30 118
Regels omtrent de invoering en financiering van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen alsmede met betrekking tot de intrekking van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet Invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen)

nr. 24
AMENDEMENT VAN HET LID BUSSEMAKER C.S.

Ontvangen 27 juni 2005

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

I

Het in artikel 1.4, onderdeel G, voorgestelde artikel 29b wordt als volgt gewijzigd:

A. Het tweede lid komt te luiden:

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op:

a. de werknemer die, onmiddellijk voorafgaand aan een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, 4 of 5, naar het oordeel van de Centrale organisatie werk en inkomen een structurele functionele beperking had en voor wiens ondersteuning bij arbeidsinschakeling het college van burgemeester en wethouders, onmiddellijk voorafgaand aan die dienstbetrekking, op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, verantwoordelijk was; en

b. de persoon ten aanzien van wie op grond van een medisch-arbeidskundige beoordeling is vastgesteld dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid.

B. Na het laatste lid worden vijf leden toegevoegd, luidende:

10. De vaststelling, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, geschiedt door het UWV ten aanzien van de persoon die:

a. recht heeft op doorbetaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, na daarover geadviseerd te zijn door de arbodienst of de bedrijfsarts van de werkgever die het loon bij ziekte van de werknemer doorbetaalt, in welk advies wordt aangegeven of de werknemer, naar het oordeel van de arbodienst of de bedrijfsarts in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid, met toepassing van een voorziening de eigen arbeid kan blijven verrichten, of bij dezelfde werkgever al dan niet met toepassing van een voorziening in een andere functie arbeid kan verrichten;

b. recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet, de Werkloosheidswet of de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria;

c. ingezetene is als bedoeld in artikel 3 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

d. als overheidswerknemer als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, recht heeft op bezoldiging of uitkering ingeval van ziekte als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van die wet, na daarover op overeenkomstige wijze als bedoeld in onderdeel a, geadviseerd te zijn door de arbodienst of de bedrijfsarts van de werkgever die de bezoldiging of de uitkering bij ziekte van de werknemer betaalt;

e. als gewezen overheidswerknemer recht heeft op bezoldiging of uitkering in geval van ziekte als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen of recht heeft op een wachtgeld als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van die wet.

11. De vaststelling, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, ten aanzien van de persoon die uitsluitend recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen kunstenaars geschiedt door het gemeentebestuur van de gemeente waarin die persoon woonachtig is.

12. De vaststelling, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, ten aanzien van de persoon die uitsluitend recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en ten aanzien van de persoon voor wie de vaststelling, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, niet is opgedragen aan het UWV of de gemeenten geschiedt door het gemeentebestuur van de gemeente, waarin hij woonachtig is, indien hij als werkloos werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen is geregistreerd.

13. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder bedrijfsarts: de persoon, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, die belast is met de bijstand, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van die wet.

14. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het tweede lid, onderdeel b.

II

Aan het in artikel 1.5, onderdeel V, voorgestelde artikel 49 worden zes leden toegevoegd, luidende:

6. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op:

a. de werknemer die, onmiddellijk voorafgaand aan een dienstbetrekking als bedoeld in artikel 3, 4 of 5, naar het oordeel van de Centrale organisatie werk en inkomen een structurele functionele beperking had en voor wiens ondersteuning bij arbeidsinschakeling het college van burgemeester en wethouders, onmiddellijk voorafgaand aan die dienstbetrekking, op grond van artikel 7, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet werk en bijstand, verantwoordelijk was; en

b. de persoon ten aanzien van wie op grond van een medisch-arbeidskundige beoordeling is vastgesteld dat hij in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid.

7. De vaststelling, bedoeld in het zesde lid, onderdeel b, geschiedt door het UWV ten aanzien van de persoon die:

a. recht heeft op doorbetaling van loon als bedoeld in artikel 629 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, na daarover geadviseerd te zijn door de arbodienst of de bedrijfsarts van de werkgever die het loon bij ziekte van de werknemer doorbetaalt, in welk advies wordt aangegeven of de werknemer, naar het oordeel van de arbodienst of de bedrijfsarts in verband met ziekte of gebrek een belemmering heeft bij het verkrijgen of verrichten van arbeid, met toepassing van een voorziening de eigen arbeid kan blijven verrichten, of bij dezelfde werkgever al dan niet met toepassing van een voorziening in een andere functie arbeid kan verrichten;

b. recht heeft op een uitkering op grond van de Ziektewet, de Werkloosheidswet of de Tijdelijke wet beperking inkomensgevolgen arbeidsongeschiktheidscriteria;

c. ingezetene is als bedoeld in artikel 3 van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt;

d. als overheidswerknemer als bedoeld in artikel 1, onderdeel l, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen, recht heeft op bezoldiging of uitkering ingeval van ziekte als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van die wet, na daarover op overeenkomstige wijze als bedoeld in onderdeel a, geadviseerd te zijn door de arbodienst of de bedrijfsarts van de werkgever die de bezoldiging of de uitkering bij ziekte van de werknemer betaalt;

e. als gewezen overheidswerknemer recht heeft op bezoldiging of uitkering in geval van ziekte als bedoeld in artikel 1, onderdeel e, van de Wet overheidspersoneel onder de werknemersverzekeringen of recht heeft op een wachtgeld als bedoeld in artikel 1, onderdeel r, van die wet.

8. De vaststelling, bedoeld in het zesde lid, onderdeel b, ten aanzien van de persoon die uitsluitend recht heeft op een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen of de Wet werk en inkomen kunstenaars geschiedt door het gemeentebestuur van de gemeente waarin die persoon woonachtig is.

9. De vaststelling, bedoeld in het zesde lid, onderdeel b, ten aanzien van de persoon die uitsluitend recht heeft op een uitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en ten aanzien van de persoon voor wie de vaststelling, bedoeld in het zesde lid, onderdeel b, niet is opgedragen aan het UWV of de gemeenten geschiedt door het gemeentebestuur van de gemeente, waarin hij woonachtig is, indien hij als werkloos werkzoekende bij de Centrale organisatie werk en inkomen is geregistreerd.

10. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder bedrijfsarts: de persoon, bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet 1998, die belast is met de bijstand, bedoeld in artikel 14, eerste lid, onderdeel b, van die wet.

11. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot het zesde lid, onderdeel b.

Toelichting

Met dit amendement wordt geregeld dat mensen gebruik kunnen maken van no risk polis Ziektewet en van de premiekorting, als van hen op grond van een medisch-arbeidskundige beoordeling is vastgesteld dat zij in verband met ziekte of gebrek een belemmering hebben bij het verkrijgen of verrichten van arbeid. Deze omschrijving sluit aan bij de definitie van «arbeidsgehandicapte» in de wet REA, die ook de zogeheten gemeentelijke doelgroep omvat. Dat is een uitbreiding van de doelgroep ten opzichte van het door de regering voorgestelde artikel 29b, lid 2 van de Ziektewet. Daarin worden alleen mensen genoemd met «structurele functionele beperkingen» waarvan volgens de minister van SZW, tijdens het wetgevingsoverleg van 13 juni 2005, zonder voorziening hun beperkingen «vergelijkbaar zijn met een arbeidsongeschiktheid van ten minste 35%». Daarmee is die groep kleiner dan de groep die is bedoeld in de wet REA. Met dit amendement wordt deze beperking ongedaan gemaakt.

Onderdeel I van dit amendement heeft betrekking op de no risk polis Ziektewet. Onderdeel II heeft betrekking op de premiekorting in de Wet financiering sociale verzekeringen. In beide onderdelen is ook (net als in de huidige wet REA) opgenomen welke instantie de medisch-arbeidskundige beoordeling uitvoert, waaruit blijkt of iemand in verband met ziekte of gebrek een belemmering ondervindt die arbeid hindert.

Bussemaker

Vendrik

De Wit

Naar boven