Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 5 maart 2014
Zoals ik u heb toegezegd in het voortgezet notaoverleg over de Veteranennota van 27 januari
jl. (Kamerstuk 30 139, nr. 126), informeer ik u hierbij over het monument voor de Limburgse Jagers in Weert. De
burgemeester van Weert en de commissaris van de Koning in de provincie Limburg hebben
mij in een gezamenlijke brief gevraagd of dit monument na het vertrek van de Koninklijke
Militaire School (KMS) en de sluiting van de Van Hornekazerne in Weert kan blijven.
Inmiddels is hierover gesproken met de gemeente Weert. Voor Defensie is het van belang
dat het monument voor de Limburgse Jagers fysiek bij het regiment Limburgse Jagers
hoort. Door omstandigheden is dat nu niet het geval, maar de sluiting van de kazerne
is een logisch moment om het monument te verplaatsen naar Oirschot, waar het regiment
is gehuisvest. Dat is van groot belang voor de Limburgse Jagers, die in de missies
in Irak en in Afghanistan nog slachtoffers te betreuren hadden.
Met de gemeente is nu afgesproken dat het monument naar Oirschot verhuist, maar dat
een replica in Weert blijft. Praktisch betekent dit dat de betonnen onderdelen van
het monument nieuw worden gemaakt voor plaatsing in Oirschot. De ornamenten, vooral
de gedenkplaten, verhuizen naar Oirschot. De gemeente Weert kan van deze ornamenten
kopieën laten maken. Bij het vertrek van de KMS zal het monument worden overgedragen
aan de gemeente, die daarmee ook verantwoordelijk wordt voor het toezicht en het onderhoud.
Op deze manier krijgt het regiment van de Limburgse Jagers zijn eigen monument op
locatie, en behoudt de gemeente Weert het monument, samen met het monument dat herinnert
aan de KMS zelf.
De komende tijd zullen het regiment en de gemeente Weert voorts afspraken maken over
militaire aanwezigheid bij belangrijke evenementen, in ieder geval bij de jaarlijkse
dodenherdenking.
De Minister van Defensie,
J.A. Hennis-Plasschaert