Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30118 nr. 9 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 30118 nr. 9 |
Ontvangen 14 juni 2005
Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 1.1, onderdeel Q, komt te luiden:
Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, tweede volzin komt te luiden als volgt:
Deze termijn:
a. wordt geacht niet te zijn onderbroken indien gedurende perioden van korter dan vier weken geen inkomsten uit arbeid worden genoten;
b. wordt, indien gedurende perioden van vier weken of langer geen inkomsten uit arbeid worden genoten, onderbroken, met dien verstande dat het van de drie jaren resterende tijdvak aanvangt vanaf het moment waarop opnieuw inkomsten uit arbeid worden genoten.
2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Gedurende een aaneengesloten termijn van zes maanden, aanvangende op de eerste dag waarover inkomsten uit arbeid als bedoeld in het eerste lid worden genoten, wordt geacht geen sprake te zijn van arbeid als bedoeld in artikel 18, vijfde lid. Deze termijn wordt geacht niet te zijn onderbroken indien gedurende perioden korter dan vier weken geen inkomsten uit arbeid worden genoten.
In artikel 1.2, onderdeel A, wordt «In het eerste lid» vervangen door: In artikel 1.1.1.
Artikel 1.3, onderdeel C, komt te luiden:
Aan artikel 16 wordt een lid toegevoegd, luidende:
12. Indien bij een beoordeling als bedoeld in artikel 1.2.3, eerste lid, van de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen is vastgesteld dat de werknemer voor een geringer aantal uren belastbaar is dan gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring als bedoeld in artikel 1.1.1 van die wet, doch minder dan 35% arbeidsongeschikt is, wordt onder de in het eerste lid bedoelde arbeidsuren per kalenderweek verstaan: het aantal uren dat die werknemer belastbaar is, tenzij dit leidt tot een hoger aantal uren.
Artikel 1.3, onderdeel O, vervalt.
Artikel 1.3, onderdeel V vervalt.
In het in artikel 1.3, onderdeel W, voorgestelde artikel 128 wordt «AWB» vervangen door: Algemene wet bestuursrecht.
Na artikel 1.4, onderdeel N, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Na artikel 45g wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Indien het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen de verzekerde de uitkering van ziekengeld op grond van deze wet tijdelijk of blijvend, geheel of gedeeltelijk heeft geweigerd dan wel hem een boete heeft opgelegd, stelt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het reïntegratiebedrijf dat ten behoeve van die verzekerde werkzaamheden gericht op vergroting van de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid of op inschakeling in de arbeid verricht, van die beschikking in kennis voorzover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de werkzaamheden door het reïntegratiebedrijf.
Artikel 1.4, onderdeel X, wordt als volgt gewijzigd:
a. In het voorgestelde artikel 76a, eerste lid, wordt «de werkgever, bedoeld in artikel 76» vervangen door: de werkgever jegens wie de persoon, bedoeld in artikel 76, krachtens publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid.
b. In het voorgestelde artikel 76a, zesde lid, onderdeel a, wordt «de werkgever als bedoeld in artikel 76» vervangen door: de werkgever, bedoeld in het eerste lid,.
c. In het voorgestelde artikel 76b, eerste lid, onderdeel c, wordt «de werkgever als bedoeld in artikel 76» vervangen door: de werkgever jegens wie de persoon, bedoeld in artikel 76, krachtens publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid,.
d. In het voorgestelde artikel 76b, tweede lid, onderdeel h, wordt «de werkgever als bedoeld in artikel 76» vervangen door: de werkgever, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c,.
e. Het voorgestelde artikel 76e, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «De werkgever als bedoeld in artikel 76» vervangen door: De werkgever jegens wie de persoon, bedoeld in artikel 76, krachtens publiekrechtelijke aanstelling gehouden is tot het verrichten van arbeid,.
2. In de tweede volzin wordt «de werkgever als bedoeld in artikel 76 geen andere passende arbeid voorhanden is, bevordert de werkgever als bedoeld in artikel 76» vervangen door: de werkgever, bedoeld in de eerste volzin, geen andere passende arbeid voorhanden is, bevordert die werkgever.
f. In het voorgestelde artikel 76e, tweede, derde en vijfde lid, wordt «de werkgever als bedoeld in artikel 76» vervangen door: de werkgever, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin,.
g. In het voorgestelde artikel 76e, vijfde lid, wordt «De werkgever als bedoeld in artikel 76» vervangen door: de werkgever, bedoeld in het eerste lid, eerste volzin,.
Het in artikel 1.4, onderdeel Y, voorgestelde artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:
a. De zinsnede «zoals dat luidde voor de inwerkingtreding» wordt telkens vervangen door: zoals dat luidde op de dag voor de inwerkingtreding.
b. De zinsnede «die voor die dag» wordt vervangen door: die op of voor die dag.
Het in artikel 1.5, onderdeel L, voorgestelde artikel 34 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. De werkgever kan de met betrekking tot een werknemer door hem verschuldigde gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, bedoeld in artikel 38, onder bij ministeriële regeling te bepalen voorwaarden, tot ten hoogste de helft verhalen op de werknemer.
Het opschrift van het in artikel 1.5, onderdeel U, voorgestelde artikel 46a komt te luiden: Artikel 46a. Vrijstelling premie eigenrisicodrager WGA-uitkering
Aan het in artikel 1.5, onderdeel U, voorgestelde artikel 46a wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. De eigenrisicodrager en de startende werkgever, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen de bij ministeriële regeling genoemde kosten met betrekking tot een werknemer ten behoeve van het eigenrisicodragen tot ten hoogste de helft verhalen op de werknemer.
Het opschrift van het in artikel 1.5, onderdeel V, voorgestelde artikel 49 komt te luiden: Artikel 49. Voorwaarden premiekorting
Het opschrift van het in artikel 1.5, onderdeel AA, voorgestelde artikel 78 komt te luiden: Artikel 78. Afzien van horen belanghebbende
Na artikel 1.5, onderdeel BB, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
Artikel 100, onderdeel h, komt te luiden:
h. de op grond van artikel 2.8 van de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedragen;.
Aan artikel 1.5, onderdeel GG, eerste lid, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
d. Het tot onderdeel i verletterde onderdeel komt te luiden:
i. de op grond van artikel 2.8 van de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedragen;.
Artikel 1.5, onderdeel LL, achtste lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. In de aanhef wordt «drie» vervangen door: vier.
b. Onder vervanging van de punt aan het slot van het artikellid door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
p. de op grond van artikel 2.8 van de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedragen.
Artikel 1.5, onderdeel NN, onderdeel 7, komt te luiden:
7. Onder vernummering van het negende lid tot het tiende lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
9. Ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas komen voorts:
a. de kosten die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een betrokkene, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, een uitkering ontvangt ten laste van de Arbeidsongeschiktheidskas;
b. de op grond van artikel 2.8 van de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedragen.
Artikel 1.5, onderdeel QQ, wordt als volgt gewijzigd:
a. Aan het voorgestelde artikel 122b, tweede lid, wordt een zin toegevoegd, luidende: In artikel 34, tweede lid, wordt voor het jaar 2006 voor de zinsnede «gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas, bedoeld in artikel 38,» gelezen: basispremie WGA, bedoeld in artikel 122b,.
b. In het voorgestelde artikel 122d, wordt onder vernummering van het zevende tot en met het negende lid tot het achtste tot en met tiende lid, een lid ingevoegd, luidende:
7. Indien de werkgever voor 2 oktober 2007 aan de inspecteur schriftelijk meldt het risico van betaling van arbeidsongeschiktheidsverzekering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen niet zelf te willen dragen is het derde lid niet van toepassing en eindigt het zelf dragen van risico van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsuitkering met ingang van 1 januari 2008.
Na artikel 1.5 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1.5a Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen
In artikel 1, onderdelen e en f, wordt na «de Ziektewet» ingevoegd:, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
In artikel 1.6, onderdeel A, vervalt de laatste punt.
Artikel 1.6, onderdeel I, komt te luiden:
Artikel 58 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid, tweede volzin komt te luiden als volgt: Dit tijdvak:
a. wordt niet onderbroken indien gedurende perioden van korter dan vier weken geen inkomsten uit arbeid worden genoten;
b. wordt, indien gedurende perioden van vier weken of langer geen inkomsten uit arbeid worden genoten, onderbroken, met dien verstande dat het van de drie jaar resterende tijdvak aanvangt vanaf het moment waarop opnieuw inkomsten uit arbeid worden genoten.
2. Na het zesde lid wordt een lid toegevoegd, luidende:
7. Gedurende een aaneengesloten termijn van zes maanden, aanvangende op de eerste dag waarover inkomsten uit arbeid als bedoeld in het eerste lid worden genoten, wordt geacht geen sprake te zijn van arbeid als bedoeld in artikel 2, vierde lid. Deze termijn wordt geacht niet te zijn onderbroken indien gedurende perioden korter dan vier weken geen inkomsten uit arbeid worden genoten.
In het in artikel 1.6, onderdeel O, voorgestelde artikel 67c wordt «op aanvraag van de zelfstandige» vervangen door: op aanvraag van de zelfstandige die een recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Artikel 1.7, onderdeel D, komt te luiden:
Artikel 33, eerste lid, onderdelen c en d komen te luiden:
c. de jonggehandicapte ten aanzien van wie of ten behoeve van wie een reïntegratie-instrument als bedoeld in artikel 59a, 59b of 59e is toegekend of waarvan toekenning wordt overwogen;
d. de ingezetene die de leeftijd van 17 jaar nog niet heeft bereikt en ten aanzien van wie of ten behoeve van wie een reïntegratie-instrument als bedoeld in artikel 59a, 59b of 59e is toegekend of waarvan toekenning wordt overwogen.
In artikel 1.7, onderdeel J, komt het voorgestelde artikel 50, tweede lid, te luiden als volgt:
2. Het in het eerste lid genoemde tijdvak van vijf jaar:
a. wordt niet onderbroken indien gedurende perioden van korter dan vier weken geen inkomsten uit arbeid worden genoten;
b. wordt, indien gedurende perioden van vier weken of langer geen inkomsten uit arbeid worden genoten, onderbroken, met dien verstande dat het van de vijf jaar resterende tijdvak aanvangt vanaf het moment waarop opnieuw inkomsten uit arbeid worden genoten.
Artikel 1.7, onderdeel R, komt te luiden:
Artikel 65, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel d komt te luiden:
d. het op grond van artikel 2.8 van de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen aan het Reïntegratiefonds af te dragen bedrag;.
2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel f door een puntkomma, worden twee onderdelen toegevoegd, luidende:
g. de reïntegratie-instrumenten op grond van deze wet;
h. de kosten verband houdende met de uitvoering van artikel 30, eerste lid, onderdeel b, van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen ten aanzien van een betrokkene, indien deze ten tijde van het aanvangen van de werkzaamheden van het reïntegratiebedrijf, bedoeld in het zesde lid van dat artikel, een uitkering ontvangt ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds jonggehandicapten.
Aan het in artikel 1.7, onderdeel U, voorgestelde artikel 76c, eerste lid, wordt na «te bepalen bedrag» een zinsnede toegevoegd, luidende: waarbij regels kunnen worden gesteld omtrent de wijze van berekening van dat bedrag.
In artikel 1.9, onderdeel D, wordt «n en x»» vervangen door: n en x.
Artikel 1.11, onderdeel C, komt te luiden:
Het opschrift van hoofdstuk VII komt te luiden: Hoofdstuk VII. Strafbepalingen en overgangsbepalingen.
In artikel 1.16, onderdeel C, wordt het opschrift van het voorgestelde artikel 51 vervangen door: Artikel 51a.
Artikel 1.18, onderdeel C, komt te luiden:
Het opschrift van hoofdstuk VII komt te luiden: Hoofdstuk VII. Strafbepalingen en overgangsbepalingen .
In het in artikel 1.21 voorgestelde eerste lid wordt «en 13, tweede lid, van die wet» vervangen door: en 13, tweede lid, van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
In artikel 1.22, onderdeel B, wordt in de aanhef «Indien artikel 7 van de Wet kinderopvang in werking treedt komt artikel 7, tweede lid,» vervangen door: Indien artikel 7, tweede lid, van de Wet kinderopvang in werking treedt komt dit artikellid.
Na artikel 1.34 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:
Artikel 1.34a Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekering
In artikel 1, tweede lid, onderdeel a, van de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor de volksverzekering wordt «de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekeringen» vervangen door: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Artikel 1.34b Wet op de ondernemingsraden
De Wet op de ondernemingsraden zoals deze komt te luiden indien artikel 10, onderdeel A, van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen in werking treedt, wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 25, eerste lid, onderdeel m, wordt «bedoeld in artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel a, of artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel b, van de Wet financiering sociale verzekeringen» vervangen door: bedoeld in artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel a, artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel b, of artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel c, van de Wet financiering sociale verzekeringen.
Na artikel 49 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Voor de jaren 2006 en 2007 wordt in artikel 25, eerste lid, onderdeel m, voor «artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel b» gelezen: artikel 122d, tweede lid.
Artikel 1.40 komt te luiden:
Artikel 1.40 Wet op de medische keuringen
De Wet op de medische keuringen wordt als volgt gewijzigd:
1. In artikel 1, onderdeel a, onder 1, en artikel 4, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, wordt na «de Ziektewet» telkens ingevoegd:, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2. In artikel 4, vijfde lid, wordt voor «arbeidsongeschiktheidsuitkering» ingevoegd: een uitkering als bedoeld in artikel 9.2 van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel betaling van.
In artikel 2.1, eerste lid, onderdeel g, wordt «artikelen 1.2.3, vierde lid;» vervangen door: artikelen 1.2.3, vierde lid, en 5.5, zesde lid;.
Na artikel 2.15 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.15a Slotbepaling betreffende artikel 1.22
Indien het bij koninklijke boodschap van 27 april 2005 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang, de Huursubsidiewet en enige andere wetten (Kamerstukken II 2004/05, 30 097, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt wordt in artikel 1.22, onderdelen B en H,«tegemoetkoming» telkens vervangen door: kinderopvangtoeslag.
Na artikel 2.16 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.16a Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet
Het bij koninklijke boodschap van 23 mei 2005 ingediende voorstel van wet tot invoering van de Zorgverzekeringswet en aanpassing van overige wetten aan die wet (Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet) (Kamerstukken II 2004/05, 30 124, nr.2) wordt als volgt gewijzigd:
In artikel 3.8.1, onderdeel F, wordt «artikel 35, derde lid, onderdeel e, onder 7o» vervangen door: artikel 35, derde lid, onderdeel e, onder 8o.
Artikel 3.8.11 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel F wordt «artikel 38» vervangen door: artikel 38a.
2. In onderdeel N, onder 2, wordt «onderdeel h» vervangen door «onderdeel i» en wordt de aanduiding «h.» vervangen door: h.
In het in artikel 3.8.18, onderdeel A, voorgestelde onderdeel l wordt na «Ziektewet» ingevoegd: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Na artikel 2.17 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 2.17a Slotbepaling betreffende artikel 2.17
Indien het bij koninklijke boodschap van 27 april 2005 ingediende voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang, de Huursubsidiewet en enige andere wetten (Kamerstukken II 2004/05, 30 097, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt wordt in artikel 2.17, vierde lid, «tegemoetkoming» vervangen door: kinderopvangtoeslag.
In de huidige situatie bedraagt de anticumulatieperiode (periode waarin een persoon met een arbeidsongeschiktheidsuitkering na werkaanvaarding zijn recht op uitkering behoudt onder aftrek van zijn loon) maximaal drie jaar. Wanneer die periode voor vier weken of langer wordt onderbroken doordat geen inkomsten uit arbeid worden genoten, wordt de genoemde periode van drie jaar geacht te zijn onderbroken. Wanneer daarna opnieuw inkomsten uit arbeid worden genoten, vangt in de uitvoeringspraktijk opnieuw een anticumulatieperiode van drie jaar aan. Met het voorgestelde artikel 50, eerste lid, WAJONG wordt een standaard anticumulatieperiode van vijf jaar voor WAJONG-gerechtigden geïntroduceerd. In het voorgestelde tweede lid van dat artikel wordt bij deze Nota van wijziging (onderdeel 25) geregeld dat na een onderbreking van deze periode met vier weken of langer waarin geen inkomsten uit arbeid worden genoten, die periode wordt «voortgezet» wanneer de betrokkene weer inkomsten uit dezelfde arbeid geniet. Ter wille van de uniformiteit in onderbrekingsregelingen wordt dit ook in de WAO (onderdeel 1) en de WAZ (onderdeel 22) geregeld. Met de zinsnede «het van de drie jaar resterende tijdvak» wordt in dit verband bedoeld: drie jaar minus de reeds «gebruikte» anticumulatie-termijn.
In artikel 1.2, onderdeel A, wordt ten onrechte verwezen naar het eerste lid. Bedoeld is te verwijzen naar artikel 1.1.1. Deze wijziging corrigeert dat.
Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) heeft naar aanleiding van de wijziging van artikel 16 van de Werkloosheidswet (WW) opgemerkt de vernummering in dat artikel ongewenst te vinden. Het huidige artikel 16, derde lid, is sinds 1 januari 1999 een begrip. Het betreft de fictieve opzegtermijnbepaling in de WW. Door de vernummering zouden een aanzienlijk aantal bepalingen in beleidsbesluiten en instructies moeten worden gewijzigd. Door het UWV is voorgesteld om terug te keren naar de aanpassing van artikel 16, tweede lid, als opgenomen in een eerder concept van het wetsvoorstel. Nu de Raad van State heeft geadviseerd de nieuwe tekst in een apart lid onder te brengen is er voor gekozen om weliswaar geen vernummering aan te brengen in artikel 16, maar de tekst onder te brengen in een toe te voegen twaalfde lid. In verband hiermee kan ook onderdeel V van artikel 1.3 vervallen.
In artikel 1.3, onderdeel O, wordt een artikel ingevoegd waarvan de inhoud ook in artikel 1.3, onderdeel J (nieuw artikel 27h WW) wordt geregeld. Bedoeld is dit artikel in de Ziektewet op te nemen, wat met deze nota van wijziging wordt bewerkstelligd. Deze omissie wordt hiermee gecorrigeerd.
In het in artikel 1.3, onderdeel W, voorgestelde artikel 128 behoort de Algemene wet bestuursrecht voluit geschreven te worden. Middels dit onderdeel wordt dit bereikt.
Abusievelijk was de inhoud van het in deze nota van wijziging voorgestelde artikel 45h van de Ziektewet als wijziging van de WW opgenomen in het wetsvoorstel. Deze omissie wordt hiermee gecorrigeerd.
In het voorgestelde artikel 76a en 76e van de Ziektewet wordt in het wetsvoorstel enkele malen verwezen naar «de werkgever als bedoeld in artikel 76». Omdat artikel 76 echter geen werkgever definieert wordt deze verwijzing gecorrigeerd.
Onderdelen 9, 11, 13, 14, 23, 28 en 32
In deze onderdelen worden enkele tekstuele omissies gecorrigeerd.
Onderdeel 10, 12 en 19, onder a
Naar aanleiding van het advies van de STAR wordt voorgesteld dat bij publieke verzekering een deel van de gedifferentieerde premie ten behoeve van de Werkhervattingskas (maximaal de helft) door de werkgever kan worden verhaald op de werknemer. Bij ministeriële regeling zullen met betrekking tot eigenrisicodragers de kosten worden bepaald die voor ten hoogste 50% kunnen worden verhaald op de werknemer.
Onderdelen 15, 16, 17, 18 en 26
Omdat de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) met deze wet wordt ingetrokken en in enkele artikelen van de Wet financiering sociale verzekeringen artikel 42 van de Wet REA wordt genoemd, wordt genoemd onderdeel aangepast. Het Reïntegratiefonds blijft bij wijze van overgangsrecht nog enige tijd bestaan ingevolge artikel 2.8 van de Invoeringswet Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
In het in artikel 1.5, onderdeel QQ, voorgestelde artikel 122d van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) is het overgangsrecht van het zelf dragen van het risico van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen geregeld. Daarbij is in het derde lid opgenomen dat de werkgever die op 31 december 2007 zelf het risico draagt van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk IIIA van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) automatisch ook met ingang van 1 januari 2008 zelf het risico draagt van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkering overeenkomstig hoofdstuk 9 van de Wet WIA. In het tot achtste lid vernummerde lid is al geregeld dat wanneer het zelf dragen van het risico van betaling van WAO-uitkering op aanvraag per 1 januari 2008 eindigt, het derde lid niet van toepassing is. Wanneer een werkgever niet zelf het risico wil dragen van betaling van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen op grond van de Wet WIA zou hij dit kunnen bereiken door het opzeggen van het zelf dragen van risico inzake de WAO, deze vormen van het zelf dragen van risico van betaling zijn immers aan elkaar gekoppeld. Omwille van inzichtelijkheid is nu in het in dit onderdeel voorgestelde zevende lid ook aangegeven wat de consequentie is van de melding van de werkgever dat hij geen eigenrisicodrager inzake de arbeidsongeschiktheidsuitkering WIA wil zijn. In dat geval moet hij voor 2 oktober 2007 daarvan melding doen aan de inspecteur met als gevolg dat deze werkgever per 1 januari 2008 geen eigenrisicodrager ten aanzien van de arbeidsongeschiktheidsuitkering WIA wordt en het eigenrisicodragerschap ten aanzien van de WAO eindigt.
In artikel 1 van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen is aangegeven wat in die wet onder het begrip werkgever en werknemer moet worden verstaan. Daarbij behoren ook de werkgever en werknemer in de zin van de Wet WIA te worden opgenomen. Uitgangspunt in de Wet WIA is dat de werkgever en de werknemer gelijk zijn aan de werkgever en de werknemer in de zin van de Ziektewet. Echter daarop worden in de Wet WIA enkele uitzonderingen gemaakt. Een verwijzing naar de werkgever en de werknemer in de zin van de Ziektewet volstaat dan ook niet in artikel 1 van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen. Deze aanpassing was echter nog niet opgenomen.
De beoogde doelgroep van het voorgestelde artikel 67c van de WAZ is, net als de doelgroep van artikel 67d, de zelfstandige die recht heeft op een WAZ-uitkering. Omdat het artikel nu spreekt van «de zelfstandige» wordt deze omissie gecorrigeerd.
In artikel 33, eerste lid, onderdeel d, van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten is ten onrechte de verwijzing naar de Wet REA niet aangepast. Met dit onderdeel wordt dit gecorrigeerd.
In de huidige situatie bedraagt de anticumulatieperiode (periode waarin een persoon met een arbeidsongeschiktheidsuitkering na werkaanvaarding zijn recht op uitkering behoudt onder aftrek van zijn loon) WAJONG maximaal drie jaar. Wanneer die periode voor vier weken of langer wordt onderbroken doordat geen inkomsten uit arbeid worden genoten, wordt de genoemde periode van drie jaar geacht te zijn onderbroken. Wanneer daarna opnieuw inkomsten uit arbeid worden genoten, vangt opnieuw een anticumulatieperiode van drie jaar aan.
Met het voorgestelde artikel 50, eerste lid, WAJONG wordt een standaard anticumulatieperiode van vijf jaar voor WAJONG-gerechtigden geïntroduceerd. Het is niet gewenst dat wanneer na een onderbreking van deze periode met vier weken of langer waarin geen inkomsten uit arbeid worden genoten, een nieuwe anticumulatieperiode van vijf jaar gaat gelden wanneer opnieuw inkomsten uit arbeid worden genoten. Indien namelijk telkens opnieuw een vaste anticumulatieperiode van vijf jaar aanvangt na een onderbreking van vier weken of langer, wordt in feite de mogelijkheid gecreëerd om een anticumulatieperiode te doen ontstaan die het gehele werkzame leven, althans een aanmerkelijk langere tijd dan vijf jaar duurt. Dit is anders bij de duur van de anticumulatie in de WAO en de WAZ waar de periode niet een vaste termijn is van, in die wetten, drie jaar, maar een termijn die ten hoogste is vastgesteld op drie jaar. Daarom wordt door toevoeging van onderdeel b aan artikel 50, tweede lid, WAJONG bewerkstelligd dat wanneer van zo'n onderbreking sprake is de periode van vijf jaar wordt onderbroken, maar die periode wordt «voortgezet» wanneer de betrokkene weer inkomsten uit arbeid geniet (uiteraard tot het moment waarop in totaal vijf jaar anticumulatie is «gebruikt»). Met de zinsnede «het van de vijf jaar resterende tijdvak» wordt in dit verband bedoeld: vijf jaar minus de reeds «gebruikte» anticumulatie-termijn.
Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat onderdeel a niet is gewijzigd.
De in artikel 76c WAJONG voorgestelde grondslag voor een ministeriële regeling waarbij het bedrag van de overgangsregeling voor REA-scholingsinstituten wordt vastgesteld, dient tevens de mogelijkheid te bieden de berekeningswijze van het desbetreffende bedrag te regelen. Deze wijziging strekt daartoe.
In artikel 1.11, onderdeel C, wordt een nieuw opschrift voor hoofdstuk VII van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers voorgesteld. Ten onrechte is in dit opschrift de term «slotbepalingen» opgenomen. In plaats daarvan moet worden verwezen naar de strafbepalingen. Dit onderdeel corrigeert dit.
In artikel 1.16, onderdeel C, wordt na artikel 51 van de Algemene Ouderdomswet een nieuw artikel ingevoegd. Ten onrechte is dit artikel ook genummerd tot artikel 51. Door middel van deze wijziging wordt het artikel genummerd tot artikel 51a.
In artikel 1.18, onderdeel C, wordt een nieuw opschrift voor hoofdstuk VII van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen voorgesteld. Daarin is de aanduiding «Hoofdstuk VII» niet opgenomen. Dit onderdeel corrigeert dit.
Artikel 7 van de Wet kinderopvang is reeds in werking getreden. Voor het tweede lid van dat artikel geldt een uitzondering: dat zal pas per 1 januari 2009 inwerkingtreden. Met de hier voorgestelde wijziging wordt verduidelijkt dat de «indien bepaling» alleen betrekking heeft op het tweede lid.
Verzuimd was in de wet een wijziging op te nemen op de Wet vermindering afdracht loonbelasting en premie voor volksverzekeringen. In artikel 1, tweede lid, onderdeel a, is opgenomen dat voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel c, van die wet loon genoten wegens tijdelijke arbeidsongeschiktheid anders dan ingevolge de WAO, Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG) niet wordt aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking. Aan deze opsomming dient ook de Wet WIA te worden toegevoegd. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt de verkeerde aanhaling van de WAO te verbeteren.
Tevens was verzuimd een wijziging op te nemen op de Wet op de ondernemingsraden. In artikel 25, eerste lid, wordt voorgeschreven dat de ondernemingsraad door de ondernemer in de gelegenheid wordt gesteld advies uit te brengen over elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling van een regeling met betrekking tot het zelf dragen van het risico van arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. In de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen is al een wijziging van artikel 25, eerste lid, onderdeel m, opgenomen, daarbij is echter nog niet meegenomen artikel 40, aanhef en eerste lid, onderdeel c, welk onderdeel het zelf dragen van het risico van betaling van een WGA-uitkering bevat. Dit onderdeel corrigeert dit. Nu het op grond van artikel 122d van de Wfsv over de jaren 2006 en 2007 niet mogelijk is om zelf het risico te dragen zoals omschreven in artikel 40, aanhef, en eerste lid, onderdeel b, maar daarvoor in de plaats men wel zelf het risico kan dragen van betaling van de WAO-uitkering is met betrekking tot artikel 25, eerste lid, onderdeel m, voor die jaren ook overgangsrecht nodig. Dit overgangsrecht is hier opgenomen door middel van het invoeren van een nieuw artikel in de Wet op de ondernemingsraden. Via dat overgangsrecht wordt bereikt dat over de jaren 2006 en 2007 de ondernemingsraad door de ondernemer in de gelegenheid wordt gesteld advies uit te brengen over elk door hem voorgenomen besluit tot vaststelling van een regeling met betrekking tot het zelf dragen van risico van de WAO-uitkering.
Bij nota van wijziging op de Wet WIA is ook in artikel 5.5 een delegatiebepaling opgenomen ten behoeve van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. In verband hiermee wordt artikel 2.1, eerste lid, onderdeel g, aangepast.
In het voorstel van wet houdende wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, de Wet kinderopvang, de Huursubsidiewet en enige andere wetten (Kamerstukken II 2004/05, 30 097, nr. 2), waarvan de beoogde inwerkingtredingsdatum 1 september 2005 is, wordt de term «tegemoetkoming»(in de kosten van de kinderopvang) vervangen door de term «kinderopvangtoeslag». Deze wijziging wordt hier doorgevoerd.
In het wetsvoorstel Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet is een wijziging van artikel 35, derde lid, van de Algemene nabestaandenwet opgenomen. De beoogde datum van inwerkingtreding van dat wetsvoorstel is 1 januari 2006. In de Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen vindt er in artikel 35, derde lid,van de Algemene nabestaandenwet een vernummering plaats waardoor de wijziging in de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet niet meer klopt, derhalve wordt in het voorgestelde onderdeel A de voorgestelde wijziging hier aangepast aan de vernummering. In het onderhavige wetsvoorstel wordt artikel 38 vernummerd tot artikel 38a. Artikel 3.8.11, onderdeel F, van de Invoerings- en aanpassingswet Zorgverzekeringswet wordt aan die vernummering aangepast middels het hier voorgestelde onderdeel B, onder 1. In het voorgestelde onderdeel B, onder 2, wordt de wijziging in onderdeel N, onder 2, in overeenstemming gebracht met de vernummering in artikel 115, eerste lid, van de Wfsv die in dit wetsvoorstel plaatsvindt. Door middel van onderdeel C wordt artikel 3.8.18 aangepast aan de invoering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30118-9.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.