30 134
Wijzigingen en reparaties in diverse wetten op het terrein van volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer

nr. 5
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 28 juni 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel XI wordt als volgt gewijzigd:

1. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ba

Artikel 2.19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid vervalt.

2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.

2. Na onderdeel F wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Fa

In artikel 15.39, vierde lid, wordt «Op de voorbereiding van een besluit» vervangen door: Op de voorbereiding van een besluit tot intrekking van een besluit.

B

Na artikel XI wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XIA

De Wet milieugevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 6, derde lid, 13, vierde lid, 14, negende lid, 22, eerste lid, en 23, eerste en vijfde lid, wordt «Onze Minister van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» vervangen door: Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

B

In de artikelen 20, derde lid, 36, derde en vierde lid, en 60, derde lid, wordt «Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» vervangen door: Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

C

Na artikel XII wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XIIA

In artikel 19a, elfde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vervalt «van de ruimtelijke ordening».

D

Na artikel XX wordt een artikel ingevoegd, luidende:

ARTIKEL XXA

Indien het bij koninklijke boodschap van 16 november 2004 ingediende voorstel van wet, houdende regels met betrekking tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik en optimale leefomgevingskwaliteit in stedelijk en landelijk gebied en met betrekking tot coördinatie van procedures (Interimwet stad-en-milieubenadering) (29 871) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt na paragraaf 5 van die wet een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 5a. Toezicht op de uitvoering en de handhaving

Artikel 16a

1. Met het toezicht op de uitvoering en de handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen ambtenaren.

2. De artikelen 5:13, 5:15, 5:16, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht zijn van overeenkomstige toepassing.

3. Onze Minister kan bij ministeriële regeling bepalen dat bestuursorganen die met de uitvoering of de handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast, daarbij aan te geven gegevens verstrekken aan de krachtens het eerste lid aangewezen ambtenaren. Bij de regeling kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het tijdstip waarop, de frequentie waarmee en de vorm waarin de gegevens worden verstrekt. Tevens kan bij de regeling worden bepaald dat daarbij gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven gevallen.

Toelichting

A

Onderdeel 1 strekt ertoe het voor de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters van de Commissie voor de milieu-effectrapportage geldende verplichte ontslag met ingang van het kalenderjaar, volgende op dat waarin zij de leeftijd van zeventig jaar bereiken, te laten vervallen. Bij de brief van 18 maart 2005 aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken II 2004/05, 28 170, nr. 31) is een overzicht opgenomen van leeftijdsgrenzen op het terrein van arbeid, beroep en beroepsonderwijs, opgenomen in wet- en regelgeving op het beleidsterrein van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). In de brief is aangegeven dat er geen objectieve rechtvaardiging is te geven voor het handhaven van artikel 2.19, vierde lid, van de Wet milieubeheer. Bij deze wordt versneld uitvoering gegeven aan het voornemen om dat lid te schrappen.

In onderdeel 2 wordt een technische onvolkomenheid in de Wet milieubeheer, die het gevolg is van de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb, weggenomen.

B

In de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb is in een aantal artikelen en onderdelen daarvan van de Wet milieugevaarlijke stoffen de geactualiseerde aanduiding van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport technisch niet correct verwerkt. Dit onderdeel strekt ertoe deze onvolkomenheid weg te nemen.

C

In verband met de instelling van het Inspectoraat-Generaal VROM zijn diverse wetten op het beleidsterrein van het Ministerie van VROM aangepast (Stb. 2003, 449, iwtr. Stb. 2005, 81). Bij die aanpassing is in artikel 1 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een definitie van «inspecteur» opgenomen. In de overige artikelen is de tot dan toe gehanteerde term «inspecteur van de ruimtelijke ordening» vervangen door «inspecteur». Abusievelijk is het elfde lid van artikel 19a niet aangepast. Deze wijziging voorziet daar alsnog in.

D

In het bij koninklijke boodschap van 16 november 2004 ingediende voorstel van wet, houdende regels met betrekking tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik en optimale leefomgevingskwaliteit in stedelijk en landelijk gebied en met betrekking tot coördinatie van procedures (Interimwet stad-en-milieubenadering) (29 871) ontbreekt een bepaling omtrent het toezicht op de uitvoering en de handhaving (het zgn. tweedelijnstoezicht).

Deze vorm van toezicht is in de wetten op het beleidsterrein van het Ministerie van VROM op een uniforme wijze geregeld (bij wet van 22 oktober 2003 tot wijziging van diverse wetten in verband met de instelling van het Inspectoraat-Generaal VROM en ter verbetering van de doelmatigheid van gegevensverstrekking met het oog op toezicht (Stb. 449)). Met de voorgestelde wijziging wordt in de toekomstige Interimwet stad-en-milieubenadering op een gelijke wijze voorzien in een regeling van het toezicht op de uitvoering en de handhaving.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Naar boven