30 139
Veteranenzorg

nr. 63
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 november 2009

Zoals toegezegd tijdens het overleg over de Veteranennota van 22 juni 2009 (30 139, nr. 57) bied ik u hierbij de adviezen aan van de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO). Intussen zijn tien adviezen ontvangen. De adviezen treft u aan in de bijlagen.

Met het oog op het komende wetgevingsoverleg Personeel van 23 november a.s. zend ik u hierbij tevens mijn appreciaties van de adviezen voor zover deze tot op heden zijn voltooid. Deze brief bevat een korte reactie op de adviezen 1 tot en met 7. Ik wacht met een appreciatie van advies 8 in verband met de besprekingen daarover onder leiding van de Nationale Ombudsman. De ambtelijke voorbereiding van de reactie op de adviezen 9 en 10 is nog gaande. Van advies 9 geef ik een gedeeltelijke appreciatie.

De adviezen1 betreffen de volgende onderwerpen:

1) Opzet evaluatie Landelijk Zorgsysteem Veteranen;

2) Business plan Centrum voor Veteranen, dienst- en oorlogsslachtoffers met Posttraumatische Stressstoornis;

3) Conceptconvenant Landelijk Zorgsysteem Veteranen;

4) Leerstoel Psychotraumatologie;

5) Visie en inhoud wetenschappelijk (Militair) Geestelijke GezondheidsZorg ((M)GGZ)-onderzoek;

6) Klachtenregeling Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV);

7) Een centrale onafhankelijke klachtencommissie voor veteranen;

8) Een dejuridiserende oplossing voor oude claims van veteranen;

9) Ontwikkeling CQ-index Veteranenketenzorg;

10) Onderzoeksvoorstel Plasticiteit van aversieve herinneringen.

Advies nr. 1: Opzet evaluatie Landelijk Zorgsysteem Veteranen

Op verzoek van Defensie is de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO) gevraagd de gehele keten van het Landelijke Zorgsysteem Veteranen (LZV), zoals oorspronkelijk bedoeld door prof. Gersons, naderte beschouwen en te bezien in hoeverre de huidige structuur en procedures van het LZV overeenkomen met zijn doelstellingen. De RZO heeft in zijn advies de verschillende aspecten benoemd die vanuit het perspectief van de veteraan en vanuit het perspectief van de zorginstellingen van belang zijn. Tevens worden relevante vragen aangereikt voor de opzet van een evaluatie. Defensie wil dat bij een evaluatie van het LZV-netwerk de veteraan centraal staat en dat een aantal vragen wordt beantwoord. Deze vragen zijn:

– Voorziet de huidige zorg in de behoefte van veteranen?

– Is de zorg aan veteranen van voldoende kwaliteit?

– Is de zorg aan veteranen voldoende toegankelijk?

– Hoe werken onderdelen van de zorgketen met elkaar samen?

– Is de zorgketen doelmatig en doeltreffend?

– Waar kan Defensie de zorg voor partners en kinderen van veteranen verbeteren?

De Inspectie Militaire Gezondheidszorg (IMG) heeft in samenwerking met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een evaluatie uitgevoerd van de Militair Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ) en de rol en positie van MGGZ binnen het Landelijke Zorgsysteem Veteranen (LZV). Het betrof een afzonderlijke (deel)evaluatie in de vorm van een quick scan en rondetafelgesprekken. De beoordeling berustte mede op de prestatie-indicatoren die voor de civiele GGZ-zorg zijn ontwikkeld. Deze prestatie-indicatoren bestrijken een deel van de door RZO geformuleerde vragen. De Kamer is daarover op 17 juli jl. geńformeerd (Kamerstuk 30 139, nr. 58). Op 15 oktober jl. heeft de Kamer de motie-Eijsink/Boekestijn aangenomen (Kamerstuk 32 123 X, nr. 13) waarin wordt aangedrongen op een nieuw onderzoek. Ik zal de Kamer afzonderlijk informeren over de reikwijdte en de diepgang van dit onderzoek en de termijn waarop het kan aanvangen.

Na de herziening van het convenant LZV, dat naar verwachting in de eerste helft van 2010 zal worden ondertekend, is het zinvol een totale evaluatie van het LZV uit te voeren. Daarbij zal worden gebruikgemaakt van vragen die de RZO en Defensie hebben opgesteld.

Advies nr. 2: Business plan voor een Centrum voor Veteranen, dienst- en oorlogsslachtoffers met Posttraumatische Stressstoornis

Defensie heeft de RZO gevraagd te adviseren over de voor- en nadelen vanuit zorgoptiek van een apart hospitaal voor Posttraumatische Stressstoornissen (PTSS). De aanleiding hiervoor was een particulier initiatief voor een PTSS-hospitaal. De RZO concludeert dat vanuit de zorgoptiek een nieuw behandelcentrum voor PTTS geen meerwaarde heeft ten opzichte van datgene waarin het LZV al voorziet of zou kunnen voorzien. Verder kan een nieuw behandelcentrum leiden tot een ongewenste verdunning van het aanbod aan PTSS-patiÙnten bij de bestaande behandelcentra. Binnen het LZV bestaat veel aandacht voor partners en gezinnen en het advies heeft die aandacht versterkt. Tevens worden door het LZV dit najaar pilots uitgevoerd met gezinsdeeltijdbehandeling voor getraumatiseerde veteranen.

Advies nr. 3: Conceptconvenant Landelijk Zorgsysteem Veteranen

De RZO heeft op verzoek van Defensie een advies uitgebracht over de concepttekst van het convenant LZV. Het conceptconvenant voldeed nog niet aan de verwachtingen en de RZO heeft verschillende voorstellen voor verbetering gedaan. Op dit moment wordt gewerkt aan een nieuwe versie van het conceptconvenant waarin de aanbevelingen van de RZO worden verwerkt. Naar verwachting zal het nieuwe convenant in de eerste helft van 2010 worden ondertekend.

Advies nr. 4: Leerstoel Psychotraumatologie

De RZO heeft Defensie geadviseerd over de instelling van een leerstoel Psychotraumatologie. De Raad dringt aan op de verdere uitwerking en concretisering van de leerstoelomschrijving. De aanbevelingen over de leerstoelomschrijving en de aanstellingsduur van de leerstoelhouder zijn overgenomen.

Het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) zal de definitieve structuurnota opstellen en de leerstoel onderbrengen in de bestaande formatie. Gedurende het leerstoelinstellingstraject zal Defensie zo nodig de Raad raadplegen.

De leerstoel is met de titel «Psychiatrie in het bijzonder stress en trauma» opgenomen in de divisie Hersenen van het UMCU. Het onderzoek zal worden uitgevoerd binnen de onderzoeksprogramma’s van zowel de combinatie van Stichting Centrum ’45 en Defensie als het UMCU. Daarmee wordt de mogelijkheid gecreërd onderzoek te doen naar de militaire aspecten van psychotrauma, naar psychotrauma bij de slachtoffers van vervolging, oorlog en geweld, onder wie politiefunctionarissen en asielzoekers, en binnen de onderzoeksvelden van de divisie Hersenen.

Advies nr. 5: Visie en inhoud wetenschappelijk (M)GGZ-onderzoek

De RZO schetst in het advies een visie, een missie, een doel en uitgangspunten voor wetenschappelijk onderzoek op het gebied van de militair geestelijke gezondheidszorg en reikt een lijst met uiteenlopende onderzoeksonderwerpen aan. De uitgangspunten van het onderzoek worden door de RZO ruim geformuleerd.

Defensie zelf heeft inmiddels vastgesteld hoe onderzoeksvoorstellen worden beoordeeld. Overleg over de onderzoeksvoorstellen met kennisnetwerken of internationale panels is hiervan een essentieel onderdeel. Dit geldt ook voor het overleg met de RZO over de voorstellen voor wetenschappelijk (M)GGZ-onderzoek. Het tijdschema en het onderzoek moeten passen in het totale wetenschappelijke onderzoek bij Defensie. Er is geen apart budget voor (M)GGZ-onderzoek.

Advies nr. 6: Klachtenregeling Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV). en Advies nr. 7: Een centrale onafhankelijke klachtencommissie voor veteranen.

Naar aanleiding van de motie van de Kamerleden Poppe, Eijsink, Diks en Voordewind over onderzoek naar een klachtencommissie voor veteranen (Kamerstuk 31 700 X, nr. 37), heb ik op 20 februari 2009 de RZO verzocht om advies met betrekking tot de wijze waarop een overkoepelende onafhankelijke klachtenregeling voor veteranen kan worden vormgegeven. Tevens heb ik verzocht te bezien hoe de cliënt kan worden ondersteund bij het indienen van een klacht betreffende het LZV.

Op van 6 mei 2009 heeft de RZO laten weten de adviesaanvraag van twee aparte adviezen te voorzien. Advies nr. 6 bestrijkt de instelling van een overkoepelende onafhankelijke klachtenregeling voor het LZV alsmede de cliëntondersteuning. Advies nr. 7 gaat over de wenselijkheid van een afzonderlijke centrale klachtencommissie voor veteranen. Bij klachtenafhandeling geldt het basisprincipe dat de klacht wordt ingediend bij de instantie waar de zorg of dienst gevraagd of geleverd is. Een klacht over bijvoorbeeld een LZV-partner of het ABP zal dus bij de desbetreffende klachtencommissie van die organisatie worden ingediend.

Met de partners in het LZV is afgesproken dat als de klacht de ketenzorg in het LZV betreft, deze klacht in eerste instantie wordt doorgeleid naar de klachtencommissie van een van de grote LZV-partners die geen betrokkenheid heeft bij de ingediende klacht. Deze klachtencommissies kunnen overigens ook beschikken over een eigen klachtenfunctionaris.

Ik acht het wenselijk dat daarnaast een overkoepelende klachtencommissie veteranen wordt ingesteld. Deze klachtencommissie is bedoeld voor klachten die de ketenzorg van LZV-partners betreffen en voor klachten die reeds bij klachtencommissies van ABP, Defensie of het Veteraneninstituut behandeld zijn.

Een centrale klachtenfunctionaris zal daarbij als intermediair optreden. Deze klachtenfunctionaris zal tevens een belangrijke rol vervullen bij de informatievoorziening en advisering aan veteranen over de verschillende klachtenregelingen. De klachtenfunctionaris kan ook rechtstreeks kennis nemen van klachten. Wanneer de klacht de verantwoordelijkheid is van een van de klachtencommissies in het LZV of de klachtencommissies van ABP, het VI of Defensie, zal de centrale klachtenfunctionaris voor de behandeling van deze klacht in eerste instantie verwijzen naar de klachtencommissie van de desbetreffende instelling. Desgewenst kan de klachtenfunctionaris een bemiddelende rol vervullen bij de klachtafhandeling. De klachtenfunctionaris zal geen beoordelende rol krijgen bij de klachtenbehandeling.

Wanneer de klachten niet naar tevredenheid door de centrale klachtenfunctionaris kunnen worden afgehandeld, zal deze de klacht voorleggen aan de overkoepelende klachtencommissie veteranen. Als voorzitter van deze overkoepelende klachtencommissie zal een persoon met een passend profiel worden aangezocht.

Ik zie voor de RZO geen rol weggelegd bij de behandeling van klachten, noch bij de beoordeling, noch bij advisering. De IGZ heeft een rol waar het de verplichte melding van structurele tekortkomingen in de gezondheidszorg betreft. Tuchtcolleges en de Nationale Ombudsman hebben uiteraard hun onafhankelijke positie als klachtenbehandelaar. Een nader onderzoek naar tot dusverre ingediende klachten en de afhandeling daarvan acht ik geen voorwaarde om te kunnen besluiten een overkoepelende klachtencommissie veteranen in te stellen. Ik streef ernaar samen met het LZV en de overige betrokken instanties de beschreven wijze van klachtenbehandeling voor veteranen tot stand te brengen.

De suggestie om de website van het LZV van uitgebreide informatie over de behandeling van klachten te voorzien, ondersteun ik. Dit zal de transparantie zeker ten goede komen en daardoor potentiële klagers de nodige ondersteuning bieden. De beoogde centrale klachtenfunctionaris kan hierbij een belangrijke rol vervullen.

In Figuur 1 wordt het bovenstaande schematisch weergegeven.

kst-30139-63-1.png

Wet Cliëntenrechten Zorg

Overigens is het wetsvoorstel Wet Cliëntenrechten Zorg door de ministerraad aanvaard. Dit wetsvoorstel behelst onder andere een ingrijpende verandering van de systematiek van zorgklachtenbehandeling in de gezondheidszorg. Hoe een en ander zal worden uitgewerkt is nu nog niet bekend. Dat dit wetsvoorstel gevolgen zal hebben voor de thans gehanteerde werkwijze ten aanzien van klachten is echter waarschijnlijk.

Advies nr. 9: Ontwikkeling CQ-index Veteranenketenzorg;

De ambtelijke voorbereiding van de reactie op advies 9 is nog gaande. Wel wil ik nu reeds naar voren brengen dat ik positief sta tegenover het voorstel om een nieuwe CQ-index Veteranenketenzorg te ontwikkelen. Dat instrument kan door interviews van cliënten inzicht geven in de kwaliteit van de zorg in het LZV. Ik zal de Kamer nader informeren over de uitwerking daarvan. Daarbij zal ik tevens een appreciatie geven van het voorstel door middel van een aselecte steekproef onder alle veteranen die zijn opgenomen zijn in het VRS inzicht te krijgen in het aantal veteranen die zorg behoeven maar nog niet ontvangen, of die elders buiten het LZV zorg krijgen.

De staatssecretaris van Defensie,

J. G. de Vries


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven