30 139 Veteranenzorg

Nr. 273 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 januari 2024

In uw brief van 22 december 2023 met kenmerk 2023Z19236/2023D51278 verzoekt u mij te reageren op de brief van de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en dienstslachtoffers (BNMO). Deze brief bevat, mede namens de Staatssecretaris van Defensie, de door u gevraagde reactie. Ik behandel in volgorde a) erkenning en waardering van dienstslachtoffers, b) de door de BNMO gevraagde aandacht voor de criteria tot ontlenen van de veteranenstatus, c) de inzet van assistentiehonden voor dienstslachtoffers en d) ontwikkelingen met betrekking tot de Bijzondere Invaliditeitsverhoging (BIV).

Voordat ik inhoudelijk op deze onderwerpen in ga, wil ik mijn waardering uitspreken voor alle militairen die Nederland dienen of hebben gediend. In het bijzonder wil ik mijn respect uitspreken voor militairen die bij de uitvoering van hun taken letsel hebben opgelopen. Het is belangrijk hen blijvend te ondersteunen, ook nadat zij uit dienst zijn getreden.

a. Erkenning en waardering dienstslachtoffers

Het Veteranenbesluit, als belangrijk aanvullend document op de Veteranenwet, stelt dat de bijzondere zorgplicht voor veteranen ook van toepassing is op oorlogs- en dienstslachtoffers. Met deze zorg wordt recht gedaan aan het letsel dat oorlogs- en dienstslachtoffers hebben opgelopen en de impact die het heeft op zowel betrokkene als het thuisfront. De BNMO brengt in zijn brief onder de aandacht dat door oorlogs- en dienstslachtoffers problemen worden ondervonden bij de toegang tot deze zorg. Om deze signalen recht te doen, heb ik intern opdracht gegeven om hierover in gesprek te gaan met de betrokken uitvoeringsinstanties. De BNMO zal hierover voor het zomerreces nader worden geïnformeerd.

De BNMO vraagt in zijn brief aandacht voor erkenning en waardering van oorlogs- en dienstslachtoffers. Dat ook zij erkenning en waardering verdienen, onderschrijf ik volledig. Deze erkenning en waardering is reeds verankerd in het huidige beleid, in de vorm van de recente verruiming van de Regeling Reünie Faciliteiten (RRF) en de verhoging van de hierin genoemde vergoeding. De RRF geldt voor zowel veteranen als voor oorlogs- en dienstslachtoffers en biedt hen de mogelijkheid met een vergoeding vanuit het Ministerie van Defensie deel te nemen aan reünies en bijeenkomsten.

In het kader van erkenning en waardering pleit de BNMO in de brief voor een speciaal draaginsigne voor dienstslachtoffers. Hoewel het Permanent Overlegorgaan Decoraties (POD) eerder negatief heeft geadviseerd op het instellen van een ereteken voor dienstslachtoffers (2020D05682) vanwege de complexiteit van afbakening, heb ik opdracht gegeven te onderzoeken hoe en onder welke voorwaarden deze praktische bezwaren kunnen worden geadresseerd zodat de instelling van een ereteken voor dienstslachtoffers, of hen in aanmerking te brengen voor een bestaand exemplaar, wel tot de mogelijkheden behoort.

b. Veteranenstatus

De BNMO vraagt in zijn brief om aandacht voor de criteria aangaande toekenning van de veteranenstatus. De BNMO bepleit hierbij om onderscheid te maken tussen een veteraan en een oorlogsveteraan. Dit voorstel zou een aanpassing van de Veteranenwet inhouden voor wat betreft de criteria om de veteranenstatus aan te kunnen ontlenen. De definitie van veteraan is beschreven in de Veteranenwet. Kort gezegd is iemand veteraan als hij of zij als militair a) het Koninkrijk heeft gediend onder oorlogsomstandigheden of b) heeft deelgenomen aan een missie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde, voor zover die missie door de Minister van Defensie is aangewezen. Een constructie waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen veteranen en oorlogsveteranen gaat voorbij aan de in de wet beschreven inzetvormen (a en b) die leiden tot de veteranenstatus.

Dat er met een moderne blik gekeken moet worden naar wat onder a) oorlogsomstandigheden valt of onder b) missie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde valt, erken en beschrijf ik in de laatste Veteranennota. Door de steeds veranderende inzetvormen, zoals in het cyberdomein en de inzet van onbemande systemen op afstand, is het belangrijk steeds aandacht te hebben voor de voorwaarden. Dit is een doorlopend proces waarover ik u bij relevante veranderingen in komende veteranennota’s zal informeren. Onderdeel van dit proces is een bijeenkomst van belanghebbenden binnen het Veteranendomein die op 5 maart 2024 staat gepland. Voor deze bijeenkomst is ook een vertegenwoordiging van de BNMO uitgenodigd. Doel van de bijeenkomst is om gezamenlijk de belangen van de genodigden te bespreken. De criteria waarmee de veteranenstatus kan worden ontleend, zijn hierbij een belangrijk onderwerp.

c. Assistentiehonden

In de Defensienota 2022 is de meerwaarde van de inzet van hulphonden bij het bevorderen van het welzijn van veteranen en hun thuisfront reeds onderstreept. Het inzetten van deze honden is in lijn met de bijzondere zorgplicht zoals deze in de Veteranenwet en het Veteranenbesluit staat beschreven. Oorlogs- en dienstslachtoffers vallen onder deze bijzondere zorgplicht; de assistentiehonden komen daardoor ook voor hen beschikbaar.

d. Bijzondere Invaliditeitsverhoging (BIV)

De BNMO stelt dat het besluit van het Ministerie van Financiën om de fiscale behandeling niet te wijzigen, voor veel leden van de BNMO voelt als onrechtvaardig. De waardering voor oud-militairen die letsel hebben opgelopen tijdens de dienst en MIP ontvangen is niet alleen vertaald naar een stelsel van zorg en opvang maar ook naar een breed stelsel voor compensatie van schade, waar de BIV een onderdeel van vormt. Bij verschillende individuele letselschadeclaims en claims in het kader van de Regeling Volledige Schadevergoeding van oud-militairen tegen Defensie is nagegaan hoe de BIV die de oud-militair ontvangt, zich verhoudt tot de smartengeldvergoeding die in een individuele letselschadeclaim zou moeten worden toegekend. Dit met als doel om na te gaan of de oud-militair nog een nabetaling moet krijgen voor smartengeld, bovenop de (netto) uitbetaalde BIV. Daaruit is gebleken dat daar geen aanleiding voor was.

Ik wil afsluiten met de mededeling dat ik ernaar uitzie om met alle belanghebbende organisaties waaronder de BNMO invulling te blijven geven aan erkenning, waardering en zorg voor oorlogs- en dienstslachtoffers.

De Minister van Defensie, K.H. Ollongren

Naar boven