30 126
Verdragen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en respectievelijk Guernsey, het eiland Man en Jersey, inzake de belastingheffing op inkomsten uit spaargelden, met briefwisselingen inzake voorlopige toepassing; Brussel, 19 november 2004 (Eiland Man)/3 februari 2005 (Guernsey en Jersey)

nr. 1
A
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 mei 2005

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 19 mei 2005. De wens dat de inwerkingtreding van de maatregel bij de wet wordt geregeld kan door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 18 juni 2005.Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 19 november 2004 en 3 februari 2005 te Brussel totstandgekomen verdragen tussen het Koninkrijk der Nederlanden en respectievelijk Guernsey, het eiland Man en Jersey, inzake de belastingheffing op inkomsten uit spaargelden, met briefwisselingen inzake voorlopige toepassing (Trb. 2005, 148, 149 en 150)1.

Een toelichtende nota bij de verdragen treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

TOELICHTENDE NOTA

I. ALGEMEEN

Inleiding

Op 16 juli 2003 is de Richtlijn nr. 2003/48/EG van de Raad van de Europese Unie van 3 juni 2003 betreffende belastingheffing op spaargelden in de vorm van rentebetaling (PbEU L 157/38) (hierna: de Richtlijn 2003/48/EG) in werking getreden. Op grond van deze Richtlijn 2003/48/EG zal gegevensuitwisseling plaatsvinden over rentebetalingen die worden verricht door uitbetalende instanties aan natuurlijke personen (uiteindelijk gerechtigden) die woonachtig zijn in een andere lidstaat. Gedurende een overgangsperiode past een drietal landen (Oostenrijk, België en Luxemburg) in plaats daarvan een bronheffing toe.

Op grond van artikel 17, tweede lid, van de Richtlijn 2003/48/EG wordt de Richtlijn vanaf 1 januari 2005 van toepassing, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan. In de beschikking van de Raad van 19 juli 2004 inzake de datum van toepassing van Richtlijn 2003/48/EG betreffende belastingheffing op inkomsten uit spaargelden in de vorm van rentebetaling (PbEU L 257/7) is deze datum gewijzigd in 1 juli 2005. Eén van de voorwaarden waaraan voldaan moet worden, is dat alle betrokken afhankelijke en geassocieerde gebieden, waaronder de direct van de Britse kroon afhankelijke gebieden (Guernsey, het eiland Man en Jersey), vanaf diezelfde datum conform de Richtlijn 2003/48/EG overgaan tot automatische gegevensuitwisseling of, gedurende de overgangsperiode, bronbelasting heffen. De direct van de Britse Kroon afhankelijke gebieden hebben hieraan hun medewerking verleend. Hiertoe zijn door deze gebieden verdragen gesloten met de lidstaten van de Europese Unie. Guernsey, het eiland Man en Jersey hebben ervoor gekozen om in de overgangsperiode bronbelasting toe te passen.

Met de onderhavige verdragen verplichten Guernsey, het eiland Man en Jersey zich gedurende de overgangsperiode van de Richtlijn 2003/48/EG een bronheffing in te houden op rentebetalingen die worden verricht door een uitbetalende instantie gevestigd in één van deze gebieden aan een uiteindelijk gerechtigde die inwoner is van Nederland. De drie gebieden zullen driekwart van de opbrengst van de bronheffing overmaken aan Nederland. Na de overgangsperiode van de Richtlijn 2003/48/EG zullen Guernsey, het eiland Man en Jersey automatisch gegevens uitwisselen over de hiervoor genoemde rentebetalingen. Nederland verplicht zich in de onderhavige verdragen ertoe om aan Guernsey, het eiland Man en Jersey automatisch gegevens uit te wisselen over rentebetalingen van een uitbetalende instantie, gevestigd in Nederland, aan een uiteindelijk gerechtigde die inwoner is van één van de drie gebieden.

Verloop van de onderhandelingen

In verband met artikel 17, tweede lid, onderdeel ii, van de Richtlijn 2003/48/EG diende in korte tijd een groot aantal verdragen voor enerzijds de in dat onderdeel genoemde afhankelijke of geassocieerde gebieden van de EU en anderzijds de lidstaten van de EU te worden gesloten. Het op afzonderlijke basis voeren van onderhandelingen over deze verdragen zou te veel tijd vergen. Om die reden hebben Guernsey, het eiland Man en Jersey twee modelverdragen opgesteld die vervolgens door de lidstaten van de EU zijn besproken en goedgekeurd. Een modelverdrag bevat de tekst voor de verdragen die worden gesloten met de EU-lidstaten die gekozen hebben voor een bronheffing (Oostenrijk, België en Luxemburg). Het andere modelverdrag bevat de tekst voor de verdragen die worden gesloten met de EU-lidstaten die meteen overgaan tot gegevensuitwisseling. De modelverdragen sluiten grotendeels aan op de Richtlijn 2003/48/EG. De verschillen hangen voornamelijk samen met het feit dat in de Richtlijn 2003/48/EG naar een aantal andere EG-richtlijnen wordt verwezen die niet van toepassing zijn in Guernsey, het eiland Man en Jersey.

Met Nederland hebben Guernsey, het eiland Man en Jersey een verdrag op basis van het model voor lidstaten die meteen overgaan tot gegevensuitwisseling gesloten.

Budgettaire gevolgen en administratieve lasten

Zoals uit het voorgaande blijkt, vloeien de onderhavige verdragen voort uit de Richtlijn 2003/48/EG. Het sluiten van de onderhavige verdragen noopt niet tot aanpassing van de in het kader van de Wet van 18 december 2003 tot aanpassing van de Wet op de internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen en de Wet inkomstenbelasting 2001 (implementatie van de spaarrenterichtlijn) (Stb. 2003, 536) ingeboekte budgettaire opbrengst.

Als gevolg van de implementatie van de Richtlijn 2003/48/EG dienen financiële instellingen de rentebetalingen aan uiteindelijk gerechtigden in EU-landen aan de Belastingdienst te renseigneren. Daartoe dienen zij hun administratieve bestanden van marktdeelnemers eenmalig aan te passen. De verdragen hebben tot gevolg dat per diezelfde datum ook de rentebetalingen aan uiteindelijk gerechtigden in Guernsey, het eiland Man en Jersey moeten worden gerenseigneerd. De additionele administratieve lasten daarvan zijn te verwaarlozen.

Koninkrijkspositie

De verdragen met Guernsey, het eiland Man en Jersey zullen, voor wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden.

II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Algemeen

Hierna zal de tekst van de verdragen worden toegelicht. De tekst van het verdrag dat door Nederland met Guernsey is gesloten, is daarbij als uitgangspunt genomen. De andere verdragen zijn identiek afgezien van de naam van het verdragsland. Voorzover van belang zal bij de artikelen een nadere toelichting worden gegeven met betrekking tot het eiland Man en Jersey. Aan de toelichting is een tabel toegevoegd, waarin wordt verduidelijkt op welke artikelen van de Richtlijn 2003/48/EG de artikelen van de verdragen zijn gebaseerd.

Briefwisseling

Voorafgaand aan de ondertekening van het verdrag heeft een briefwisseling tussen de verdragspartijen plaatsgevonden, waarin is bepaald dat het verdrag voorlopig zal worden toegepast per 1 januari 2005 of het moment waarop de Richtlijn 2003/48/EG zal worden toegepast, indien dit tijdstip later valt, in het geval op dat moment nog niet de procedures voor bekrachtiging van het verdrag zijn afgerond. Op dit moment ziet het er naar uit dat de Richtlijn 2003/48/EG zal worden toegepast vanaf 1 juli 2005. Eventuele voorlopige toepassing van het verdrag op het moment dat de Richtlijn 2003/48/EG wordt toegepast en de procedures voor bekrachtiging van het verdrag nog niet zijn afgerond, is in het belang van het Koninkrijk omdat anders de inwerkingtreding van diezelfde Richtlijn in gevaar komt. Artikel 17, lid 1, onderdeel ii, van de Richtlijn 2003/48/EG bepaalt namelijk dat de toepassing van de bepalingen van de Richtlijn 2003/48/EG afhankelijk is van het gegeven dat de betrokken afhankelijke en geassocieerde gebieden van de EU, waaronder Guernsey, het eiland Man en Jersey, vanaf dezelfde datum automatisch gegevens zullen uitwisselen of een bronheffing zullen inhouden. Zonder voorlopige toepassingsbepaling zou aan deze voorwaarde niet zijn voldaan in het geval de procedures voor bekrachtiging van het verdrag niet op tijd zijn afgerond.

Artikel 1

Op grond van deze bepaling houdt Guernsey gedurende de overgangsperiode een bronheffing in op rentebetalingen van uitbetalende instanties gevestigd in Guernsey aan uiteindelijk gerechtigden woonachtig in Nederland. Deze bronheffing zal de eerste drie jaren 15% zijn van het bedrag van de rentebetaling, 20% in de volgende drie jaren en daarna 35%. In afwijking van de richtlijn is gekozen voor het woord «retention tax», vertaald als «inhouding van belasting» in plaats van «withholding tax» respectievelijk «bronbelasting». Guernsey wil hiermee verduidelijken dat geen sprake is van een nationale bronbelasting maar van een inhouding van belasting ten behoeve van een ander land.

Artikel 2

Deze bepaling voorziet in de verplichting tot automatische gegevensuitwisseling door Nederland over rentebetalingen door een in Nederland gevestigde uitbetalende instantie aan een uiteindelijk gerechtigde die in Guernsey woont. Met de verwijzing in het eerste lid, onderdeel d, naar artikel 4, eerste lid, wordt bereikt dat de te verstrekken informatie overeenkomt met de informatie die op grond van artikel 8, tweede lid, van de Richtlijn 2003/48/EG moet worden verstrekt. De automatische gegevensuitwisseling zal, in overeenstemming met artikel 9 van deze richtlijn, binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar van Nederland plaatsvinden.

Artikel 3

In Nederland wonende uiteindelijk gerechtigden kunnen verzoeken om gegevensuitwisseling in plaats van bronheffing. Daarvoor zal Guernsey één van de twee procedures van artikel 13 van de Richtlijn 2003/48/EG invoeren. In dat kader zal de bevoegde autoriteit in Nederland een woonplaatsverklaring van de uiteindelijk gerechtigde afgeven.

Artikel 4

Deze bepaling sluit aan op artikel 11, tweede tot en met vijfde lid, van de Richtlijn 2003/48/EG. Uit het eerste lid volgt op welk bedrag de belasting moet worden ingehouden. Het tweede lid ziet op situaties waarbij de uiteindelijk gerechtigde niet de gehele periode houder van de schuldvordering is geweest. In dat geval wordt het rentebedrag pro rata naar de bezitsperiode toegerekend. Op grond van het derde lid mag Nederland, ondanks de inhouding van belasting door Guernsey, belasting blijven heffen van de in Nederland wonende uiteindelijk gerechtigde. In het vierde lid is de overgangsregeling voor in een bronheffingsland gevestigde marktdeelnemers die – kort gezegd – rente uitbetalen voor een in het andere land gevestigde entiteit, overgenomen van artikel 11, vijfde lid, van de Richtlijn 2003/48/EG.

Artikel 5

In deze bepaling wordt de term «uiteindelijk gerechtigde» gedefinieerd. De definitie sluit aan op de definitie in artikel 2 van de Richtlijn 2003/48/EG. Met betrekking tot instellingen voor collectieve beleggingen in effecten (icbe's) is echter voor een iets andere formulering gekozen. De Richtlijn met betrekking tot icbe's (Richtlijn 85/611/EEG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe's) (PL 375)1 ) is niet van toepassing in Guernsey. Volgens Guernsey zijn de toezichteisen in Guernsey vergelijkbaar met die in de laatstgenoemde richtlijn. Daarom worden met icbe's vergelijkbare instellingen voor collectieve beleggingen die op Guernsey zijn gevestigd in het verdrag op dezelfde wijze behandeld als icbe's. Hetzelfde geldt overigens voor het eiland Man en Jersey.

Artikel 6

Deze bepaling is de tegenhanger van artikel 3 van de Richtlijn 2003/48/EG inzake de identiteit en woonplaats van de uiteindelijk gerechtigde. De bepaling wijkt op één punt af. De richtlijn 91/308/EEG van de Raad van 10 juni 1991 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld (PbEG L 166)2 is niet van kracht in Guernsey. Daarom zal in Guernsey de identiteit van de uiteindelijk gerechtigde bij contractuele verplichtingen die voor 1 januari 2004 zijn aangegaan, worden vastgesteld op basis van vergelijkbare nationale antiwitwasregelgeving in Guernsey. Hetzelfde geldt voor het eiland Man en Jersey.

Artikel 7

Deze bepaling komt overeen de definitie van uitbetalende instantie in artikel 4 van de Richtlijn 2003/48/EG. Evenals in artikel 5 is in het tweede lid, onderdeel c, en derde lid, echter een iets andere formulering gekozen met betrekking tot instellingen voor collectieve beleggingen omdat de Richtlijn 85/611/EEG niet van toepassing is in Guernsey.

Artikel 8

Deze bepaling is gelijk aan de definitie van rentebetaling in artikel 6 van de Richtlijn 2003/48/EG met dien verstande dat ook deze bepaling iets anders is geformuleerd met betrekking tot instellingen voor collectieve beleggingen. Hiervoor wordt verwezen naar de toelichting op artikel 5.

Artikel 9

Dit artikel is de tegenhanger van artikel 12 van de Richtlijn 2003/48/EG. Uit deze bepaling volgt de verdeling van de opbrengst van de bronheffing. Guernsey draagt binnen zes maanden na afloop van het belastingjaar 75% van de op grond van artikel 1 ontvangen bronheffing aan Nederland af. Het restant, 25%, komt toe aan Guernsey zelf.

Er is in het tweede lid ook voorzien in een verdeling van de belastingopbrengst indien Guernsey gebruik maakt van de mogelijkheid om bronheffing in te houden op basis van artikel 4, vierde lid. De opbrengsten die op basis van dat lid worden ontvangen zullen naar rato van de overmakingen die Guernsey op grond van het eerste lid doet, volgens de 75–25% verdeling worden overgemaakt aan Nederland.

Artikel 10

Met dit artikel verplicht Nederland zich voor de bronheffing die door Guernsey wordt ingehouden een vermindering ter voorkoming van dubbele belastingheffing te geven conform de Richtlijn 2003/48/EG.

Artikel 11

Deze bepaling betreft een overgangsregeling voor verhandelbare schuldinstrumenten van vóór 1 maart 2001. Deze overgangsregeling komt overeen met artikel 15 van de Richtlijn 2003/48/EG. De regeling komt erop neer dat het verdrag onder bepaalde voorwaarden niet van toepassing is op deze schuldinstrumenten. De in artikel 11, eerste lid, genoemde annex vormt een integrerend onderdeel van het verdrag en is aan te merken als zijnde van uitvoerende aard. Verdragen tot wijziging van de annex behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring terzake voorbehouden.

Artikel 12

Op verzoek van Guernsey is een bepaling opgenomen op grond waarvan onderling overleg kan plaatsvinden indien er problemen zijn met betrekking tot de implementatie en interpretatie van het verdrag. Guernsey acht deze bepaling van belang omdat dergelijke geschillen niet kunnen worden beslecht door het Europese Hof van Justitie.

Artikel 13

Voor de automatische gegevensuitwisseling op basis van de Richtlijn 2003/48/EG zijn de bepalingen van Richtlijn 77/799/EEG van de Raad van 19 december 1977 (PbEG L 336)1 van toepassing. Omdat de laatstgenoemde richtlijn niet van toepassing is in Guernsey, heeft Guernsey ervoor gekozen om een afzonderlijke geheimhoudingsbepaling op te nemen. Deze bepalingen zijn niet identiek aan de Richtijn 77/799/EEG, maar bieden vergelijkbare waarborgen als onder de Richtlijn 2003/48/EG en zijn dan ook acceptabel voor Nederland. De geheimhoudingsbepaling komt erop neer dat de uitgewisselde informatie vertrouwelijk moet blijven en niet voor andere doeleinden dan voor de heffing van directe belastingen mogen worden gebruikt. De informatie mag alleen worden verstrekt aan de voor de belastingheffing betrokken personen en autoriteiten en mag alleen in openbare terechtzittingen of gerechtelijke procedures openbaar worden gemaakt. De informatie mag na toestemming van de autoriteit die de gegevens heeft verstrekt, worden doorgegeven aan de autoriteiten van een andere EU-lidstaat indien de informatie voor die staat van nut zou kunnen zijn.

Artikel 14

Guernsey gaat na afloop van de overgangsperiode, of op een eerder moment als Guernsey daarvoor zou kiezen, over tot informatie-uitwisseling in plaats van de inhouding van belasting. Deze bepaling sluit aan op het voor de bronheffingslanden (België, Luxemburg en Oostenrijk) opgenomen artikel 10, derde lid, van de Richtlijn 2003/48/EG.

Artikel 15

Het verdrag is op 1 januari 2005 in werking getreden. Het verdrag zal op een later tijdstip van kracht worden, zoals zal worden toegelicht bij artikel 17.

Artikel 16

Het verdrag blijft van toepassing tot het in overeenstemming met het tweede lid wordt opgezegd.

Artikel 17

Evenals de Richtlijn 2003/48/EG, wordt het verdrag pas van kracht zodra alle bij de richtlijn betrokken landen en gebieden gelijke of gelijkwaardige maatregelen als in de richtlijn toepassen. De oorspronkelijk geplande inwerkingtredingsdatum voor de richtlijn van 1 januari 2005 is niet gehaald, maar het ziet er naar uit dat de Richtlijn vanaf 1 juli 2007 van kracht zal worden. Zoals in het algemeen deel van de toelichting is vermeld, is in de briefwisseling tussen Nederland en Guernsey voorzien in een voorlopige toepassing indien de procedures voor de bekrachtiging van het verdrag niet tijdig voor de datum waarop de Richtlijn van toepassing wordt, zijn afgerond.

Het derde en vierde lid zijn op verzoek van Guernsey opgenomen. Guernsey acht het van belang dat sprake is van een gelijk speelveld. Daarom geldt dat de toepassing van het verdrag geheel of gedeeltelijk wordt opgeschort indien (een deel van) de Richtlijn 2003/48/EG niet meer van toepassing is, een EU-lidstaat de implementatie van de Richtlijn opschort of één van de betrokken derde landen of gebieden de maatregelen niet meer toepast.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

De Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken,

A. Nicolaï

Tabel vergelijking artikelen verdrag en Richtlijn 2003/48/EG

VerdragSpaartegoedenrichtlijn
Artikel 1Artikel 11 (1)
Artikel 2 (1)Artikel 8
Artikel 2 (2)Artikel 9 (1) en (2)
Artikel 3Artikel 13
Artikel 4Artikel 11 (2) t/m (5)
Artikel 5Artikel 2
Artikel 6Artikel 3
Artikel 7Artikel 4
Artikel 8Artikel 6
Artikel 9Artikel 12
Artikel 10Artikel 14
Artikel 11Artikel 15
Artikel 12n.v.t.
Artikel 13Artikel 9 (3)
Artikel 14Artikel 10 (3)
Artikel 15n.v.t.
Artikel 16n.v.t.
Artikel 17 (1)Artikel 17 (2)
Artikel 17 (2) t/m (4)n.v.t.

XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/108/EG van 13 februari 2002 van het Europees parlement en de Raad (PbEG L 41, blz. 35).

XNoot
2

Laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2001/97/EG van 28 december 2001 van het Europees parlement en de Raad (PbEG L 344, blz. 76)

XNoot
1

Laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van 1994.

Naar boven