30 143
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces

nr. 14
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 oktober 2007

Sinds 9 juni 2005 is bij uw Kamer het voorstel tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter versterking van de posititie van het slachtoffer in het strafproces (Kamerstukken 30 143) aanhangig. Op 8 december 2005 is de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2005/06, 30 143, nr. 5) uitgebracht en in februari 2006 is het wetsvoorstel gereed verklaard voor mondelinge behandeling. Het is sindsdien enige malen voor behandeling geagendeerd geweest, maar tot een mondelinge behandeling is het nog niet gekomen. Het is mij bekend dat inmiddels een aantal amendementen is ingediend en dat enkele amendementen nog worden overwogen.

Inmiddels is in het Coalitieakkoord de versterking van de positie van slachtoffers aangekondigd, evenals een verbetering van de ondersteuning bij inning en schadevergoeding aan slachtoffers van daders die door de rechter zijn veroordeeld (Kamerstukken II, 2006/07, 30 891, nr. 4, blz. 28, pt. 17). Dit brengt mij ertoe u te verzoeken een spoedige openbare behandeling van het wetsvoorstel mogelijk te maken. Ik zou mij kunnen voorstellen dat een wetgevingsoverleg om te spreken over de van de zijde van uw Kamer gemaakte opmerkingen nuttig zou kunnen zijn, indien de plenaire vergadering te weinig ruimte biedt. Ook de reeds ingediende en aangekondigde amendementen kunnen dan op hun merites worden beoordeeld. Gelet op het belang dat ik hecht aan een spoedige behandeling van de in het wetsvoorstel vervatte materie veroorloof ik mij, in overweging te geven om dit wetsvoorstel te doen behandelen in een wetgevingsoverleg.

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven