Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 maart 2016
Met deze brief wil ik u informeren over een specifiek uitvoeringsvraagstuk dat aan
het licht is gekomen bij de toepassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen
publieke en semipublieke sector (WNT) bij het opstellen van de jaarverslagen van het
Rijk over 2015.
Artikel 4.1 van de WNT vereist volledige openbaarmaking van de genormeerde bezoldiging
en uitkering wegens beëindiging van het dienstverband ten aanzien van de topfunctionarissen.
Daarnaast is het op grond van artikel 4.2 van de WNT verplicht ten aanzien van niet-topfunctionarissen in dienstbetrekking in de jaarstukken een verantwoording op te nemen van
zowel bezoldigingen boven de WNT-norm, als niet op een algemeen verbindend verklaarde
CAO of wettelijk voorschrift gebaseerde uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband
boven die norm (in 2015: € 178.000).
Bij het opstellen van de jaarverslagen van het Rijk over 2015 is aan het licht gekomen
dat het nakomen van deze op artikel 4.2 van de WNT berustende openbaarmakingsplicht
ten aanzien van niet-topfunctionarissen bij sommige onderdelen van het Rijk niet volledig kan worden toegepast. Het gaat
concreet om de verantwoording van uitkeringen wegens beëindiging van het dienstverband
die voortvloeien uit contractovernames door een zogeheten mobiliteitsbureau.
De diensten van mobiliteitsbureaus zijn te beschouwen als een HR-instrument om niet binnen de organisatie herplaatsbare medewerkers weer mobiel te maken.
De kern is dat de arbeidsrelatie van de medewerker wordt overgenomen voor een aantal
jaren met behoud van bestaande arbeidsvoorwaarden en pensioenopbouw. Gedurende de
contractperiode begeleidt het bureau de kandidaat naar een andere functie. Na afloop
van de contractperiode heeft de voormalige werkgever geen enkele verplichting meer
aan de kandidaat. De voormalige werkgever betaalt het mobiliteitsbureau (meestal vooraf)
de totale bezoldiging voor de duur van de contractovername, plus eventuele opslagpercentages,
opleidingskosten en jaarlijkse vaste kosten i.v.m. de contractovername.
Op grond van bovenstaande overwegingen heb ik in een beleidsregel vastgelegd dat indien
volledige verantwoording ten aanzien van niet-topfunctionarissen op dit onderdeel over de verslagjaren tot en met 2015 niet mogelijk
is, geen toezicht op de naleving van deze openbaarmakingsverplichting zal worden uitgeoefend
en evenmin handhavend zal worden opgetreden bij niet-naleving van die verplichting.
De beleidsregel met toelichting is bij deze brief gevoegd1 en zal een dezer dagen ook in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.H.A. Plasterk