30 140
Voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde van de Tweede Kamer der Staten-Generaal en van het Reglement van de commissie voor de Verzoekschriften in verband met de invoering van het burgerinitiatief

nr. 12
VOORSTEL TOT WIJZIGING VAN HET REGLEMENT VAN ORDE VAN DE TWEEDE KAMER DER STATEN-GENERAAL ZOALS HET LUIDT NA DE DAARIN T/M 31 JANUARI 2006 AANGEBRACHTE WIJZIGINGEN

Het Reglement van Orde wordt als volgt gewijzigd:

I

Artikel 20 komt te luiden:

Artikel 20. De commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven

1. Er is een commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven, waarvan de werkwijze bij afzonderlijk door de Kamer vast te stellen reglement wordt geregeld.

2. Zij is belast met het uitbrengen van verslag over alle door de Kamer of een commissie van de Kamer in haar handen gestelde verzoekschriften en burgerinitiatieven. Zij is tevens belast met het uitbrengen van verslag over onderzoeksrapporten van de Nationale ombudsman, indien daartoe aanleiding is.

3. De commissie voor de Verzoekschriften en de Burgerinitiatieven toetst of een burgerinitiatief voldoet aan de ontvankelijkheidscriteria, genoemd in artikel 132a, en aan de vormvereisten, vastgesteld in het in het eerste lid bedoelde reglement.

4. Elk verslag over een verzoekschrift en een burgerinitiatief bevat een duidelijke conclusie of een behandelingsvoorstel.

5. De commissie is bevoegd mondeling of schriftelijk in overleg te treden met de regering en de Nationale ombudsman.

6. De commissie kan aan een vaste of algemene commissie verzoeken haar van advies te dienen of namens haar een onderzoek in te stellen en daaromtrent aan haar verslag uit te brengen, waarna zijzelf aan de Kamer verslag uitbrengt.

II

Ingevoegd wordt een nieuw hoofdstuk, luidende:

HOOFDSTUK XA. BURGERINITIATIEF

Artikel 132a

1. Het burgerinitiatief is een voorstel om een onderwerp voor behandeling door de Kamer voor te dragen en is gericht op de vervaardiging, wijziging of intrekking van een wettelijke regeling dan wel op het te voeren regeringsbeleid.

2. Het burgerinitiatief kan niet betreffen:

a. een aangelegenheid van een decentrale overheid;

b. een vraag over, klacht of bezwaar tegen het regeringsbeleid;

c. een onderwerp waarover korter dan twee jaar voor indiening van het burgerinitiatief door de Kamer een besluit is genomen, behoudens in het geval van substantiële en voldoende concrete nieuwe feiten of omstandigheden die ten tijde van de beraadslaging over het onderwerp in de Kamer niet bekend waren;

d. belastingen en begrotingen;

e. zaken die in strijd zijn met de Grondwet en de goede zeden.

3. In het reglement, bedoeld in artikel 20, eerste lid, kunnen nadere voorwaarden worden gesteld.

4. De initiatiefnemer kan verzocht worden een toelichting te geven op zijn burgerinitiatief. 5. De Kamer neemt ten aanzien van elk geagendeerd burgerinitiatief een besluit.

III

1. Het Presidium zendt binnen twee jaar en zes maanden na de inwerkingtreding van deze herziening aan de Kamer een verslag over de werking van het burgerinitiatief in de praktijk.

2. Burgerinitiatieven die later dan twee jaar na de inwerkingtreding van deze herziening zijn ingezonden worden niet in behandeling genomen. De Kamer kan besluiten dat de eerste volzin vervalt indien het verslag de Kamer aanleiding geeft het burgerinitiatief te continueren.

Naar boven