nr. 5
MOTIE VAN DE LEDEN EIJSINK EN VEENENDAAL
Voorgesteld tijdens het Nota-overleg van 20 juni 2005
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat veel nationale wet- en regelgeving op het terrein van
arbeidsomstandigheden niet langer van toepassing is op die burgers die als
militair in dienst treden van defensie, omdat het hier om een «bijzonder
bedrijf» gaat en werkzaamheden onder extreme omstandigheden uitgevoerd
moeten kunnen worden;
tevens overwegende, dat de veteranen met eventuele, soms zeer ernstige
en specifieke klachten, voortkomend uit de blootstelling aan die extreme omstandigheden,
voor behandeling daarvan in de praktijk veelal nog steeds gedwongen worden
aansluiting te zoeken bij faciliteiten én instanties die gebaseerd
zijn op die nationale wet- en regelgeving waaraan zij in hun actieve diensttijd
geheel of gedeeltelijk onttrokken waren;
van mening, dat hier sprake is van een grote mate van inconsequentie die
in de praktijk ook gemakkelijk leidt tot het sturen van het kastje naar de
muur, dan wel het vallen tussen wal en schip van die veteranen, die geen aansluiting
en gehoor kunnen vinden voor de zeer specifieke (combinatie van) klachten
opgelopen tijdens de uitoefening van hun bijzondere taken;
verzoekt de regering met een integrale regeling te ontwerpen waarbij maatwerk
voor uitgezonden veteranen als regel mogelijk wordt gemaakt, en waarbij zij
in ieder geval via één loket en één keuringsinstantie
behandeld en beoordeeld worden voor een WAO- of WW- of een andersoortige uitkering,
en gaat over tot de orde van de dag.
Eijsink
Veenendaal