30 136
Herstructurering en uitvoering Stedelijke vernieuwing

nr. 32
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 2 februari 2010

De algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister voor Wonen, Wijken en Integratie naar aanleiding van de brief van 30 oktober 2009 inzake de Nahang Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing 2010 (Kamerstuk 30 136, nr. 28).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 1 februari 2010.

Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Van Gent

De griffier van de commissie,

Van der Leeden

1

Kunt u uiteenzetten op welke wijze de aanbevelingen van de Raad van State uit «Decentraal moet, tenzij het alleen centraal kan» zijn meegenomen in het voorliggende besluit?

Het rapport van de Raad van State komt voort uit een afspraak, voortvloeiend uit de Code Interbestuurlijke Verhoudingen uit 2004, om tweejaarlijks de interbestuurlijke verhoudingen te beschouwen. Het rapport is uitgekomen in juni 2009 en het kabinet heeft op 8 juli 2009 gereageerd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 700 VII, nr. 99).

De afspraak om ISV te decentraliseren heeft plaatsgevonden bij de afsluiting van de bestuursakkoorden tussen Rijk en gemeenten en Rijk en provincies (respectievelijk 4 juni 2007 en 4 juni 2008). De invulling van de decentralisatie is op 22 januari 2009 geaccordeerd tijdens een bestuurlijk overleg met de G31, Ortega-gemeenten, VNG en IPO. In de brief stedenbeleid van 17 juli 2009 is de wijze waarop ISV-3 wordt gedecentraliseerd en de inhoud van het beleidskader bekend gemaakt, waarvan een afschrift naar de Tweede Kamer is gestuurd. De inhoud van het beleidskader en de wijze waarop er gedecentraliseerd wordt is in deze brief terug te vinden onder de bijlage werkdocument Beleidskader ISV-3 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, 31 757, nr. 7). Het werkdocument vormt tevens de basis voor de AMvB ISV-3. De AMvB beperkt zich uitsluitend tot de inhoud van stedelijke vernieuwing.

De vormgeving van de decentralisatie van het ISV heeft plaatsgevonden voordat de Raad van State haar rapport uitbracht. Er is wel gehandeld in de geest van het rapport maar met de aanbevelingen van het rapport kon gezien de timing geen rekening zijn gehouden.

2

Kunt u specifiek ingaan op aanbeveling één van de tweede periodieke beschouwing «Decentraal moet, tenzij het alleen centraal kan» van de Raad van State met betrekking tot de voorbereiding van deze decentralisatieoperatie en het betrekken van decentrale volksvertegenwoordigers hierbij? Hoe wordt daarnaast op korte termijn na invoering van het Besluit door de bestuursorganen gestuurd op de controle- en verantwoordingscyclus, met name die van de gemeenteraad?

Aanbeveling één luidt als volgt: «Betrek decentrale volksvertegenwoordigers bij de voorbereiding van decentralisatie-operaties op rijksniveau.» De rijksreactie op deze aanbeveling luidde als volgt: «Het kabinet vindt het echter wel de taak van de bestuurders van provincies en gemeenten om in hun standpuntbepaling ook de opvattingen van de volksvertegenwoordigers mee te nemen. Het kabinet ziet daarom geen rol voor zichzelf om rechtstreeks met de volksvertegenwoordigers op regionaal of lokaal niveau te gaan praten.» (Tweede Kamer, 31 700 VII, nr. 99, pagina 9)

Door de financiële decentralisatie van ISV-3, die naar verwachting plaatsvindt met ingang van 1 januari 2011, vindt er geen formele verantwoording meer plaats aan het Rijk. Het College van B&W legt enkel nog verantwoording af aan de Gemeenteraad. Doordat bij de afspraken maatwerk is toegestaan is het voor gemeenten mogelijk de afspraken op te nemen in de gemeentelijke begroting. Het bewaken van de afspraken kan dan plaats vinden binnen de gemeentelijke planning en controlcyclus. Er worden wel SMART-afspraken gemaakt met het Rijk. Deze vormen een goede basis voor de horizontale verantwoording.

3

Op welke wijze worden de gemeentelijke rekenkamers, al dan niet in samenwerking met de Algemene Rekenkamer, betrokken bij het controle- en verantwoordingsproces? Zijn hierover afspraken gemaakt tussen IPO, VNG en het Rijk?

In de Gemeentewet is bepaald dat lokale rekenkamers verplicht zijn om onderzoek te doen naar de gemeentebegroting. Aangezien stedelijke vernieuwing hiervan onderdeel uitmaakt, zal een onderzoek zich ook richten op de besteding van ISV-3. Hieronder behoeven met het Rijk dan ook geen nadere afspraken te worden gemaakt.

4

Op welke wijze ziet u aanbeveling drie van «Decentraal moet, tenzij het alleen centraal kan» verwezenlijkt worden? Is hier de Algemene Rekenkamer bij betrokken, zodat de lokale expertise over de opzet van doelstellingen (bijvoorbeeld met betrekking tot de uitvoerbaarheid, meetbaarheid en afrekenbaarheid) wordt verhoogd, opdat de lokale volksvertegenwoordiging haar controlerende rol goed kan gaan uitvoeren?

De derde aanbeveling in het rapport van de Raad van State luidt als volgt: «Vergroot de kennis van het openbaar bestuur en de spelregels bij allen die werkzaam zijn in het openbaar bestuur». Het Besluit Beleidskader ISV-3 is de uitkomst van een interactief proces waarin de verschillende overheden kennis met elkaar uitwisselden en elkaars positie respecteerden. Daarbij is gebruik gemaakt van ervaringen uit eerdere periodes ISV en aanbevelingen uit verschillende rapporten van de Algemene Rekenkamer (o.a. op het gebied van meetbaarheid en rekenbaarheid). Hiermee is mijn inziens gehandeld in de geest van deze aanbeveling.

Gezien de komende decentralisatie van ISV-3 is in het Werkdocument Beleidskader opgenomen dat Rijk en rechtstreekse gemeenten op hoofdlijnen afspraken maken over te realiseren doelstellingen op lokaal niveau. Uitgangspunt is dat deze doelstellingen meetbaar zijn. Dat is van belang zodat de gemeenteraad en de lokale rekenkamer de voortgang kunnen volgen dan wel controleren.

5

Kunt u uiteenzetten op welke manier de samenhang met het MIRT en met de uitvoering van de motie van Heugten met betrekking tot een investeringsagenda tot stand wordt gebracht?

Verstedelijking en stedelijke vernieuwing zijn twee beleidssporen met elk een eigen oogmerk waarvan de uitvoering gelijktijdig plaatsvindt. Het zijn wel twee kanten van dezelfde medaille. Het oogmerk van stedelijke vernieuwing is versterking van de bestaande stad. Verstedelijking richt zich op nieuwe ontwikkelingen in en buiten steden.

Samenhang tussen beide trajecten is van groot belang. Het Rijk stimuleert dat door het schrappen van de vormvereisten in het planfiguur voor stedelijke vernieuwing (te weten het Meerjarenontwikkelingsprogramma). Daardoor kunnen gemeenten de voor verstedelijking ontwikkelde gebiedsagenda ook voor ISV gebruiken.

6

Op welke manier wordt vastgelegd of gestimuleerd dat het ISV budget gebruik wordt als aanjaaggeld? Op welke wijze krijgen gemeenteraden en de Kamer inzicht in dit effect? Is het de bedoeling dat hiervoor (decentraal of centraal) doelstellingen worden vastgelegd? Op welke wijze wordt gestimuleerd dat er maximaal matching plaats vindt? Wordt hierbij nagedacht over matching met privaat geld (inclusief mogelijkheid om rendement uit te keren) of is alleen matching met publiek geld mogelijk?

ISV-geld dient gebruikt te worden voor investeringen in stedelijke vernieuwing. Dat het daarbij als aanjaaggeld kan fungeren is een middel om stedelijke vernieuwing verder te bevorderen maar is niet het doel.

Het is aan de gemeente om het ISV budget zo effectief mogelijk in te zetten, al dan niet in combinatie met ander publiek of privaat geld. Dat volgt uit de financiële decentralisatie van het ISV. Hierover vindt door het Rijk in de gekozen opzet dus geen toetsing en beoordeling plaats. Er worden door gemeenten hierover geen afspraken met het Rijk gemaakt. Het is aan de gemeenteraad om te bepalen of en in hoeverre op dit punt aan het College van B & W verantwoording wordt gevraagd. De Tweede Kamer krijgt hierover in deze opzet geen inzicht.

7

In hoeverre betekent het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing 2010 een wijziging in beleid ten opzichte van het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing 2005?

De grootste verandering betreft niet zozeer de beleidsinhoud als wel de vormgeving van de sturing door en de verantwoording aan het Rijk. ISV-3 wordt niet meer als een brede doeluitkering beschikbaar gesteld, maar als decentralisatie-uitkering. Daarom worden afspraken op hoofdlijnen gemaakt tussen Rijk en rechtstreekse gemeente in plaats van een groot aantal voorgeschreven gedetailleerde standaardindicatoren. De verantwoording vindt voortaan alleen aan de Gemeenteraad plaats. Het doel van deze financiële decentralisatie van het ISV is het bieden van optimale ruimte voor lokaal maatwerk en de daling van de verantwoordings- en administratieve lasten voor gemeenten.

8

In hoeverre blijft het Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing 2010 van kracht als het ISV in 2011 wordt gedecentraliseerd?

ISV-3 start met de Wet stedelijke vernieuwing (Wsv) als kader. In verband met de decentralisatie van het ISV, zal de Wsv naar verwachting per 1 januari 2011 worden ingetrokken. Het op deze wet gebaseerde Besluit beleidskader stedelijke vernieuwing 2010 zal dan eveneens vervallen. De afspraken op hoofdlijnen die het Rijk begin 2010 op basis van dit Besluit met steden zal maken, blijven gedurende het gehele derde ISV-investeringstijdvak (2010–2014) van kracht.

9 en 10

Waaruit zal de sturing van het Rijk bestaan als het ISV is gedecentraliseerd? Waarop is de sturing van het Rijk dan gebaseerd? Hoe verhoudt de sturing van het Rijk zich tot het feit dat financiële verantwoording aan het Rijk bij een decentralisatie-uitkering niet aan de orde is?

De sturing vindt nu nog zijn grondslag in de Wet stedelijke vernieuwing. Waarop de sturing van het Rijk na het intrekken van de wet op gebaseerd is, kom ik te zijner tijd terug.

Naast het wettelijke kader bestaat de sturing van het Rijk uit de afspraken op hoofdlijnen die het met gemeenten heeft gemaakt. Het maken van afspraken op hoofdlijnen past bij een relatie tussen het Rijk en de steden, die zich kenmerkt door partnerschap en wederkerigheid. Beide partijen leveren een bijdrage aan het realiseren van stedelijke vernieuwing en kunnen elkaar erop aanspreken. Een gemeente formuleert haar opvatting met betrekking tot elk van de drie rijksdoelstellingen van het beleidskader. Indien blijkt dat de realisatie van de landelijke doelstellingen stagneert, wordt gekeken naar de oorzaken en overlegd met de betreffende steden. In het uiterste geval kan het Rijk gebruik maken van het generieke toezichtinstrument taakverwaarlozing, zoals dat is opgenomen in de Gemeentewet. Het Rijk monitort ook zelf de voortgang ten aanzien van de landelijke doelstellingen van stedelijke vernieuwing. Indien de landelijke doelstellingen achterblijven, wordt gekeken naar de oorzaak en vindt overleg met de betreffende steden plaats. Het gaat hier dus om een substantieel andere invulling van prestatieafspraken en verantwoording dan ten tijde van ISV-2.

11

Welke meerwaarde heeft het om een onderdeel «bodemsanering» binnen ISV te houden, aangezien er ook gesproken wordt over een decentralisatie-uitkering bodem?

Bodemsanering van het binnenstedelijke gebied maakt deel uit van ISV om een integrale aanpak te stimuleren en daarmee een hoger rendement te realiseren.

Naast het ISV budget, waarvan bodemsanering onderdeel uitmaakt, is er ook sprake van een decentralisatie uitkering bodem. Deze decentralisatie-uitkering betreft alle bodemsaneringsmiddelen voor het landelijk gebied en enkele specifieke projecten, die op grond van de Wet Bodembeschermingsmiddelen aan de andere overheden werden toegekend.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Ortega-Martijn (CU), Koopmans (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Vacature (CDA), Arib (PvdA), Depla (PvdA), Bouchibti (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Wolbert (PvdA), Jansen (SP), Vacature (SP), Poppe (SP), Van Dijk (SP), Van der Ham (D66), Thieme (PvdD), Van der Staaij (SGP), Fritsma (PVV), Van Gent (GL), voorzitter, Weekers (VVD), ondervoorzitter, De Krom (VVD), Van der Burg (VVD), Verdonk (Verdonk), Van Bochove (CDA) en Algra (CDA).

Plv. leden: Voordewind (CU), Bilder (CDA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Timmer (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Leerdam (PvdA), Bouwmeester (PvdA), Heijnen (PvdA), De Wit (SP), Karabulut (SP), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Pechtold (D66), Vacature, (PvdD), Vacature (SGP), Bosma (PVV), Dibi (GL), Blok, (VVD), Meeuwis (VVD), Zijlstra (VVD), Neppérus (VVD), Haverkamp (CDA) en Eski (CDA).

Naar boven