nr. 5
NOTA VAN WIJZIGING
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel XI wordt als volgt gewijzigd:
1. Na onderdeel B wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
Artikel 2.19 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het vierde lid vervalt.
2. Het vijfde lid wordt vernummerd tot vierde lid.
2. Na onderdeel F wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Fa
In artikel 15.39, vierde lid, wordt «Op de voorbereiding van een
besluit» vervangen door: Op de voorbereiding van een besluit tot intrekking
van een besluit.
B
Na artikel XI wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XIA
De Wet milieugevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 6, derde lid, 13, vierde lid, 14, negende lid, 22, eerste
lid, en 23, eerste en vijfde lid, wordt «Onze Minister van Onze Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» vervangen door: Onze Minister
van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
B
In de artikelen 20, derde lid, 36, derde en vierde lid, en 60, derde lid,
wordt «Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport» vervangen
door: Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
C
Na artikel XII wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XIIA
In artikel 19a, elfde lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vervalt
«van de ruimtelijke ordening».
D
Na artikel XX wordt een artikel ingevoegd, luidende:
ARTIKEL XXA
Indien het bij koninklijke boodschap van 16 november 2004 ingediende
voorstel van wet, houdende regels met betrekking tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik
en optimale leefomgevingskwaliteit in stedelijk en landelijk gebied en met
betrekking tot coördinatie van procedures (Interimwet stad-en-milieubenadering)
(29 871) tot wet wordt verheven en in werking treedt, wordt na paragraaf 5
van die wet een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 5a. Toezicht op de uitvoering en de handhaving
Artikel 16a
1. Met het toezicht op de uitvoering en de handhaving van het bij of krachtens
deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van Onze Minister aangewezen
ambtenaren.
2. De artikelen 5:13, 5:15, 5:16, 5:17 en 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht
zijn van overeenkomstige toepassing.
3. Onze Minister kan bij ministeriële regeling bepalen dat bestuursorganen
die met de uitvoering of de handhaving van het bij of krachtens deze wet bepaalde
zijn belast, daarbij aan te geven gegevens verstrekken aan de krachtens het
eerste lid aangewezen ambtenaren. Bij de regeling kunnen regels worden gesteld
met betrekking tot het tijdstip waarop, de frequentie waarmee en de vorm waarin
de gegevens worden verstrekt. Tevens kan bij de regeling worden bepaald dat
daarbij gestelde regels slechts gelden in daarbij aangegeven gevallen.
Toelichting
A
Onderdeel 1 strekt ertoe het voor de voorzitter en de plaatsvervangende
voorzitters van de Commissie voor de milieu-effectrapportage geldende verplichte
ontslag met ingang van het kalenderjaar, volgende op dat waarin zij de leeftijd
van zeventig jaar bereiken, te laten vervallen. Bij de brief van 18 maart
2005 aan de voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken
II 2004/05, 28 170, nr. 31) is een overzicht opgenomen van leeftijdsgrenzen
op het terrein van arbeid, beroep en beroepsonderwijs, opgenomen in wet- en
regelgeving op het beleidsterrein van het Ministerie van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM). In de brief is aangegeven dat
er geen objectieve rechtvaardiging is te geven voor het handhaven van artikel
2.19, vierde lid, van de Wet milieubeheer. Bij deze wordt versneld uitvoering
gegeven aan het voornemen om dat lid te schrappen.
In onderdeel 2 wordt een technische onvolkomenheid in de Wet milieubeheer,
die het gevolg is van de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure
Awb, weggenomen.
B
In de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb is
in een aantal artikelen en onderdelen daarvan van de Wet milieugevaarlijke
stoffen de geactualiseerde aanduiding van de Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport technisch niet correct verwerkt. Dit onderdeel strekt ertoe
deze onvolkomenheid weg te nemen.
C
In verband met de instelling van het Inspectoraat-Generaal VROM zijn diverse
wetten op het beleidsterrein van het Ministerie van VROM aangepast (Stb. 2003,
449, iwtr. Stb. 2005, 81). Bij die aanpassing is in artikel 1 van de Wet op
de Ruimtelijke Ordening een definitie van «inspecteur» opgenomen.
In de overige artikelen is de tot dan toe gehanteerde term «inspecteur
van de ruimtelijke ordening» vervangen door «inspecteur».
Abusievelijk is het elfde lid van artikel 19a niet aangepast. Deze wijziging
voorziet daar alsnog in.
D
In het bij koninklijke boodschap van 16 november 2004 ingediende
voorstel van wet, houdende regels met betrekking tot zuinig en doelmatig ruimtegebruik
en optimale leefomgevingskwaliteit in stedelijk en landelijk gebied en met
betrekking tot coördinatie van procedures (Interimwet stad-en-milieubenadering)
(29 871) ontbreekt een bepaling omtrent het toezicht op de uitvoering
en de handhaving (het zgn. tweedelijnstoezicht).
Deze vorm van toezicht is in de wetten op het beleidsterrein van het Ministerie
van VROM op een uniforme wijze geregeld (bij wet van 22 oktober 2003
tot wijziging van diverse wetten in verband met de instelling van het Inspectoraat-Generaal
VROM en ter verbetering van de doelmatigheid van gegevensverstrekking met
het oog op toezicht (Stb. 449)). Met de voorgestelde wijziging wordt in de
toekomstige Interimwet stad-en-milieubenadering op een gelijke wijze voorzien
in een regeling van het toezicht op de uitvoering en de handhaving.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
S. M. Dekker