt het opschrift als volgt te
luiden: Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht
ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces.
Wolfsen
Teeven