30 139 Veteranenzorg

Nr. 97 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 november 2011

Al geruime tijd streeft zowel de Kamer als Defensie naar een goede schaderegeling voor de groep «oude» veteranen. Het betreft hier militairen die voor 1 juli 2007 gewond zijn geraakt tijdens daadwerkelijke uitzending in het kader van oorlogs- of crisisbeheersingsoperaties. De Nationale Ombudsman heeft eerder een snelle oplossing bepleit. Ik heb mij hier van harte bij aangesloten. Voor de militairen die na 1 juli 2007 gewond zijn geraakt, is de regeling uiteengezet in de brief van 14 februari 2007 (Kamerstuk 30 139, nr. 22).

Tijdens het notaoverleg Veteranen van 20 juni jl. (Kamerstuk 30 139, nr. 94) heb ik toegezegd mij te zullen inspannen om deze ereschuld in te lossen. Ik laat u hierbij weten dat in samenwerking met de minister van Buitenlandse Zaken de financiële middelen zijn gevonden om de gewenste schaderegeling mogelijk te maken. Hiervoor is een bedrag van € 110 miljoen begroot. Hiervan wordt € 107 miljoen gefinancierd uit de onderuitputting in 2011 op de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS)-crisisbeheersingsoperaties en in de Najaarsnota overgeheveld naar de defensiebegroting. Het restant van € 3 miljoen, inclusief eventueel opwaarts risico, komt ten laste van de defensiebegroting.

Nu de financiering rond is, kan de regeling nader worden uitgewerkt in het sectoroverleg met de centrales van overheidspersoneel. Zoals besproken tijdens de behandeling van de Veteranenwet op 27 oktober jl. streeft Defensie naar een regeling met een forfaitair karakter zodat deze snel kan worden uitgevoerd.

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen

Naar boven