30 139 Veteranenzorg

Nr. 247 VERSLAG VAN EEN NOTAOVERLEG

Vastgesteld 5 augustus 2021

De vaste commissie voor Defensie heeft op 22 juni 2021 overleg gevoerd met mevrouw Bijleveld-Schouten, Minister van Defensie, over:

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 13 januari 2021 inzake oprichting Nederlands Veteraneninstituut per 1-1-2021 (Kamerstuk 30 139, nr. 240);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 28 januari 2021 inzake verslag van werkzaamheden van de Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO) van juli 2019–december 2020 (Kamerstuk 30 139, nr. 241);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 2 februari 2021 inzake afschrift brief aan de moeder van een veteraan met PTSS;

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 31 mei 2021 inzake toezending reactie op het rapport van de Veteranenombudsman over het onderzoek behandelingsduur verzoeken volledige schadevergoeding (Kamerstuk 30 139, nr. 242);

  • de brief van de Minister van Defensie d.d. 7 juni 2021 inzake veteranennota 2020–2021 (Kamerstuk 30 139, nr. 243).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De fungerend voorzitter van de commissie, De Vries

De griffier van de commissie, De Lange

Voorzitter: Van Wijngaarden

Griffier: Mittendorff

Aanwezig zijn zes leden der Kamer, te weten: Belhaj, Boswijk, Ceder, Jasper van Dijk, Piri en Van Wijngaarden,

en mevrouw Bijleveld-Schouten, Minister van Defensie.

Aanvang 16.02 uur.

De voorzitter:

Goedemiddag, allemaal. Ik heet van harte welkom de Minister van Defensie, de leden en iedereen die dit overleg anderszins volgt. De spreektijden zijn vastgesteld op vijf minuten voor het CDA, drie minuten voor de ChristenUnie en ... vier minuten voor de SP. Er zijn zo veel partijen tegenwoordig dat het even zoeken is. Het is een notaoverleg. Er kunnen dus eventueel ook moties ingediend worden. Om 17.30 uur moet een aantal leden deze vergadering even verlaten. Dat is niet uit desinteresse, maar in verband met een stemming over de samenstelling van de NAVO-delegatie vanuit de Tweede Kamer. Dat zal niet lang duren, maar dan zijn een aantal leden dus eventjes weg.

Dan wil ik om te beginnen het woord geven aan de heer Van Dijk. Hij spreekt namens de SP.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Hartelijk dank, voorzitter. Ik moet u helaas zeggen dat ik om uiterlijk 17.00 uur ook weg moet vanwege het debat over de Eurotop. Daarom ben ik heel blij dat ik hier nu als eerste mag spreken, en ook wel met enige gepaste trots. Ik ben namelijk een van de indieners van de Veteranenwet. Als je over de Veteranenwet spreekt, dan mag de naam van mevrouw Angelien Eijsink niet onbenoemd blijven, want met haar heb ik die samen gemaakt. Zij heeft absoluut het meeste werk gedaan, maar ik mocht goede tweede zijn, al zeg ik het zelf. We hebben echt met enorm veel plezier met veteranen gewerkt aan die wet, waar de kern natuurlijk van is een goede nazorg. Dat is iets wat in heel veel landen altijd een punt van discussie is. Kijk eens naar de Verenigde Staten bijvoorbeeld. Het inzetten van militairen is één, maar de nazorg is minstens zo belangrijk. Misschien kan de Minister daar in algemene zin wat over zeggen: hoe gaat het met de uitvoering van de Veteranenwet?

Voorzitter. De SP hoopt en verwacht dat met de spoedige terugkeer van de troepen uit Afghanistan een eind komt aan de Nederlandse deelname aan oorlogsinspanningen in het hoogste geweldsspectrum, om in het jargon van de Minister te spreken. Dat zal de tol van deze oorlogsinspanningen voor de veteranen verminderen. Ik hoop dat deze mensen de ervaringen in Afghanistan zo goed mogelijk verwerken. Ik heb een motie ingediend bij het debat over twintig jaar oorlog in Afghanistan – dat debat is een paar weken geleden gevoerd – over grondig onafhankelijk onderzoek naar de lessen die we daaruit kunnen trekken. Misschien kan de Minister een update geven van de uitvoering van die motie, oftewel van dat onderzoek naar de oorlog in Afghanistan.

Voorzitter. Het aantal klachten bij de Veteranenombudsman neemt toe. Kan de Minister ingaan op deze constatering, vooral op hoe zij dat aantal wil laten afnemen? We hebben de stellige indruk dat het gevoel van urgentie in een groot aantal gevallen ontbreekt bij Defensie. Dat moet verbeteren. Wat zijn de concrete plannen van de Minister om de aanbevelingen van de Veteranenombudsman uit te voeren? Die ombudsman is hard nodig om de regering op koers te houden.

Ik heb een paar voorbeelden, een paar punten. De indexatie van het Militair InvaliditeitsPensioen. Ik ben het eens met de Veteranenombudsman dat dit geen onderwerp is voor het overleg met de bonden. Het is een recht dat niet ter discussie dient te staan. Het is hoe dan ook schrijnend dat zo moet worden gevochten voor invaliditeitspensioenen. Het gaat om militairen die door het werk invalide zijn geraakt. Al sinds 2010 zijn deze pensioenen niet aangepast. Graag een toezegging dat dit wordt rechtgezet. Niet alleen de Veteranenombudsman wijst op de lange duur van de beoordeling van de letselschadeclaims, ook individuele veteranen schrijven ons dat dit veel te lang duurt en dat er een verband is met de lage, niet-geïndexeerde invaliditeitspensioenen. Sommige veteranen zien zich genoodzaakt een claim in te dienen vanwege het lage militaire pensioen. Hoe gaat de Minister, liefst deze zomer nog, een eind maken aan deze praktijken?

Voorzitter. Tot slot een klein punt, maar ook een typisch voorbeeld. We zijn benaderd door een oud-militair. Het gaat om gepensioneerde Nederlandse militairen die op een Amerikaanse basis in Duitsland werkten en daar na pensionering van de Nederlandse commandant geen pas meer kregen om de basis te bezoeken voor allerhande activiteiten. De Amerikanen zien geen bezwaar en zouden de pas verstrekken. De vraag is of deze Minister dat kan regelen. Als zij dat toezegt, is de kous af. Anders is het een bewijs van de bureaucratie waar het militaire personeelsbeleid onder lijdt. Ik kan me best voorstellen dat de Minister meer informatie wil over dit specifieke geval. Ik zal de persoon die ons gemaild heeft nu niet noemen. Dat hoeft niet. Maar ik ben ervan overtuigd dat de Minister van goede wil is om hiernaar te kijken.

Ik ga zo weg, maar ik verzeker u dat dit debat door de ondersteuning intensief wordt gevolgd.

Minister Bijleveld-Schouten:

Mag ik vragen of u die mail gewoon aan mij kunt verstrekken? Dan kan ik ernaar kijken. Ik zal op de andere vragen ingaan, maar het is wel handig als ik die van u krijg.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik ga dat doen, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank aan de heer Van Dijk. Succes met uw verdere verplichtingen. Dan is het woord aan de heer Boswijk. De heer Boswijk heeft, voor zover hij dat niet meer wist, vijf minuten.

De heer Boswijk (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Nederland telt ruim 100.000 veteranen, oud-militairen die ons land hebben gediend voor vrede en veiligheid, vaak ver van huis en onder moeilijke omstandigheden. Het CDA is dan ook trots op deze mannen en vrouwen, net als de meeste Nederlanders. Zo'n 80% van de Nederlanders spreekt met hoge waardering over onze veteranen. Het beeld dat mensen van veteranen hebben, is: plichtsgetrouw, behulpzaam en moedig.

Nederland kan ook trots zijn op zijn veteranenbeleid. Er is in de loop der jaren veel tot stand gebracht, mede dankzij mijn buurman. Dus ook dank vanuit het CDA aan de SP. Maar het werk is nooit af. Ik zal mijn inbreng richten op wat beter kan en moet. Laat ik beginnen met de coronacrisis. Die heeft de hele samenleving laten zien dat de zorg onder druk staat. Gelukkig gaat het nu iets beter. Dat betekent juist dat we nu extra aandacht voor veteranen moeten hebben die zorg nodig hebben. Want er is een inhaalslag nodig. De impact van corona is enorm. De COVID-19-maatregelen hebben invloed gehad op de uitvoering van het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen. Ketenzorg en de manier van individuele zorg en hulpverlening aan de veteranen, persoonlijk contact en huisbezoeken zijn tot een minimaal niveau teruggebracht. Sommige behandelingen zijn ook uitgesteld. De wachttijden bij de tweedelijns LZV-instellingen zijn bij de meeste instellingen gestegen.

Ook blijven de wachttijden voor de medische keuringen voor het militaire invaliditeitspensioen te lang. Dat is extra vervelend omdat de lange wachttijden voor een eerste beoordeling of een herbeoordeling voor extra stress bij veteranen zorgen. Er is juist in 2019 en 2020 veel gedaan om de vele termijnoverschrijdingen tegen te gaan. Ook hier gooide corona roet in het eten. Gelukkig lijkt er dan ook een lichte daling sinds het begin van 2021 te zijn ingezet. Wat gaat de Minister doen om de trend echt positief te laten worden?

Veteranendag 2020 is vrijwel geheel afgeblazen. Ik dank de Minister voor de uitvoering van de motie-Kerstens. Het bespaarde bedrag is gebruikt voor erkenning en waardering van de veteranen op een andere wijze, zoals de aanschaf en de uitgifte van de veteranenvlag, activiteiten die de veteranen organiseren in ontmoetingscentra en inloophuizen en voor een presentje aan alle Nederlandse geregistreerde veteranen. Een presentje met als doel om de veteranen een hart onder de riem te steken tijdens deze covidpandemie.

Ook dit jaar kan de Veteranendag helaas niet in de gebruikelijke vorm plaatsvinden. Gaat de Minister opnieuw de motie-Kerstens laten uitvoeren?

Is het extra geld voor activiteiten in de inloophuizen tot besteding gekomen? We lezen immers dat er vanwege corona weinig activiteiten hebben plaatsgevonden in deze inloophuizen. De inloophuizen wordt vaak op verschillende manieren gefinancierd. Ze zijn afhankelijk van subsidies, giften en donaties en dat maakt het soms lastig om financieel rond te komen, om toekomstgericht te werken. Dat zorgt voor onzekerheid. In 2018 riep de Kamer bij een motie van mijn oud-collega Bruins Slot de regering op werk te maken van een situatie rondom deze inloophuizen. In september 2019 vond een inspiratiebijeenkomst plaats met Defensie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Volgens de Veteranenombudsman had dit eind 2020 nog niet tot concrete resultaten geleid en dat is jammer. Wat gaat de Minister hieraan doen?

Voorzitter. Aankomende week is het Veteranendag, een dag waarop we speciaal stilstaan om onze veteranen te eren. Maar het is ook zaak dat we dat andere dagen van het jaar ook doen. Dat is helaas niet altijd het geval geweest. Wij erkennen inmiddels dat we als politiek, maar ook als samenleving de Dutchbatveteranen schandalig in de kou hebben laten staan. Maar ook recent nog hadden we een documentaire over Chora, waarbij een vertekend beeld van onze militairen werd geschetst, die maar lukraak zouden rondschieten. En vorige maand verscheen de film De Oost, over de dekolonisatieperiode in Nederlands-Indië. Natuurlijk zijn er in Nederlands-Indië oorlogsmisdaden gepleegd die op geen enkele manier goed te praten zijn. Maar het beeld dat in deze film werd geschetst, is eenzijdig en kwetst veteranen, die vaak als dienstplichtige in opdracht van de regering daarheen gingen. De regisseur zou graag zien dat deze film wordt gebruikt als lesmateriaal. Het CDA vindt het belangrijk dat wij deze zwarte periode behandelen op scholen, maar voor het CDA is het onbespreekbaar dat deze film los van de context wordt gebruikt. Want lesmateriaal moet evenwichtig zijn en dat is deze film niet. Hoe kijkt de Minister hiernaar?

Ten slotte nog een punt dat de Veteranenombudsman maakte. Het is net al genoemd door mijn buurman dat het pensioen sinds 2010 niet is geïndexeerd omdat er een koppeling is gemaakt met het ABP-pensioen. Hierdoor verslechtert de inkomenssituatie van deze groep veteranen. Ze komen in toenemende mate in financiële problemen. De ombudsman stelt dat het MIP niet ten laste komt van de pensioengelden van het ABP maar gefinancierd wordt vanuit de defensiebegroting. Het zou volgens hem logischer zou zijn aan te sluiten bij de lonen van het defensiepersoneel of net als bij de andere uitkeringen en inkomensvoorzieningen een koppeling te maken met het wettelijk minimum. Wat vindt de Minister van deze oproep om korte termijn met een oplossing te komen? Mijn collega Van Wijngaarden gaat daar zo meteen ook namens ons een motie over indienen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Er is een interruptie van de heer Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb een vraag aan mijn collega. Hij heeft het over een film die eenzijdig zou zijn en hij had het over een documentaire over de gevechten bij Chora in Afghanistan, waarin ook een eenzijdig beeld geschetst zou zijn. Hoe weet mijn collega dat? Was hij erbij? Ik heb met name de documentaire over Chora zelf gezien en ik was er erg van onder de indruk. Ik heb er ook Kamervragen over gemaakt. Hoe komt hij tot zo'n scherpe veroordeling? Ik mag toch aannemen dat hij niet pleit voor censuur?

De heer Boswijk (CDA):

Ik pleit zeker niet voor censuur. Ik denk dat iedereen gewoon de film of de documentaire moet gaan zien. Dus wat dat betreft helemaal geen censuur. Ik denk alleen wel dat het bij lesmateriaal heel belangrijk is dat het in de juiste context zit. Ik heb ze ook allebei gezien en ik heb Afghanistanveteranen gesproken, die hun eigen ervaringen hebben en die niet herkennen in de documentaire. Wat de film De Oost betreft, ik heb familie uit Nederlands-Indië die die tijd ook zelf heeft meegemaakt; mijn opa is geboren in Nederlands-Indië. Zij hebben echt een heel ander beeld van de feiten. Nogmaals, ik ontken niet dat er in Nederlands-Indië verschrikkingen zijn gepleegd door Nederlandse militairen, want dat is gebeurd en dat ontkent ook niemand. Alleen is het altijd goed bij zulke gevoelige geschiedenissen dat je ze in de juiste context en ook in de juiste tijd ziet. Ik heb 13 mei meteen mijn agenda leeggeveegd om die film te gaan bekijken. Helaas moet ik wel concluderen dat het beeld eenzijdig is. Dat is jammer, want het was ook reden geweest om misschien juist een evenwichtig beeld neer te zetten en dat is niet gebeurd.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het staat iedereen vrij om kritiek te hebben, in dit geval op films, creatieve uitingen, maar ik vraag me af wat de geachte collega hier nu mee wil zeggen. Want volgens mij kan de Minister van Defensie ook van alles vinden van films en uitingen, maar zij gaat toch niet over de maker? De maker heeft daar toch vrijheid in? Nog los van het feit dat ik het dus niet eens ben met uw kritiek op de documentaire over Chora van Sinan Chan, als we het over dezelfde documentaire hebben. Volgens mij is die met heel veel hartstocht en zorgvuldigheid gemaakt.

De voorzitter:

De heer Boswijk tot slot.

De heer Boswijk (CDA):

De Minister kan misschien niet de film meteen verbieden; dat vraag ik ook zeker niet. Maar ze spreekt wel vaak de Minister van Onderwijs, die natuurlijk over het onderwijspakket gaat. Ik kan me zo voorstellen dat ze toch eens gaat overleggen: stel dat die film in een lespakket komt, kunnen we dan zorgen dat dat daar de juiste context bij wordt gegeven? Zoiets bedenk ik nu, maar de Minister heeft misschien wel hele andere creatieve oplossingen.

De voorzitter:

Oké, u was klaar met uw betoog volgens mij. Dan is nu het woord aan de heer Ceder, die drie minuten spreektijd heeft.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik ga mijn best doen, voorzitter, dank u wel. Militairen dienen ons land en zetten zich in voor mijn veiligheid en die van alle Nederlanders. Daarom zijn we juist aan onze veteranen verplicht om hen de best mogelijke zorg en nazorg te bieden. Ze hebben zich immers bereid getoond persoonlijke risico's te nemen in het belang van ons allen. Daarom hebben we ook de Veteranenwet. Dank aan de indieners, waarvan er één ook hier nog bij ons aan tafel zit. Volgens deze wet zendt de Minister elke twee jaar aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk. Dat is de nota die we vandaag bespreken. De Veteranenwet heeft drie zorgplichten opgelegd aan de regering: een zorgplicht voor en tijdens inzet, een zorgplicht na inzet en een bijzondere zorgplicht voor veteranen.

In de Veteranennota lees ik veel terug over wat we geregeld hebben voor onze veteranen. Ik lees ook over aantallen veteranen die geholpen zijn met bijvoorbeeld re-integratie als ze op zoek zijn gegaan naar ander werk of over hoeveel mensen materiële of psychosociale steun hebben gekregen.

Maar er vallen ook een aantal zaken op aan de nota die ik onder de aandacht wil brengen. Ik kan op basis van de nota niet echt conclusies trekken over de effecten van de Veteranenwet en ook over de doeltreffendheid ervan. Alleen een beschrijving van de taken en de aantallen behandelde gevallen geven daarin geen inzicht. Een voorbeeld: als ik lees dat in 2000 58 mensen een re-integratietraject hebben voltooid, waarvan slechts 22 succesvol en ik zie dat in een staatje staan van 1.000 in totaal, is het beleid dan doeltreffend geweest? Daar krijg geen antwoord op als ik de nota lees. Kan de Minister hierover voortaan wat meer informatie aanleveren, zodat we dit ook als Kamerleden kunnen controleren en kunnen meelezen?

Hetzelfde geldt voor de beschrijving van het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen. Ik lees wel hoeveel veteranen een behandeling krijgen, maar ik kan geen conclusie trekken over de vraag in hoeverre de geleverde zorg ook bijgedragen heeft aan hun welbevinden. Ik begrijp dat er zelfs een instrument is ontwikkeld om de tevredenheid en de uitkomsten te meten per persoon. Kunnen de gegevens daaruit niet samengevoegd worden om een totaalbeeld te krijgen?

Daarnaast zou ik ook graag een beeld willen krijgen van percentages van veteranen die een bepaalde vorm van hulp krijgen en percentages van degenen die een specifieke vorm van hulp krijgen, waardoor je een gedifferentieerd beeld krijgt. Dit kan Kamerleden helpen om een beeld te krijgen van de specifieke noden die veteranen hebben. Dat heb ik niet helemaal uit deze nota kunnen halen, terwijl ik dat wel had gehoopt. Kan de Minister toezeggen dat deze uitsplitsing in de volgende nota's wordt meegenomen? Omdat ik het een mooie nota vind, maar wel wat aandachtspunten heb als het gaat om de effectieve controle, doe ik mee met een motie die volgens mij de heer Van Wijngaarden van de VVD zal indienen. Zo hoop ik dat we de nota's kunnen verbeteren en verstevigen.

De laatste vragen. Wat kan de Minister doen aan de lange wachttijden voor medische keuringen voor het Militair InvaliditeitsPensioen, ook met de effecten van covid daar overheen?

Voorzitter, tot slot. Wat is precies de reden dat er na een proefproject op het Militair Revalidatie Centrum met de behandeling van onbegrepen lichamelijke klachten besloten is tot een tweede proefproject? En waarom zit er zoveel tijd tussen het moment van evaluatie en start van de tweede pilot?

Tot zover, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat waren een heleboel vragen tot slot. We zijn bij mevrouw Belhaj, die spreekt namens D66 en maar liefst zeven minuten heeft.

Mevrouw Belhaj (D66):

O, dan nemen we even de tijd!

Voorzitter. Aankomende zaterdag is het Nederlandse Veteranendag, de dag waarop de veteranen terecht in het zonnetje worden gezet. De dag, bedoeld om de maatschappelijke erkenning en waardering voor alle Nederlandse veteranen te bevorderen. De dag om eraan te herinneren dat veteranen iets bijzonders hebben gedaan voor Nederland en in de wereld. Het is daarom goed dat deze commissie jaarlijks voorafgaand aan deze dag over de lopende zaken rondom de Nederlandse veteranen spreekt. Ik wil het vandaag hebben over drie zaken: de Veteranennota, het Nederlands Veteraneninstituut en de veteranenstatus van de TRIS.

Ten eerste de Veteranennota. Ik laas dat de Minister van plan is de transitie van militair veteraan van Defensie naar burger in de civiele maatschappij te verbeteren. Ik kan me voorstellen dat deze transitie soms moeilijk kan zijn omdat het werk en de werkomgeving van Defensie nu eenmaal vrij uitzonderlijk is. De meeste mensen vinden dat positief, maar het kan een bepaald contrast geven. Ik kijk dan ook uit naar het projectplan dat hiervoor is geschreven. Uiteraard zullen we het aan de hand van de eerste resultaten eind dit jaar uitgebreider bespreken. Maar toch wil ik de Minister vragen dit projectplan nu wellicht al wat verder toe te lichten: wat het idee is en waar de focus op komt te liggen. Kan de Minister dat toelichten?

Ik dacht op de verkeerde bladzijde verder te kunnen gaan, dus kom ik bij de vraag hier wel bij hoort. Zijn hier ook actief militairen of veteranen bij betrokken die nu in die transitie zitten? Zo nee, waarom niet en zo ja, fantastisch. Anders zou ik het een goed idee vinden om daar eens over na te denken.

Voorzitter. Prachtig om te lezen dat er sinds 1 januari zes initiatieven zijn opgegaan in het Nederlands Veteraneninstituut ik hoop dat dat inderdaad zal leiden tot betere aansturing in de uitvoering van het veteranenbeleid. De Minister schrijft dat het Nederlands Veteraneninstituut een zelfstandige stichting is die het veteranenbeleid uitvoert namens Defensie. Nu spraken wij vorige week met de Veteranenombudsman, die ons vertelde dat diverse veteranenontmoetingscentra geen bestaanszekerheid hebben. De financiering van deze centra ligt bij gemeenten en particulieren. Ik heb hierover twee vragen.

Bent u ervan op de hoogte dat die veteranenontmoetingscentra in Nederland geen bestaanszekerheid hebben? Hoe staat het met de motie van de leden Bruins Slot en Kerstens die de regering verzoekt om in overleg met betrokken organisatoren, zoals de samenwerkende veteranenontmoetingscentra en betrokken gemeenten, te werken aan een passende ondersteuning van de inloophuizen?

Aansluitend op dit punt wil ik ingaan op de veteranenopvang in Tilburg naar aanleiding van mijn motie-Belhaj c.s. De Veteranenombudsman, waar ik dus ook naar vroeg, blijkt deze centra niet geschikt te vinden voor eerstelijnszorg, maar was het er wel over eens dat het afreizen naar een centrale locatie drempelverhogend kan werken. Het is dan ook goed om te lezen dat op periodieke basis hulpverleners aanwezig zijn op diverse locaties. Ik heb daar natuurlijk wel een vraag over. Kan de Minister dit toelichten? Betekent dit dat er een landelijke dekking is of zijn er ook veteranen die op geen enkele manier eerstelijnszorg in de buurt hebben?

Tot slot op dit punt. Een reden dat ontmoetingscentra niet geschikt zijn voor zorg en hulpverlening zou zijn dat ze juist zorgmijdend gedrag veroorzaken. Mijn vraag is: heeft u een indicatie van de aantallen veteranen die de zorg afwijzen of mijden en van wat daarvoor de reden is? Mijn overtuiging is namelijk dat het effect omgekeerd is. Als je veteranen hebt die in principe naar Doorn kunnen gaan om daar de juiste hulp te krijgen, maar die vanwege verschillende omstandigheden zeggen «ik wil daar niks meer mee te maken hebben» of die soms zich in een toestand bevinden dat het reizen naar Doorn niet gaat – dat kan van alles zijn: het kan een alcoholverslaving zijn, of ze vinden het doodeng om in een trein te zitten of te reizen, of ze hebben geen geld – dan krijg je juist het omgekeerde. Maar de Minister zegt juist dat als je dat laagdrempelig aanbiedt, het zorgmijdend gedrag kan veroorzaken. Ik heb niks om het hard te maken, maar mijn intuïtie zegt dat er weleens heel veel zorgmijders zouden kunnen zijn die nu in de reguliere zorg iets aangeboden krijgen wat niet aansluit en die vervolgens dan maar helemaal geen zorg accepteren. Dat kan dus leiden tot problemen voor de persoon zelf, voor het gezin, voor de familie en vrienden, maar dat kan natuurlijk in sommige gevallen ook overlast op straat betekenen. Ik zou het interessant vinden – ik realiseer me dat wat ik vraag moeilijk is – om toch eens te kijken of er heel veel mensen zijn die zorg mijden omdat ze niet naar Doorn willen. Wat zouden we daaraan kunnen doen?

Voorzitter, dan over de veteranenstatus. In de beantwoording van mijn recente vragen schrijft de Minister dat de militairen die voor de Troepenmacht in Suriname, TRIS, hebben gediend, niet ingezet zijn tijdens oorlogsomstandigheden of tijdens een missie ter handhaving of bevordering van de internationale rechtsorde. Daarom komen ze niet in aanmerking voor de veteranenstatus. U begrijpt: mijn vragen hadden daar dan ook betrekking op, omdat ik begreep dat het voor een aantal zeker heel fijn zou zijn om die veteranenstatus toch te krijgen. Maar tegelijkertijd schijnt het dat Defensie wel een financiële bijdrage voor het TRIS-monument bij Fort Zeelandia in Paramaribo leverde – dat is dus mijn vraag – en legde de Minister het afgelopen voorjaar samen met haar Surinaamse ambtsgenoot een krans bij dit monument. Ik vraag me af hoe ik dit dan moet zien. Natuurlijk is er de symbolische waarde van het TRIS-monument voor de Surinaamse troepen zelf, maar ook Nederlandse oudgedienden waren destijds verantwoordelijk voor het veilig houden van Suriname terwijl ze in de overzeese gebieden zaten. Dit waren niet altijd makkelijke tijden. Bovendien kwam niet iedereen hier levend van terug. Kan de Minister toelichten hoe zij daarnaar kijkt? Ik ben op zoek naar een manier om toch iets te kunnen doen voor de TRIS-militairen en tegelijkertijd aan de Veteranenwet die daar allerlei beperkingen in aanbrengt. Heeft de Minister nou een financiële bijdrage geleverd? Dat stond namelijk ergens in een artikel over het TRIS-monument. Waarom heeft de Minister daarvoor gekozen? Is het dus een mogelijkheid om oudgedienden van de TRIS alsnog een eerbetoon te geven, ook al komen ze niet in aanmerking voor de veteranenstatus, indachtig de Nederlandse Veteranendag van volgende week?

Ik heb hetzelfde gevraagd over de Koude Oorlog-militairen. Daar ligt ook een gevoeligheid. Het was geen formele missie. Ik begrijp dat er ook allemaal ceremoniële regels gelden, maar ik ben op zoek naar iets wat je toch zou kunnen doen, want voor heel veel mensen is dat gewoon belangrijk. Ik ben benieuwd of de Minister een list kan bedenken om die mensen toch tegemoet te komen.

Voorzitter, tot slot. De reden dat ik doorvraag over de veteranenstatus is dat erkenning en waardering voor veteranen heel belangrijk zijn. Dit kwam ook weer terug in het onderzoeksrapport Focus op Dutchbat III. Daaruit bleek dat er met name een gebrek aan erkenning en waardering was vanuit de overheid, Defensie, maar ook vanuit ons als politiek. Nu wil ik deze zaken niet direct met elkaar vergelijken, maar het spreekt misschien wel voor een breder fenomeen. De Veteranenwet stamt niet voor niets maar uit 2012. We moeten hier dus scherp op zijn en we moeten nieuwe manieren blijven zoeken om die waardering en erkenning vorm te geven. Als het zo is dat er oudgedienden zijn die zich bij Defensie met ziel en zaligheid hebben ingezet voor de veiligheid van Nederland en anderen in de wereld, dan vind ik dat we goed moeten blijven kijken of we daar niet toch nog een gebaar kunnen maken. Ik kijk uit naar de beantwoording door de bewindspersonen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we gekomen bij mevrouw Piri. Zij spreekt namens de Partij van de Arbeid. U heeft een spreektijd van vier minuten.

Mevrouw Piri (PvdA):

Dank u, voorzitter. Ik zal vandaag mijn inbreng doen mede namens GroenLinks. Ik zie dat daar heel enthousiast op gereageerd wordt. Ik hoor dat bijna iedereen het woord doet namens GroenLinks. Oké, interessant! Ik moet mij helaas vast verexcuseren, want er is straks een plenair debat over de Europese top, waar ik ook bij moet zijn.

Voorzitter. We zijn ons er allemaal van bewust dat de gevolgen van uitzending zich vele jaren later pas kunnen openbaren en we voelen allen een grote verantwoordelijkheid voor het welzijn van de veteranen, die namens ons en voor onze veiligheid en die van anderen op missie zijn geweest. Die voelen wij niet alleen voor de veteranen. Het thuisfront maakt er ook een integraal onderdeel van uit. Dat is ook een van de redenen waarom wij zo ontzettend hechten aan de Veteranennota.

Dat er in de Veteranennota uitleg staat over het «wat» is onvoldoende; het zou ook moeten gaan over het «hoe». Hoe gaat het met de veteranen? Hoe gaat het met het thuisfront? Hoe gaat het met de reservisten die veteraan zijn? Hoe gaat het met de ongeveer 30.000 veteranen die in Afghanistan geweest zijn en hoe gaat het met de tolken? In de woorden van de Veteranenombudsman is de huidige Veteranennota een glossy. Kortom, in deze vorm biedt de nota geen mogelijkheid tot het controleren van de voortgang of de uitwerking van nieuw beleid. Er zou meer een relatie moeten worden gelegd tussen verbetermaatregelen als gevolg van nieuw beleid, het vaststellen van de effecten van het nieuwe beleid en vervolgens een appreciatie van de effecten, die weer zouden kunnen leiden tot nieuw beleid met hetzelfde vervolgproces. Dit zou, wat de Partij van de Arbeid en GroenLinks betreft, nadrukkelijk en standaard in de Veteranennota terug moeten komen op alle gebieden die zich daarvoor lenen.

Een apart hoofdstuk over de ISAF-veteranen zou integraal onderdeel moeten zijn van de Veteranennota. Het is pijnlijk om te moeten constateren dat in de huidige nota met geen woord is gerept over het Afghanistanonderzoek Welzijn en zorgbehoefte van de ISAF-veteraan. Het gaat om een hele grote groep veteranen en het is een enorme tekortkoming dat de nota hier volledig aan voorbijgaat. Waarom is er niets over het Afghanistanonderzoek terug te vinden in de nota? Is de Minister bereid om hier in de toekomst een apart hoofdstuk over op te nemen in de Veteranennota? Het betreft inmiddels toch zo'n 30.000 veteranen.

Voor veel actief dienende veteranen is bij beëindiging van een dienstverband de overgang naar de civiele maatschappij groot. Het past Defensie als goed werkgever om daar gedurende de hele loopbaan van de militair, waarvan een deel immers inmiddels veteraan is, aandacht aan te geven en mogelijke problemen bij de transitie bespreekbaar te maken. Kan de Minister aangeven hoe het staat met het plan van aanpak? Welke direct belanghebbenden zijn bij het opstellen van dat plan van aanpak betrokken en zal de stand van zaken jaarlijks opgenomen worden in de Veteranennota?

Een volgende vraag. Wat is er het afgelopen jaar gebeurd aan de uitvoering van de motie-Diks/Stoffer over een landelijke bewustwordingscampagne rond PTSS en staan er nog acties op de rol voor komende tijd?

En dan tot slot, voorzitter, het Veteraneninstituut. Zoals met alles heeft ook hier Defensie moeite om iets onafhankelijk van de organisatie neer te zetten. Waarom is dat toch? Het is niet zo gek dat ook het onderzoek naar de omgangsvormen bij Defensie pas echt resultaten ging opleveren toen er een onafhankelijk meldpunt kwam. Defensie moet dan niet gek opkijken dat veel veteranen de stap naar het Veteraneninstituut niet zetten. En dat is bijzonder jammer, want de veteranen verdienen de beste zorg. Een veilige omgeving om je uit te spreken, daarmee begint het. Kan de Minister uitleggen waarom zij blijft weigeren om het Veteraneninstituut onafhankelijk te laten zijn?

En dan is mijn tijd op, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dat klopt. Ik zou dan willen vragen iemand even het voorzitterschap van mij kan overnemen. Ik zie dat de heer Van Dijk staat te popelen.

Voorzitter: Jasper van Dijk

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Van Wijngaarden van de VVD.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Dank, voorzitter. Ik wil beginnen om mijn dank en de grootst mogelijke waardering uit te spreken richting alle veteranen die vandaag meekijken. Vervolgens sta ik meteen stil bij het punt van het zogenaamde Militair InvaliditeitsPensioen. Ik zeg «zogenaamd», want er is iets geks mee aan de hand. Het is eigenlijk helemaal geen pensioen, maar een uitkering voor mensen die tijdens een missie invalide zijn geraakt en daardoor nog een uitkering genieten. Alleen, de uitvoering van die uitkering is neergelegd bij een pensioenfonds, te weten ABP. Daar is het toch een beetje misgegaan, want de hoogte van de uitkering is op geen enkele manier meegestegen met de prijsontwikkelingen. Dat is ontzettend jammer. Wat zou het mooi zijn als bijvoorbeeld in aanloop naar Veteranendag, aanstaande zaterdag, de bonden en Defensie er samen uit zouden komen. Het is toch niet nodig dat dit belangrijke punt voor deze mensen richting wie Nederland wat de VVD betreft een ereschuld heeft in de cao-onderhandelingen betrokken blijft worden? Het zou misschien zelfs een beetje ongepast zijn om dat te blijven doen. Ik hoop dat de Minister daar samen met de bonden werk van wil maken.

Mevrouw Belhaj (D66):

De heer Van Wijngaarden kiest zijn woorden zorgvuldig. Die begrijp ik ook helemaal. Maar als ik goed naar hem luister, zegt hij: ik realiseer me dat dit ligt aan de onderhandelingen tussen werkgever en vakbonden; eigenlijk zou ik hun willen verzoeken om die los te trekken, zodat het anders kan worden opgelost. U zegt ook: oplossen mét de vakbonden. Maar het oplossen zit dan in het eruit halen, zodat het apart opgelost kan worden. Begrijp ik dat goed?

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ja, dat klopt inderdaad. In het gesprek met de diverse belanghebbenden, die al zijn genoemd, is aangegeven dat dit echt een pijnlijk en prangend punt is. We spreken hier allemaal erkenning en waardering uit, maar uiteindelijk moeten erkenning en waardering ook blijken in daden. Ik denk dat het mooi zou zijn als wij als Kamer, juist omdat men zich bij ons heeft gemeld, een signaal afgeven: jongens, probeer nou toch even stil te staan bij de vraag of het wijs en gepast is om die hele grote trits van moeilijke onderwerpen waarover men in gesprek is, mee te nemen. Eigenlijk is dit een apart punt dat we gewoon zo snel mogelijk moeten regelen.

De voorzitter:

U kunt verder met uw betoog.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Voorzitter. Dan in zijn algemeenheid. De wettelijke zorgplicht voor veteranen is wat de VVD betreft een ereschuld aan de militairen die voor het Koninkrijk, voor het bevorderen van de internationale rechtsorde en uiteindelijk voor ons op missie zijn geweest. De militair die op missie gaat, weet dat hier risico's aan kleven. Tegenover de risico's die de militair voor ons loopt tijdens de missie staat de wederkerigheid van de zorgplicht van de overheid na de missie. Juist daarom moet de zorgplicht niet een beetje, maar echt goed geregeld zijn. Er is veel verbeterd sinds de tijd dat militairen na hun missie hun plunjezak konden inleveren, waarna dat het dan was. Daarmee zijn we er nog niet. De Veteranenwet is bijvoorbeeld de norm waaraan wij toetsen of dat het geval is. Het meetinstrument daarvoor is de Veteranennota. Maar waar deze nota in bijvoorbeeld het jaar 2014–2015 nog meer meerjarige kwantitatieve informatie bevatte over de effecten van het veteranenbeleid, ontbreekt die informatie nu volledig. De nota is verworden tot een glossy met tamelijk nietszeggende plaatjes en getallen. Voor de goede orde: ik heb niks tegen plaatjes en getallen, maar wat de VVD echt mist, is meerjarige kwantitatieve informatie zoals die stond in de nota van 2014–2015. Alle waardering voor het duidelijk maken met plaatjes en getallen, maar als alleen dat erin staat en het alleen van één jaar een beeld geeft, is dat toch te beperkt. Ik verzoek de Minister dan ook de Veteranennota in het vervolg per artikel uit de Veteranenwet meerjarig inzicht te laten geven in beleidseffecten en -voornemens.

Het waar mogelijk snel en efficiënt afhandelen van keuringen en schadeclaims en het snel uitkeren van uitkeringen kan de meeste klachten bij veteranen wegnemen. Volgens de Ombudsman zou onder andere het digitaliseren van het medisch dossier hieraan bijdragen. De Minister geeft aan dat dit niet uitvoerbaar zou zijn omdat het te tijdrovend en omvangrijk is. Ik vraag hierop een bredere toelichting van de Minister. Al veel medische dossiers functioneren goed, zoals Epic. Waarom zou dat bijvoorbeeld niet geschikt zijn voor veteranen?

Wat wordt de structurele oplossing voor de ontvangen klachten van militairen die op het moment van uitzending een verlopen rijbewijs hebben en dat niet kunnen verlengen omdat zij tijdelijk zijn uitgeschreven bij hun gemeente in Nederland? Kan hiervoor een arrangement worden ontwikkeld?

Eerder heeft de VVD al aangedrongen op het tegengaan van onnodig procederen door de overheid. Dat gebeurde in de commissie voor Justitie. Nu lijkt het erop dat ook veel veteranen te maken krijgen met onnodige procedures bij het UWV. Kan de Minister hier wat breder induiken, eventueel met hulp van de Minister voor Rechtsbescherming? Zo hebben wij bijvoorbeeld signalen gekregen dat er allerlei ingewikkelde procedures worden gevoerd over steunzolen. De Minister voor Rechtsbescherming is bezig met een kabinetsbrede aanpak om te komen tot minder onnodig procederen door de overheid. Het zou goed zijn om in dat kader ook eens onder de loep te nemen of daarvan mogelijk sprake is – we moeten een beetje afstand houden van juridische procedures – in procedures met veteranen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

En daarmee geef ik u de voorzittershamer weer terug.

Voorzitter: Van Wijngaarden

De voorzitter:

Dank u wel. Dan kijk ik even naar de Minister. We schorsen voor vijftien minuten.

De vergadering wordt van 16.41 uur tot 16.57 uur geschorst.

De voorzitter:

Nu wij allemaal onze stoel weer hebben gevonden, gaan wij verder met dit commissiedebat. Het woord is aan de Minister van Defensie.

Minister Bijleveld-Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Ik zal de onderwerpen in blokjes beantwoorden. Ik zal iedere keer even het blokje noemen waar ik aan begin. Is dat een idee?

De voorzitter:

Als u het enigszins beknopt zou kunnen houden, zou dat fijn zijn. Wij gaan proberen om om 17.45 uur af te ronden, want de NAVO-delegatievergadering is iets verzet in verband met dit overleg.

Minister Bijleveld-Schouten:

Helemaal goed. Ik ga proberen het zo beknopt mogelijk te houden, maar er zijn wel heel veel vragen gesteld. Ik zal mijn best doen om die zo kort mogelijk te beantwoorden. Allereerst dank ik de leden voor hun inbreng. Ik vind het belangrijk om apart over de Veteranennota te spreken, voordat het Veteranendag is. Mevrouw Belhaj zei dat we in de afgelopen jaren gewend waren om dat te doen, maar helaas kon dat vorig jaar niet, door de coronaverplichtingen. Ik ben blij dat deze traditie nu in deze nieuwe commissievorm door u weer in werking is gesteld. Ik denk dat dit belangrijk is, juist vanwege het punt dat eigenlijk alle leden aanhaalden, namelijk erkenning en waardering van de veteranen. Het staat denk ik heel goed in de wet omschreven.

De zorgplicht is, zoals de heer Van Dijk zei, ook een van de punten van de Veteranenwet. Die zorgplicht is ook een van onze speerpunten in het veteranenbeleid. Ik vind het in ieder geval zelf heel erg van belang dat we die erkenning en waardering voor de veteranen niet alleen met onze witte anjer op Veteranendag laten blijken, maar dat we door het jaar heen er ook aandacht aan besteden. We hebben in het commissiedebat over Dutchbat III – ik geloof dat dat woensdagochtend was – nog gesproken over hoe belangrijk dat is. Je ziet dat ook in de evaluatie van Borstlap. De Veteranendag wordt ook dit jaar weer anders ingevuld. Ik zal daar wel iets over zeggen.

Iedereen heeft iets gezegd over ... Sommigen hadden het over een glossy, anderen over een plaatjesboek. Het moet me toch van het hart dat ik dat vervelend vind. Ik zal er ook met de Veteranenombudsman over spreken. In de afgelopen jaren hebben wij de nota met elkaar ontwikkeld tot wat die nu is. Met de Kamer hebben we die ontwikkeld van hoe die in 2014 was, toen het helemaal opgebouwd moest worden, tot waar die nu staat. Ik zal zo iets zeggen over de onderwerpen die u toegevoegd wilt hebben. Dat kan. Maar het is juist een nota die, zeg ik in uw richting, makkelijk gelezen moet kunnen worden door de veteranen zelf. Zo hebben we hem opgebouwd. Dat betekent dat die behapbaar moet zijn en dat de problematiek ook behapbaar moet zijn. Het wordt met plaatjes inzichtelijk gemaakt. Er staan budgetten bij. Er zitten natuurlijk zeker voor delen meer cijfers onder.

U nodigt de ombudsman en de igk uit, voor nu maar ook voor het overleg Personeel, denk ik. Maar misschien is het goed dat wij zelf ook een technische briefing geven over wat er achter ligt. Dat is ook een aanbeveling van de commissie-Van Dam. Dan kunnen we er daar nog weer wat meer aan toevoegen. We maken natuurlijk beleid op basis van wat hier staat en we rapporteren over wat we hebben gedaan en wat we hebben afgesproken in het afgelopen jaar. Het is dus juist iets wat we met elkaar hebben ontwikkeld, met uw voorgangers. Mevrouw Belhaj weet dat ook ...

Mevrouw Belhaj (D66):

Hou mij erbuiten ...

Minister Bijleveld-Schouten:

Maar u bent de enige die ik nu kan aanhalen! Zo hebben we dat gedaan. We hebben er ook met elkaar over gesproken. Natuurlijk kan het altijd beter. Daar staan we voor open, maar laten we er ook even over nadenken dat het behapbaar en leesbaar moet zijn voor de veteranen. Dat punt moest me even van het hart. Eerlijk gezegd vind ik dat er niks mis is met pictogrammen en plaatjes. Het is zeker in mijn ogen geen glossy. Het is iets wat ook dicht bij de veteranen moet staan. Dat moest me even van het hart.

Dan het punt van erkenning ...

De voorzitter:

Er is een kleine interruptie van mevrouw Belhaj.

Mevrouw Belhaj (D66):

In aanvulling op wat anderen hebben gezegd. Ik heb die opmerking ook heel erg geïnterpreteerd als: komt alles wat in de Veteranenwet staat ook overeen met wat er in de nota staat? Het mag wat mij betreft wel in simpele, overzichtelijke taal, maar het gaat erom dat alle elementen die erin staan, ook terugkomen.

Minister Bijleveld-Schouten:

We kijken inderdaad of de onderdelen van de Veteranenwet die erin staan, zoals zorg en al die onderdelen die daarbij horen, terugkomen in de Veteranennota. Ik wil de nota best nog een keer op dat punt nakijken. Ik heb dat in de afgelopen jaren ook steeds gedaan. Omdat ik veel met veteranen spreek, merk ik dat ze het element van erkenning en waardering belangrijk vinden. Daar beginnen we mee, waarbij we aangeven wat we daarvoor doen et cetera. Maar we zullen nog eens goed doornemen of die elementen er goed in staan. Maar beleidsontwikkeling doen we voor een deel op basis van wat we hier neerzetten. Daarover schrijven we altijd, zoals u weet, aparte nota's, waarover we dan het jaar daarna weer rapporteren of we dat hebben uitgevoerd, zoals u ook een aantal punten uit uw moties aanhaalde. Maar ik wil best nog eens een keer naar dat punt kijken.

Dan het punt erkenning en waardering, wat breed leeft. Ik ben het eens met de complimenten voor de indieners van de Veteranenwet van destijds. Verder ben ik het eens met wat de heer Van Dijk als een van de indieners zei: de nazorg is heel erg van belang. Ik ben er echt van overtuigd dat wij een van de beste zorgsystemen van de wereld hebben, als je kijkt naar het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen. Dat hoort er nadrukkelijk bij.

Dan vroeg de heer Boswijk over erkenning en waardering of ik de motie van de heer Kerstens opnieuw ga uitvoeren. Hij doelde op de motie van afgelopen jaar waarin de regering wordt gevraagd om, als er geld overblijft, iets te doen richting de veteranengemeenschap. Het is op dit moment niet helemaal de verwachting dat er een met vorig jaar vergelijkbaar bedrag overblijft. Aanstaande zaterdag is het vanuit de Koninklijke Schouwburg live op tv, en ik hoop dat veel mensen kijken. Er zijn hogere kosten gemaakt door het Nationaal Comité door de intensivering van de media. Daarnaast zijn er alternatieve activiteiten die bij Veteranendag anno nu passen. Stef Bos heeft, zoals u misschien heeft gezien, een speciaal lied voor de veteranen gecomponeerd, er is een live programma in de Schouwburg, wat op NPO2 te zien is, er is een studio op het Malieveld waar Omroep MAX een week later uitzendt, omdat dat in het kader van de sportzomer niet past in de programmering en er is een ode aan de veteranen. Dus het is anders dan anders, omdat er geen defilé is. Maar er is wel uitgebreid gekeken naar hoe we het groter kunnen maken. Ik heb dus niet de verwachting dat er geld overblijft. Mocht dat zo zijn, dan kijk ik er weer op dezelfde manier naar zoals we vorig jaar ook hebben gedaan. Het presentje zal nu aan alle veteranen worden uitgereikt.

Dan waren er veel vragen over het MIP. Daar begon de heer Van Dijk over, en de heer Boswijk, de heer Ceder, mevrouw Belhaj, de heer Van Wijngaarden, mevrouw Piri, dus eigenlijk iedereen. Dat ging dus over het Militair InvaliditeitsPensioen. Om te beginnen ga ik zeggen wat ik ga doen om die op zich licht positieve trend die er wel is in het uitkeren van dat MIP echt positief te laten zijn. Dat betekent een daling in het aantal termijnoverschrijdingen en in wachttijden voor de medische keuring van het MIP. Daarvoor hebben we drie sporen. Een is het kortetermijnspoor; dat is het wegwerken van tekorten aan verzekeringsartsen bij ABP/SMO. Dat was eigenlijk gereed, dus er waren extra artsen aangenomen, maar er blijft gewoon sprake van een verloop van keuringsartsen, die overal nodig zijn. Dus twee van de drie nieuwe keuringsartsen die er waren aangesteld, hebben in 2021 de dienst weer verlaten. Er wordt dus weer opnieuw geworven.

Dan hebben we het middellangetermijnspoor. Dat is het zorgen voor vergroting van de beschikbare spreektijd van de artsen. Dat kan door aanpassing van de bedrijfsvoering, zoals het verleggen van de administratieve handelingen. Verder heeft de coronacrisis laten zien dat je een aantal dingen op een andere manier kan doen, zoals wij hier ook anders werken: contact met cliënten en op langere termijn is dat de hele herziening van het uitkerings- en voorzieningenstelsel. Door dat op een andere manier in te richten en de medische keuringen achterin het proces te zetten, en te beperken tot in beginsel één keuring, neemt de druk op de capaciteit van de keuringsartsen af. Ik denk dat dat kan helpen.

Dan waren er van eigenlijk vrijwel iedereen vragen over de indexatie. Eigenlijk ben ik het met u allemaal eens dat het echt verschrikkelijk vervelend is dat het MIP sinds 2010 niet meer is geïndexeerd. Daarvoor moet inderdaad een oplossing komen. Ik heb mijn bezorgdheid hierover overigens al meermaals uitgesproken. Het hele ingewikkelde is dat dit onderwerp een rechtspositioneel onderwerp is. Daardoor is het een onderwerp van overleg met de centrales van overheidspersoneel. Dat is op grond van het Besluit georganiseerd overleg sector Defensie zo vastgelegd. Wij staan klaar om met de bonden in gesprek te gaan. Ik heb het laten uitrekenen. Mensen hebben er recht op en het is ook doenlijk, maar het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de sociale partners. Wij gaan graag met hen in gesprek, maar de partners, de vakbonden, hebben al het overleg in het kader van de cao stopgezet. Dat geldt dus ook voor dit type activiteiten. Ik hoop van harte dat zij hebben gehoord wat u daar allemaal over heeft gezegd, maar dat is de werkelijkheid. Wij zijn klaar om dat overleg aan te gaan, omdat wij uw bezorgdheid delen.

Dan vroeg de heer Van Dijk op dit punt nog naar de letselschade. Dat is iets anders dan het MIP, dus daar moeten we wel onderscheid in maken. Er is dus een verschil tussen het MIP en de afhandeling van letselschadeclaims. Op zich zijn er voor letselschadeclaims goede procedures voor de afhandeling. Voor beide streef ik naar het verkorten van de termijn van de afhandeling, als het kan binnen die twee jaar. Ik ben het er met de Veteranenombudsman over eens dat dat moet. Een langetermijnoplossing zie ik in de herziening van het uitkeringen- en voorzieningenstelsel. Ook daar zouden we in principe wel de bonden voor nodig hebben, maar ik wil toch kijken of we daar niet ook op andere manieren tot snelheid kunnen komen. We zijn al aan een aantal stappen begonnen. Daar heb ik vorig jaar ook met u over gesproken. Ik ga kijken of ik niet ook zonder de bonden alvast een aantal stappen verder kan zetten op dit terrein.

Dan de vraag over zorg en nazorg. Nazorg is een belangrijk onderdeel – het is een van de essentiële onderdelen – van de Veteranenwet en het Veteranenbesluit. Ik denk zelf dat de Veteranenwet en het Veteranenbesluit hebben geleid tot een echte verbetering van de zorg, de erkenning en de waardering voor veteranen. Als ik met veteranen spreek, ook met veteranen die lang geen zorg hebben gehad of mensen met PTSS, merk ik dat ze goede zorg een van de belangrijkste vormen van erkenning en waardering vinden. Velen vinden ook de goede zorg. Ik denk dat dat ook goed is om te melden. Dat ziet u ook in de nota. Velen vinden een goede plek. We praten altijd over de mensen die niet de juiste zorg vinden en dat is ook belangrijk, maar voor het merendeel is men echt tevreden. Dat geldt ook voor veteranen, voor militairen, voor oorlogs- en dienstslachtoffers en ook voor hun familie. Ik denk dat mevrouw Piri daar gelijk in had: het gaat ook over de relaties.

In 2014 is het Veteranenloket opgericht. Dat is 24 uur per dag, zeven dagen in de week bereikbaar voor vragen ten aanzien van erkenning, waardering en zorg. De Veteranennota's van de voorgaande jaren en de nota die nu voorligt, laten zien dat de Veteranenwet en het Veteranenbesluit in de praktijk echt goed worden vormgegeven. Ik denk dus dat het in z'n algemeenheid goed geregeld is.

Dan het punt van mevrouw Belhaj: hoe zit het met veteranen die geen zorg in de buurt hebben? Daar kwam zij op terug, ook naar aanleiding van haar motie, waar we met elkaar over gesproken hebben. Er is een systeem om nuldelijnsondersteuning en laagdrempelige zorg te bieden. Dat heeft een landelijke dekking, maar er zijn ongetwijfeld ook situaties denkbaar waarin de zorg niet om de hoek te regelen is. Dan is het Veteranenloket, waar ik het net over had, dat 24/7 bereikbaar is, in principe weer het meest aangewezen punt voor de veteraan om een zorgvraag neer te leggen, zodat die zorgvuldig wordt afgewikkeld.

Dan kwam mevrouw Belhaj op zorgmijding. Zij vroeg hoe ik daarnaar kijk. Dit is in principe laagdrempelig. We hebben het bij het Dutchbat III-debat, voor zover u zich dat herinnert, ook gehad over het Reach Out Team van het Nederlands Veteraneninstituut. Je weet natuurlijk niet wat je niet weet, dus dat moet dan soms gemeld worden. Dat is altijd het ingewikkelde. In die zin zitten mevrouw Belhaj en ik niet zover van elkaar af. Daarvoor is het Reach Out Team in het leven geroepen, met name om die groep, die niet zichzelf meldt, te vinden en op alternatieve wijze effectief te benaderen. Ook bevragen we partners. Mensen die terugkomen van een missie moeten zelf een formulier invullen. De familieleden kunnen een formulier invullen over hun situatie. Na zes maanden wordt dat nog eens herhaald. We kijken dus ook naar partners. We proberen op allerlei manieren mensen te vinden. Er vallen altijd mensen tussen wal en schip, maar die moeten we dan anders bereiken. Ik denk op zichzelf dat dit goed is.

De heer Ceder vroeg naar het Landelijk Zorgsysteem. In hoeverre heeft de geleverde zorg bijgedragen aan het welbevinden van veteranen? Dat hebben we in de afgelopen jaren steeds gemeten. Drie keer is al gebleken dat de behandelde veteranen binnen het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen gemiddeld een cijfer 7 of hoger geven voor hun zorg. Het LZV vond dat in eerste instantie te algemeen. Daar zijn ook symposia over gehouden. Dat is interessante literatuur om nog eens na te lezen. Er is toen een nieuw instrument ontwikkeld dat meer inzicht geeft in de ervaring met de zorg, de uitkomsten van de zorg en de tevredenheid over de zorgverlening. Ik kan hier wel degelijk nader over rapporteren – daarnaar werd gevraagd – in de volgende Veteranennota. Dat zou dan een van de veranderingen zijn om wat meer inhoud daarbij te voegen.

Ik heb hier nog een aparte vraag over het Militair Revalidatie Centrum en onbegrepen lichamelijke klachten. De heer Ceder vroeg naar het tweede proefproject: waarom is dat geweest? Het was belangrijk om de pilot, want dat was het, nogmaals te doen en anderszins verbeterd uit te voeren. Dat gebeurt in het najaar. De tijd was nodig om de organisatie rondom de poli voor onbegrepen lichamelijke klachten – afgekort tot OLK-poli; we korten alles af bij Defensie zoals u weet – in orde te maken. Dat moest ook financieel worden geregeld. Hierbij heeft corona ons gewoon parten gespeeld. Dat is nu allemaal geregeld en kan dus ook beginnen.

De heer Van Wijngaarden vroeg ook in het kader van de zorg en nazorg naar het digitaliseren van medische dossiers. Dat is niet zo makkelijk uitvoerbaar. Ik kan er nog wel iets meer over zeggen. Dit is niet direct op korte termijn op te pakken. Je hebt hierbij te maken met huidig militair personeel, dat onder onze eigen zorgverzekering en ons eigen zorgsysteem valt. Voor het militair personeel komt per 25 juni de Epic, de electronic patient information card, beschikbaar als elektronisch patiëntendossier. Veteranen zijn niet allemaal actief dienende militairen. Ruim 80.000 van hen maken daar geen deel van uit. Die 80.000 zijn niet meer bij ons in dienst. Externe partijen, zoals verzekeringsartsen en UWV, hebben geen toegang tot Epic. Daarnaast zijn er van het overgrote deel van de veteranen – de heer Van Wijngaarden sprak over langjarige veteranen; dat gaat soms terug tot ver in het verleden – oude papieren dossiers. Mensen zitten nu vaak bij een huisarts, die misschien zo'n dossier niet heeft. Het digitaliseren daarvan – dat betreft het scannen van oude papieren dossiers – is een enorme opdracht. Vooralsnog heeft die weinig toegevoegde waarde. Daar is naar gekeken. De huidige werkwijze, het opvragen van een kopie, is goed werkbaar en levert in het proces weinig vertraging op. Daar heb ik wel naar gekeken. Het zou echt een enorme klus zijn om dat anders te doen.

De voorzitter:

Ik vraag mevrouw Belhaj het voorzitterschap even over te nemen.

Mevrouw Belhaj (D66):

Dat doe ik.

Voorzitter: Belhaj

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ik heb een interruptie voor de Minister. Het is goed nieuws om te horen dat Epic wordt ingevoerd. Begrijp ik goed dat er van iedereen die nu op missie is en straks veteraan wordt, een elektronisch patiëntendossier komt?

Minister Bijleveld-Schouten:

Het antwoord is: ja. En voor alle actief dienende militairen is dat zo.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Ja, precies.

Minister Bijleveld-Schouten:

Ook de twee heren achter mij zijn allebei veteraan. Voor hen zou dat dan bestaan.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Dat is in ieder geval al heel positief nieuws. Dank voor die verduidelijking.

Voorzitter: Van Wijngaarden

De voorzitter:

Dan is er meteen een interruptie van de heer Ceder.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Nog even over dat proefproject over onbegrepen lichamelijke klachten. Ik snap nu waarom er meer tijd tussen het eerste en het tweede proefproject zit, maar ik snap niet waarom het eerste proefproject dan is gestopt. Kunt u aangeven waarom dat destijds is gestopt en waarom men het alsnog noodzakelijk heeft gevonden om een tweede project op te starten? Maar ik begrijp inmiddels waarom er zo veel tijd tussen zit.

Minister Bijleveld-Schouten:

Ik zal het nog even navragen. Ik heb begrepen dat het project verbeterd moest worden omdat het niet helemaal voldeed aan wat nodig was en dat deze tweede pilot dus een verbeterde versie van de eerste pilot is, om te kijken of het dan wel helemaal voldoet. Dat is wat ik heb begrepen, maar ik zal kijken of ik voor de tweede termijn nog ietsje meer antwoord in uw richting kan krijgen. Ik weet niet meer dan dit.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Bijleveld-Schouten:

Dat was alles over zorg. Dan heb ik nog de beantwoording van de vragen over Afghanistan, de transitie van militair naar burger en de inloophuizen en wat overige vragen. Ik zal dat zo snel mogelijk doen.

De heer Van Dijk stelde een vraag over Afghanistan, over de lessons learned. De toezegging over dat onafhankelijk onderzoek was natuurlijk van de Minister van Buitenlandse Zaken. Dat was toen nog Minister Blok. Die eindevaluatie is gewoon onafhankelijk, want we hebben met elkaar afgesproken dat we dat altijd onafhankelijk zullen doen. Maar er zijn nog mensen in Afghanistan, dus gaat pas van start als de missie is afgerond. Dit weekend zullen onze laatste militairen uit Afghanistan terugkeren. Aanstaande donderdag hebben we een afrondende ceremonie daarvoor. Die is weliswaar klein, maar er is een ceremonie om er aandacht aan te besteden dat we daar twintig jaar zijn geweest.

Dan vroeg mevrouw Piri waarom er nu niets over Afghanistan en ISAF terug te vinden is. Dat hebben we in eerdere nota's wel gerapporteerd. We hebben ook uitgebreid gerapporteerd over het ISAF-onderzoek. Ik kan daar wel degelijk weer aandacht aan besteden in een volgende nota. We hebben een apart onderzoek onder ISAF-veteranen gedaan naar de gezondheidskant. Naar aanleiding van de toenmalige Veteranennota hebben we met elkaar daarover gesproken. Ik kan zeker in de volgende nota een overzicht geven van de wijze waarop we verder met die aanbevelingen zijn omgegaan. Een groot deel van de ISAF-veteranen heeft wel op dat onderzoek gereageerd. Daar zijn we ook echt actief mee aan de gang gegaan.

Dan de vragen van mevrouw Belhaj en mevrouw Piri over de transitie van militair naar burger. In de Veteranennota wordt inderdaad over dat projectplan gesproken. Het is bijna klaar. Er is wel al het nodige instrumentarium beschikbaar om militairen naar de civiele maatschappij te begeleiden. Het zijn dan meestal actief dienende militairen die naar burgerfuncties worden begeleid. Dat zal misschien morgen zelfs wel aan de orde komen bij de P-rapportage. In de P-rapportage die morgen voor het P-overleg geagendeerd staat, wordt bijvoorbeeld bericht over het project met exitgesprekken die worden gevoerd. We proberen daar hulp bij te geven.

Zijn er ook veteranen betrokken bij dat projectplan over de transitie van militair naar burger? Ja, meerdere partijen zijn daarbij betrokken. Het gaat dan om mensen vanuit de Defensieorganisatie, maar ook om mensen vanuit het Nederlands Veteraneninstituut en mensen vanuit veteranenorganisaties zelf. Ik ben het namelijk helemaal met mevrouw Belhaj eens dat daar uiteindelijk ook de beste kennis zit. De mensen die daar zitten kunnen ook zeggen waar ze tegen aanlopen. Ik denk overigens dat onze mensen over het algemeen echt overal goed te gebruiken zijn.

Dan de vragen over de inloophuizen. De heer Boswijk had een vraag over het extra geld voor de activiteiten van de inloophuizen. Is dat tot besteding gekomen? Het is helemaal waar dat er vanwege corona natuurlijk niet zo veel activiteiten waren omdat dat niet kon op alle plekken. Dat heeft u ook gelezen. Het toegekende bedrag is dus nog niet besteed. Er zijn gewoon heel weinig activiteiten uitgevoerd. Net zoals in allerlei andere sociale instellingen is dat hier ook zo. Als de maatregelen worden versoepeld – ik neem aan dat dat vanaf aanstaande zaterdag het geval is – of beëindigd, dan kunnen er weer echt activiteiten plaatsvinden en dan zal dat bedrag daar ook gewoon aan besteed worden. Dan zal dat dus gerealiseerd worden.

Dan vroeg u ook nog naar de concrete resultaten naar aanleiding van de motie-Bruins Slot en de situatie in de inloophuizen eind 2020. Ik heb daarover al een tijd geleden een Kamerbrief gestuurd. Ik heb op 18 juni 2019 heel uitgebreid over inloophuizen geschreven. Omdat dat toen ook een vraag was bij de Veteranennota hebben we daar apart aandacht aan besteed. Ik ben toen trouwens zelf met de Veteranenombudsman naar het door mevrouw Belhaj genoemde inloophuis in Tilburg geweest. Wij als Defensie zijn niet verantwoordelijk voor de oprichting, financiering en instandhouding van die inloophuizen. Soms zijn dat particuliere initiatieven, soms hebben gemeenten of provincies zo'n inloophuis of worden ze particulier ondersteund. Dat stimuleert juist de lokale erkenning en waardering en de integratie van veteranen in de maatschappij. Dat is ook belangrijk, vinden wij en vind ik.

Omdat we toen toch eigenlijk meer wilden weten over hoe het er nu voor stond met die veteraneninloophuizen of -ontmoetingscentra, heb ik met de VNG een bijeenkomst georganiseerd. Daarbij heb ik met de VNG, met de verschillende burgemeesters, met inloopcentra, met de inspecteur-generaal van de krijgsmacht en met de huidige HDP afspraken gemaakt. We hebben gezegd: wat zouden we nou kunnen doen om die situatie beter te maken? Sommige hadden namelijk wel geld nodig, sommige werden gesteund door het vfonds, en andere hadden geen geld nodig. Sommige waren Wmo-instellingen en sommige waren regionaal. Toen hebben we gezegd: we moeten eigenlijk samen met de VNG een folder maken. Die is er nu ook gekomen; die staat op de VNG-site. Daar kunnen gemeenten informatie over veteranenzorg en goede voorbeelden vinden, en kunnen ze ook aan een soort intervisie doen. Er zijn goede voorbeelden waarbij de gemeente ook echt ondersteunt. Alphen aan den Rijn is een goed voorbeeld. Tilburg en Den Bosch zijn ook goede voorbeelden waarbij de gemeente echt ondersteunt.

Op dit moment zie ik geen problemen in die zin. De motie-Kerstens/Bruins Slot is dus juist uitgevoerd. Ik probeer dat ook te volgen met de VNG en de burgemeesters. Ik heb ook met de voorzitter van het Nederlands Genootschap van Burgemeesters, mevrouw Spies, daarover gesproken, omdat de erkenning en waardering van veteranen naar mijn idee ook een taak is waar burgemeesters aandacht aan kunnen besteden bij de lokale veteranendagen die er zijn et cetera. Ik bezoek zelf ook een aantal van die lokale veteranendagen. Die zijn misschien klein, maar alleen al de aanwezigheid daar is belangrijk. Dan kunnen we ook kijken of daar specifieke problematiek is waar wij nog wat mee moeten.

De heer Boswijk (CDA):

Ik had nog een vraag over uw vorige antwoord, over het budget dat niet tot besteding is gekomen. Ik weet niet helemaal hoe dat werkt, maar wordt het bedrag van vorig jaar dat niet besteed is gewoon boven op het bedrag van dit jaar gedaan?

De voorzitter:

Een verhelderende vraag.

Minister Bijleveld-Schouten:

Ja, dank u, ik begrijp ’m. Dat loopt via het Veteraneninstituut. Wij keren zelf dus geen subsidie uit; het Nederlands Veteraneninstituut – ik moet even aan de nieuwe naam werken – keert die uit. We hebben in principe gezegd dat dat budget nog uitgekeerd kan worden. Dat zou er dan bovenop komen.

Dan de losse vragen. Op de vraag van de heer Van Dijk over die pas heb ik al gezegd dat hij dat gewoon even apart aan ons moet sturen. Ik neem aan dat hij dat doet. Ik heb hier wel altijd aandacht voor gehad. Er is hier in de Kamer bijvoorbeeld ook een keer een vraag geweest over veteranen die niet meer actief dienend zijn en die bijvoorbeeld op onze Defensielocaties mogen sporten. Dat kwam bij een van de Veteranennota's aan de orde. Toen hebben we dat ook geregeld. Ik ken deze specifieke situatie in Duitsland niet, maar ik kan kijken wat dat is.

Dan vroeg mevrouw Piri: kan de Minister uitleggen waarom zij blijft weigeren het Veteraneninstituut onafhankelijk te maken? Dat vind ik toch iets ingewikkelds. Het Veteraneninstituut is een stichting. Het is totaal onafhankelijk en heeft een eigen raad van toezicht. Ik snap niet waar mevrouw Piri het op baseert. Het is zelfs onafhankelijker dan een zelfstandig bestuursorgaan. Ik wil dat toch wel even nadrukkelijk zeggen. We hebben er niks mee te maken. We financieren de stichting wel, maar zij doet ook de uitkeringen. Er is een onafhankelijke raad van toezicht, die heel divers is samengesteld. Wat is er nu nog onafhankelijker dan een stichting, zou ik haast willen zeggen. Ik ben het echt volstrekt niet eens met de manier waarop mevrouw Piri dat zei. Het is een onafhankelijke organisatie.

De heer Ceder had nog een vraag over 58 mensen in re-integratietrajecten, namelijk of ik de volgende keer meer informatie kan geven over hoe dat loopt, zodat de Kamer kan controleren hoe dat is gegaan. Ik kan wel kijken of we in de volgende Veteranennota kunnen aangeven hoe het met die trajecten is verlopen.

De heer Ceder vroeg ook nog naar percentages in het kader van hulp aan veteranen. Ik heb net al iets gezegd over hoe de Veteranennota tot stand is gekomen, hoe we die hebben doorontwikkeld en wat die nota is. De nota maakt nu een onderverdeling in eerstelijns- en tweedelijnszorg binnen het Landelijk Zorgsysteem. Dat is zichtbaar; u kunt dat zien. Er worden inderdaad verschillende soorten hulpverlening en instrumenten ingezet. Vaak worden die instrumenten gecombineerd. Het turven van soorten hulpverlening geeft niet per se een beter inzicht. Er wordt wel gerapporteerd over bijvoorbeeld klinische en ambulante zorg. Ik denk dat dit belangrijk is.

De heer Van Wijngaarden had eenzelfde type vraag over de meerjarige kwantitatieve informatie over de effecten. De nota is in 2014–2015 ontstaan – ik denk dat ik wel weet met wie de heer Van Wijngaarden heeft gesproken – toen de Veteranenwet er kwam. Naar aanleiding van de evaluaties die er zijn geweest, is ook het Nederlands Veteraneninstituut er gekomen. Dat is geëvalueerd. Toen is gezegd dat er iets moest gebeuren aan de governance. Ik ben er echt trots op dat we dat hebben bereikt. De afgelopen twee jaar is er, zelfs in coronatijd, doorgewerkt om de hele governance bij elkaar te krijgen. We hebben nu één instituut met één aanspreekpunt. Niets is eenduidiger dan dat. Toen ik aantrad – ik heb er net al iets over gezegd hoe u ernaar moet kijken – heb ik gezegd dat de Veteranennota leesbaarder en informatiever moest worden door meer infographics en minder lappen tekst afkomstig van partnerorganisaties. Het is niet zo dat ik een opsomming aan u moet geven van wat de partnerorganisaties allemaal doen – die subsidiëren en financieren we – maar u moet controleren wat wíj doen. Dat is wat u hierin ziet. Dit is de vierde Veteranennota die we zo hebben gemaakt. Ik heb daar tot nog toe vooral complimenten over gekregen omdat dezelfde informatie als in 2014–2015 erin zit. Maar toen was er geen sprake van overzicht in detail van beleidsvoornemens en was er geen sprake van effecten. In de nota die we nu hebben is een duidelijke cyclus opgenomen van wat we iedere keer hebben gedaan, wat we gaan doen en welke onderzoeken er lopen om het beleid te toetsen. Daarop kunt u ons bevragen. Dan stuur ik ook nog aparte brieven aan uw Kamer. Dat hebben we bijvoorbeeld over de ISAF-veteranen gedaan. Wat ook belangrijk is: het Nederlands Veteraneninstituut komt straks natuurlijk met een eigen jaarverslag. Daarin ziet u die samengestelde delen van partnerinformatie, waarin in detail en met cijfers de uitvoering van het veteranenbeleid te vinden is. Dat is uiteraard openbaar. Misschien moeten we dat de volgende keer ook betrekken bij wat we hier doen en moet u daar kennis van nemen.

Dan het punt van de heer Van Wijngaarden over de verlopen rijbewijzen. Dat was niet een specifiek veteranenonderwerp. Ik ken deze casus toevallig. Het gaat hierbij niet om uitzendingen op missie, maar om een enkel geval van militairen die geplaatst zijn op een standplaats in Europa of die deze gehad hebben. Een op missie zijnde of uitgezonden militair blijft immers gewoon ingeschreven in zijn woonplaats. Als de CDS uitgezonden zou worden naar Afghanistan als Apachevlieger, dan woont hij gewoon in zijn huidige woonplaats. Dit ging over in Duitsland geplaatste militairen, dus niet om een missie. Die problematiek heeft de Veteranenombudsman al eens onder onze aandacht gebracht, en komt voort uit het niet naleven van procedures door de Duitse autoriteiten in combinatie met persoonlijke keuzes van de betrokken militairen. De procedures zijn op zich prima. Overigens gaat het hier om procedures die niet raken aan onze werkgeversverantwoordelijkheid, maar aan de Rijkdienst voor het Wegverkeer. Ik weet, ook als burgemeester in een vorig leven, dat als je in het buitenland woonde je bijvoorbeeld bij de gemeente Enschede – dat is namelijk een noaber van Duitsland – een rijbewijs of paspoort kon aanvragen. Ik heb hier al op geantwoord, dus ik kan de brief van 23 november 2020 aan de Veteranenombudsman, waarin ik het antwoord heb gegeven, ook wel naar uw Kamer sturen. Dan kunt u zien wat we eraan hebben gedaan.

Dan de veteranenstatus van TRIS. Mevrouw Belhaj heeft het goed gelezen dat het geen veteranen zijn conform de wet, omdat ze niet zijn ingezet in oorlogsomstandigheden of tijdens vredeshandhavende missies. Dat is nou eenmaal zo. Het zijn wel mensen die ik een warm hart toedraag, net zoals u dat ook heeft gedaan. Er is ook een prachtige documentaire over gemaakt: Onze jongens in de jungle. Ik ben ook bij de première geweest op uitnodiging van de voorzitter van de TRIS. Het monument is gemaakt ter nagedachtenis van omgekomen TRIS-militairen. Ik was daar samen met mijn Surinaamse ambtsgenoot. De coronasituatie was daar toen gelukkig nog net iets beter dan nu. Ik vind dat ik daar als werkgever bij stil moet staan. Het ging namelijk om mensen die bij ons in dienst waren. Zo zorg ik er bijvoorbeeld ook voor, als men dat vraagt, dat er materieel is als er een tentoonstelling is et cetera. Er is ook een TRIS-museum. Ik deel wel uw ongemak dat er soms is ten aanzien van verschillende groepen. Maar wat we daaraan kunnen doen, doen we volgens mij ook. Bij de afgelopen lintjesregen zijn er bijvoorbeeld ook weer een paar mensen gedecoreerd die zich actief voor de TRIS inzetten.

Ik noemde net Onze jongens in de jungle. De heer Boswijk had ook een vraag over twee documentaires. Hij vroeg hoe ik daarnaar kijk. Er is een vrij recht op productie. Mensen mogen produceren wat ze willen. Daar is culturele vrijheid voor. Ik heb wel samen met de inspecteur-generaal van de krijgsmacht en met alle Indische veteranenorganisaties op De Zwaluwenberg over de film De Oost gesproken. De film was toen nog niet uit. Op de dag van première van De Oost heb ik in een tweet met name aandacht besteed aan de veteranen, omdat ik best snap wat u zegt. Ik zal altijd voor onze mannen en vrouwen – dit zijn meestal mannen – waar dan ook staan, die onder moeilijke omstandigheden hun werk hebben gedaan. Ik zal als Minister, welke Minister dan ook, en als werkgever altijd begrip hebben voor de gevoelens van deze mensen.

Wat betreft dat educatieve project. Dat is van die filmproducent zelf. Daar kan ik ook geen invloed op uitoefenen. Het is wel zo dat ze op de eigen site een eigen film hebben, net zoals we dat met Dutchbat hebben gedaan. Ik weet op dit moment ook niet of het op scholen gebruikt gaat worden. Het lijkt er wel op, maar dat is natuurlijk ook aan scholen zelf. Wat daar goed aan zou zijn, is dat ze alle kanten van het verhaal zouden belichten, maar ook dat is een particulier initiatief waar ik op zich niet in kan treden.

De heer Boswijk (CDA):

Voorzitter.

De voorzitter:

Ja, gaat uw gang.

De heer Boswijk (CDA):

Er wordt inderdaad actief voor gelobbyd en het ziet er wel naar uit dat een aantal scholengemeenschappen daar gebruik van gaan maken. Ik zou het toch waarderen als de Minister met haar collega van Onderwijs in overleg zou treden om ervoor te zorgen dat scholen die ervoor kiezen, wel het complete verhaal laten zien. Ze moeten dus niet alleen de eenzijdige film laten zien, maar ook het Nederlandse perspectief. Ik zou het wel waarderen als u minimaal die inspanning zou doen.

Minister Bijleveld-Schouten:

Ik kan me er in ieder geval voor inspannen, als het maar geen resultaatsverplichting is.

Ik zie dat ik nog een vraag van mevrouw Belhaj heb liggen over de TRIS-militairen en de bijdrage. TRIS-militairen komen ook in aanmerking voor de tegemoetkoming reüniefaciliteiten. Daar is een regeling voor bij Defensie, die ze via de gebruikelijke kanalen kunnen aanvragen. Zij kunnen dus wel degelijk ook van de subsidieregelingen gebruikmaken.

Dan heb ik alleen nog de vraag over het UWV van de heer Van Wijngaarden en de vraag over de bewustwordingscampagnes van mevrouw Piri.

Voorzitter. Het lid Van Wijngaarden van de VVD vroeg naar onnodige procedures bij het UWV. In het rapport van de Ombudsman staat de aanbeveling dat er een betere afstemming moet komen tussen de afdeling Sociaal Medisch Onderzoek van het ABP, Defensie en het UWV. Zijn onderzoek wijst eigenlijk niet op onnodige procedures, maar er moet betere afstemming komen zodat onnodige discussies tussen Sociaal Medisch Onderzoek en het UWV worden voorkomen en de behandeltermijnen verkort worden. Het is dus niet zo dat de procedures per se onnodig zijn. Er wordt nu aan die betere afstemming gewerkt. Er zijn afspraken gemaakt voor een expertmeeting net na de zomer.

Dan had mevrouw Piri nog een vraag over de motie-Diks/Stoffer. Daar heb ik in de vorige Veteranennota over gerapporteerd. Die motie, over een landelijke bewustwordingscampagne rond PTSS, heb ik natuurlijk uitgevoerd. Die campagne is ook gestart, onder leiding van het Ministerie van VWS. Dat is de campagne Hey, het is oké. Politie en Defensie participeren daarin, want de leden Diks en Stoffer hadden ons ook gevraagd om aandacht te besteden aan de politie. Het is een intensieve mediacampagne, die naar mijn idee ook echt goed loopt.

Volgens mij zijn dat de antwoorden op de gestelde vragen.

De voorzitter:

Dat denk ik ook. Dank aan de Minister voor de gezwinde spoed. Ik kijk even naar de leden. Is er behoefte aan een tweede termijn? De heer Boswijk niet. De heer Ceder?

De heer Ceder (ChristenUnie):

Ik vroeg me even af of de moties al ingediend waren.

De voorzitter:

Nee, dat komt in de tweede termijn.

De heer Ceder (ChristenUnie):

Oké.

De voorzitter:

Dan is het woord aan mevrouw Belhaj.

Mevrouw Belhaj (D66):

Voorzitter. Een aantal antwoorden heb ik gekregen, maar vind ik onbevredigend, bijvoorbeeld de antwoorden over ander beleid dat je kunt voeren en de Veteranenwet. Dat is geen onwil. Het betekent dat de Kamer zelf de Veteranenwet maar eens ter hand moet nemen en mogelijkheden moet zoeken om die wel geschikt te maken, zodat de Minister en het ministerie wel in de gelegenheid zijn om andersoortige vormen te bedenken van expliciete waardering.

De voorzitter:

Dan vraag ik of mevrouw Belhaj het voorzitterschap even over kan nemen.

Mevrouw Belhaj (D66):

Het antwoord is nee. We kunnen naar de beantwoording!

Voorzitter: Belhaj

De voorzitter:

Nee hoor. Meneer Van Wijngaarden, het woord is aan u.

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Dank aan de Minister voor de antwoorden. Ik waardeer de manier waarop zij ook de opzet van de Veteranennota uitlegt en verdedigt. Ik snap ook goed dat zij zegt dat die goed leesbaar en inzichtelijk moet zijn, ook voor de veteranen zelf. Ik deel dat, alleen is die nota natuurlijk ook belangrijk als controle-instrument voor de Kamer. Het een hoeft het ander niet uit te sluiten. Daarom toch de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de Veteranennota sinds de inwerkingtreding van de Veteranenwet het controlemiddel voor de Tweede Kamer is om te beoordelen in welke mate het veteranenbeleid het in de wet beoogde effect heeft;

constaterende dat de Veteranennota van 2020- 2021 in vergelijking met bijvoorbeeld die van 2014–2015 substantieel minder informatief is;

verzoekt het kabinet per volgende Veteranennota artikelsgewijs (volgens de systematiek van de Veteranenwet) te rapporteren aan de Kamer, op een wijze die meerjarig kwantitatief en kwalitatief inzicht geeft in de effecten van het veteranenbeleid, onder andere over ontwikkelingen binnen de veteranenpopulatie, omvang van knelpunten, en beleidsvoornemens, en deze uiterlijk vier weken voor het notaoverleg naar de Kamer te sturen;

verzoekt het kabinet tevens in een separaat hoofdstuk specifiek aandacht te besteden aan de veteranen van zowel ISAF-missies als Dutchbat III,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Wijngaarden, Piri, Boswijk, Ceder, Belhaj en Jasper van Dijk.

Zij krijgt nr. 244 (30 139).

De heer Van Wijngaarden (VVD):

Dan nog een motie met betrekking tot het invaliditeitspensioen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Militair InvaliditeitsPensioen naar zijn aard geen echte pensioenregeling is en veel weg heeft van een uitkering voor arbeidsongeschiktheid;

overwegende dat de Staat een bijzondere verantwoordelijkheid heeft voor militairen die tijdens hun werk, vaak in oorlogsgebied, gewond zijn geraakt;

constaterende dat het Militair InvaliditeitsPensioen al jarenlang niet meer is geïndexeerd en hierdoor volgens de Veteranenombudsman schrijnende situaties ontstaan;

verzoekt het kabinet zo snel mogelijk te komen tot een indexatie van het Militair InvaliditeitsPensioen, en dit onderwerp indien nodig los te koppelen van bredere cao-onderhandelingen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Wijngaarden, Piri, Boswijk, Jasper van Dijk, Ceder, Belhaj, Van Haga en Stoffer.

Zij krijgt nr. 245 (30 139).

Voorzitter: Van Wijngaarden

Minister Bijleveld-Schouten:

Zal ik antwoord geven aan de heer Ceder over die pilot? Ik heb namelijk nog wat extra antwoorden daarop gekregen. Blijkbaar was de planning altijd al om na de eerste pilot een tweede pilot te doen. Het is door de beschikbaarheid van personeel, de beschikbaarheid van budget en covid vertraagd. Er was altijd een tweede pilot nodig om het te verbeteren en daar dan van te leren voor het vervolg. Dat schijnt het geval te zijn.

Dank u wel.

Voorzitter, zal ik maar beginnen?

De voorzitter:

Gaat uw gang.

Minister Bijleveld-Schouten:

Ik doe mijn best om de snelheid te bevorderen.

Als het gaat om motie op stuk nr. 244 van de heer Van Wijngaarden c.s., heb ik aangegeven hoe ik kijk naar die nota van 2014–15. Ik ben blij dat u dat ook zei in uw toelichting bij het indienen. De opzet hebben we niet artikelsgewijs gemaakt volgens de systematiek van de Veteranenwet. Ik wil daarom toelichten hoe het wel kan. U heeft begrepen waarom we het maken zoals we het maken. Ik hoop dat u dat net deed. Ik snap dat u meer informatie zou willen hebben en meerjarig. De onderwerpen staan er artikelsgewijs in. Erkenning, waardering, zorg, dat staat er allemaal in. Wat we zouden kunnen doen, is daar meerjarige staatjes aan toevoegen, zodat u meer informatie heeft en de ontwikkelingen kan volgen. De nota komt altijd voor het Veteranendebat naar u toe. Als ik de motie zo mag uitleggen, is het goed te doen. Dan doet het aan twee werelden iets. Dan kun je ook de vorm behouden. Ik had net al wat gezegd over ISAF, maar toen had ik niet Dutchbat III genoemd. Aan die twee groepen kan ik aandacht besteden. Als ik de motie zo mag uitleggen, maar dan moet u daar iets over zeggen, dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

Het is in ieder geval sportief dat de Minister ’m grotendeels omarmt. Dat is wat mij betreft prima. De strekking is duidelijk. We gaan gewoon kijken wat de Minister ervan maakt.

Minister Bijleveld-Schouten:

Ik hoop dat waarom we tot dit zijn gekomen, ook duidelijk is. Het is niet zo dat 2014 nog hetzelfde is als 2021. Ik snap echt wel met wie u gesproken heeft. Ik wil die andere kant er ook bij leggen, omdat we hier echt met elkaar en met de veteranenwereld goed over hebben nagedacht. Dus als ik de motie zo mag uitleggen, dan laat ik het oordeel aan de Kamer.

Uw volgende motie, op stuk nr. 245, beschouw ik als een soort aansporing. Ik heb zelf al gezegd hoe ongelukkig ik het vind dat het niet werkte. Ik beschouw ’m maar als een steun in de rug. Ik laat ook het oordeel aan de Kamer.

De voorzitter:

Dank u wel. Ik maak nog van de gelegenheid gebruik om te melden dat de motie op stuk nr. 245 inmiddels mede is ingediend door mevrouw Belhaj en het lid Van Haga.

Dan is het nu aan mij om de toezeggingen voor te lezen.

  • De Minister informeert de Kamer in de volgende Veteranennota nader over het LZV.

  • In de volgende Veteranennota informeert de Minister de Kamer nader over de uitkomsten van het gezondheidsonderzoek bij ISAF-veteranen.

  • In de volgende Veteranennota informeert de Minister de Kamer over de stand van zaken met betrekking tot revalidatietrajecten van veteranen.

  • De Minister stuurt haar brief aan de Veteranenombudsman over het geval van verlopen rijbewijzen van in Duitsland gestationeerde militairen aan de Kamer.

Dat waren de toezeggingen. Ik dank de Minister en haar ondersteuning en ik sluit de vergadering.

Sluiting 17.47 uur.

Naar boven