30 118
Regels omtrent de invoering en financiering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede met betrekking tot de intrekking van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)

nr. 26
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID BUSSEMAKER C.S. TER VERVANGING VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 23

Ontvangen 28 juni 2005

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Na artikel 1.5, onderdeel V, wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Onderdeel Va

Na artikel 49 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 49a. Premiekorting in de vorm van teruggave uitkeringsgerechtigde werknemers met beperkingen

1. Recht op een teruggave van een deel van de betaalde basispremie als bedoeld in artikel 36 heeft de werkgever tot wie in het kalenderjaar waarin de basispremie is betaald, meer dan een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen percentage werknemers tenminste 26 weken in dienstbetrekking staan:

a. die recht hebben op een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten of in de afgelopen vijf jaren recht hadden op een dergelijke uitkering, doch die in verband met vermindering van arbeidsongeschiktheid is geëindigd;

b. aan wie op grond van een wettelijk voorschrift in verband met ziekte of gebrek een voorziening is toegekend die strekt tot behoud, herstel of bevordering van de mogelijkheid tot het verrichten van arbeid of ten behoeve van wie een subsidie voor met een voorziening verband houdende kosten is verstrekt of in de afgelopen vijf jaren een dergelijke voorziening is toegekend, doch welke is geëindigd;

c. die bij indicatiebeschikking of herindicatiebeschikking op grond van de Wet sociale werkvoorziening behoren tot de doelgroep voor de Wet sociale werkvoorziening, of in de afgelopen vijf jaren tot die doelgroep behoorde doch na een herindicatiebeschikking niet meer behoort tot die doelgroep;

d. die in de voorafgaande vijf jaren op enig moment arbeid hebben verricht op grond van de Wet sociale werkvoorziening, maar wiens dienstbetrekking op grond van die wet is geëindigd;

e. ten aanzien van wie op grond van een medisch-arbeidskundige beoordeling is vastgesteld dat zij in verband met ziekte of gebrek een belemmering hebben bij het verkrijgen of verrichten van arbeid of ten aanzien van wie dat in de afgelopen vijf jaren op enig moment is vastgesteld.

2. De teruggave bedraagt A x B, waarbij:

A staat voor het deel van het aantal werknemers als bedoeld in het eerste lid, van het totaal aantal werknemers die in ten minste 26 weken van het kalenderjaar, waarin de basispremie is betaald, in dienstbetrekking met de werkgever arbeid hebben verricht; en

B staat voor het totale bedrag van de basispremie, bedoeld in artikel 36, dat in dat kalenderjaar door de werkgever is betaald.

3. Het eerste lid is niet van toepassing op:

a. werknemers die de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt;

b. personen die werkzaam zijn als werknemer in de zin van de Wet sociale werkvoorziening of op een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7 van die wet.

4. Ten aanzien van een werknemer als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt na afloop van de daar bedoelde periode van vijf jaren onmiddellijk opnieuw vastgesteld of die werknemer in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid.

5. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, geschiedt door het UWV ten aanzien van de persoon die:

a. recht heeft op doorbetaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, na daarover geadviseerd te zijn door de arbodienst of de bedrijfsarts van de werkgever die het loon bij ziekte van de werknemer doorbetaalt, in welk advies wordt aangegeven of de werknemer, naar het oordeel van de arbodienst of de bedrijfsarts in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid, met toepassing van een voorziening de eigen arbeid kan blijven verrichten, of bij dezelfde werkgever al dan niet met toepassing van een voorziening in een andere functie arbeid kan verrichten;

b. recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet, de Werkloosheidswet of de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria;

c. ingezetene is als bedoeld in artikel 3 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

d. als overheidswerknemer recht heeft op bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt op grond van artikel 76a van de Ziektewet na daarover op overeenkomstige wijze als bedoeld in onderdeel a, geadviseerd te zijn door de arbodienst of de bedrijfsarts van de werkgever die de bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt bij ziekte van de werknemer betaalt;

e. als gewezen overheidswerknemer recht heeft op bezoldiging of hetgeen daarmee overeenkomt of recht heeft op een wachtgeld als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen.

6. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, ten aanzien van de persoon die uitsluitend recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen kunstenaars geschiedt door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin die persoon woonachtig is.

7. De vaststelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, ten aanzien van de persoon die uitsluitend recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en ten aanzien van de persoon voor wie de vaststelling, bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, niet is opgedragen aan het UWV of de colleges van burgemeester en wethouders geschiedt door het het college van burgemeester en wethouders van de gemeente, waarin hij woonachtig is, indien hij als werkloos werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen is geregistreerd.

8. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder bedrijfsarts: de persoon, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, die belast is met de bijstand, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van die wet.

9. Bij algemene maatregel van bestuur worden nadere regels gesteld voor het eerste en tweede lid in ieder geval voor de wijze waarop het percentage, bedoeld in het eerste lid wordt berekend en met betrekking tot de wijze waarop het deel van de werknemers, bedoeld in het eerste lid, dat bij de werkgever in dienst is, wordt vastgesteld.

10. De algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste en negende lid, wordt aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd. Hij treedt in werking op een tijdstip dat nadat vier weken na de overlegging zijn verstreken bij koninklijk besluit wordt vastgesteld, tenzij binnen die termijn door of namens een der kamers de wens te kennen wordt gegeven dat het onderwerp van de algemene maatregel van bestuur bij wet wordt geregeld. In dat geval wordt een daartoe strekkend voorstel van wet zo spoedig mogelijk ingediend. Indien het voorstel van wet wordt ingetrokken of indien een van de beide kamers van de Staten-Generaal besluit het voorstel niet aan te nemen wordt de algemene maatregel van bestuur ingetrokken.

II

In artikel 1.5, onderdeel LL, wordt, onder vernummering van het achtste lid tot negende lid, een lid ingevoegd luidende:

8. In het tot onderdeel k verletterde onderdeel wordt «premiekorting» vervangen door: premiekortingen .

Toelichting

Met dit amendement wordt een premiekorting in de vorm van een teruggave geïntroduceerd voor werkgevers die bovengemiddeld veel arbeidsgehandicapten in dienst hebben («progressieve afdrachtskorting»). Als een werkgever aan die voorwaarde voldoet, krijgt hij na afloop van het berekeningsjaar een percentage van zijn betaalde WAO/WIA-basispremie terug dat gelijk is aan het percentage arbeidsgehandicapten in zijn onderneming.

Werkgevers krijgen dankzij dit amendement een stimulans om arbeidsgehandicapten in dienst te nemen. Vooral voor werkgevers met een percentage arbeidsgehandicapten dat net onder het gemiddelde zit, is het met deze regeling heel voordelig om meer arbeidsgehandicapten in dienst te nemen. Immers, zodra zij boven het gemiddelde uitkomen krijgen zij voor elke arbeidsgehandicapte die zij in dienst hebben, een korting die volgens een schatting van het Centraal Planbureau circa € 1100 bedraagt.

Deze premiekorting komt ten laste van het Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof). De premiekorting kan ex ante budgettair neutraal worden gefinancierd door de WAO-basispremie zodanig te verhogen dat deze verhoging even veel oplevert als aan korting wordt gegeven. Met deze vormgeving kan volgens het CPB ex post een structurele besparing van circa 65 miljoen euro worden geboekt dankzij vermindering van het aantal arbeidsongeschiktheidsuitkeringen.

De korting is geformuleerd als het deel arbeidsgehandicapte werknemers van het totaal aantal werknemers. De korting is gelijk aan dit deel van de in totaal betaalde basispremie. Om in deze berekening mee te tellen, moeten de werknemers ten minste 26 van de 52 weken in dienst zijn.

Indien de werkgever ook oudere werknemers in dienst heeft hoeft hij voor die werknemers geen basispremie te betalen. In dat geval is het bedrag van de basispremie die verschuldigd is, al lager. Werkgevers profiteren dus dubbel als zij bovengemiddeld veel arbeidsgehandicapten in dienst hebben en deze arbeidsgehandicapten ouder zijn dan 55 (of ouder dan 50 als zij nieuw in dienst zijn genomen).

In dit amendement is uitgebreid geformuleerd op welke werknemers de korting betrekking heeft (lid 1, onderdeel a tot en met e, en de leden 4 tot en met 9). Deze formulering is gekopieerd uit de huidige wet REA. In dit amendement kan niet worden volstaan met een verwijzing naar die wet, omdat die wet naar verwachting wordt ingetrokken.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over (de berekening van) het gemiddelde aantal arbeidsgehandicapten. Deze AMvB wordt met een zware voorhangprocedure voorgelegd aan het parlement.

Bussemaker

Vendrik

De Wit

Naar boven